Sinds juli 2009 worden voor administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) administratiekosten in rekening gebracht.
Vanaf 1 oktober 2012 worden ook administratiekosten doorberekend voor geldboeten die
een strafrechtelijke grondslag hebben (bijvoorbeeld de boetevonnissen die een rechter
oplegt of een strafbeschikking die het OM en de politie uitvaardigen). Uitgangspunt
bij de heffing op de boete is dat de overtreder opdraait voor de kosten. Met de onderhavige
regeling wordt per 1 januari 2016 het doorberekende bedrag aan administratiekosten
verhoogd van € 7,– naar € 9,–. De aanpassing van dit bedrag volgt uit de nieuwe berekening
van de integrale kostprijs van de inning van de administratieve sancties en de geldboeten
(hierna aangeduid als: geldelijke sancties) per 1 januari 2016.
De stijging van de kosten in de afgelopen jaren komt onder meer door investeringen
van het ministerie in ICT en in de uitvoeringsketen, inflatie en doordat het Centraal
Justitieel Incassobureau (CJIB) meer maatwerk levert met bijvoorbeeld ruimere mogelijkheden
van gespreide betalingen en een persoonsgerichte aanpak bij betalingsproblemen. Verder
zijn administratieve taken van de politie in de verwerking van boetes overgeheveld
naar het CJIB, zodat er meer blauw ingezet kan worden in de handhaving en voor noodhulp.
Onderstaand worden de uitgangspunten toegelicht die bij de berekening van de hoogte
van het vanaf 1 januari 2016 door te berekenen bedrag worden gehanteerd.
Voor de hoogte van het door te berekenen bedrag zijn de in totaliteit geraamde directe
en indirecte kosten die betrekking hebben op het proces van de inning van geldelijke
sancties bepalend. Het gaat met andere woorden om de geraamde integrale kostprijs
vanaf het uitvoeringsjaar 2016 van geldelijke sancties. Hieruit vloeit voort dat er
geen kosten worden doorberekend die betrekking hebben op andere processen van het
Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) dan die voortkomen uit het inningsproces
van geldelijke sancties.
De hoogte van de geraamde integrale kostprijs van de inning van een geldelijke sanctie
wordt enerzijds bepaald door de prognose van het aantal te incasseren geldelijke sancties
in het jaar van inwerkingtreding van deze regeling (het uitvoeringsjaar 2016). De
basis voor deze prognose is het volumeniveau, zoals is opgenomen in de agentschapsparagraaf
van het CJIB, als onderdeel van de Ontwerpbegroting VenJ 2016. Dit volumeniveau is
op het moment van het opstellen van deze regeling de meest actuele prognose. Anderzijds
zijn de begrote kosten van het inningsproces door het CJIB bepalend. Voor de berekening
van het kostenniveau van het inningsproces wordt het vastgestelde kostprijsmodel van
het CJIB gehanteerd. Met dit model wordt geborgd dat de toerekening van directe en
indirecte kosten aan de diverse producten van het CJIB, waaronder de geldelijke sancties
volgens een bestendige gedragslijn plaatsvindt.
Het door te berekenen bedrag aan administratiekosten gaat uit van de op bovenstaande
wijze geraamde integrale kostprijs van de inning van een geldelijke sanctie. Daarbij
vindt een noodzakelijke correctie plaats vanwege het uitgangspunt dat ook de gemaakte
kosten voor uiteindelijk niet-geïnde geldelijke sancties verdisconteerd worden in
het in rekening te brengen bedrag.
Het aldus berekende bedrag aan door te belasten administratiekosten is afgerond op
hele euro’s en vastgesteld op € 9.