Kennisgeving van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 15 oktober 2015, nr. WJZ/15131976, houdende een ontwerpwijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met aanpassingen in bijlage D en bijlage I

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 43 van de Meststoffenwet in samenhang met artikel 3:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Maakt bekend:

Een ontwerpwijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met aanpassingen op diverse terreinen, zoals opgenomen in de bijlage bij deze kennisgeving, ligt ter inzage.

Gedurende zes weken na de dagtekening van deze Staatcourant kan het ontwerp op werkdagen tussen 09.00 uur en 12.00 uur en tussen 14.00 uur en 17.00 uur worden ingezien op Bezuidenhoutseweg 73, 2594 AC, Den Haag.

Gedurende dezelfde termijn kan eenieder schriftelijk zijn zienswijze met betrekking tot de ontwerpwijziging kenbaar maken aan:

De Staatssecretaris van Economische Zaken

Directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit t.a.v. Zienswijze wijziging Urm

Postbus 20401

2500 EK Den Haag.

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met het secretariaat van het Programma Mest: 070-3798952.

Het ontwerp is eveneens in te zien via www.internetconsultatie.nl.

BIJLAGE

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 12, derde lid, van de Meststoffenwet, 28, tweede lid, onderdeel b, 70, eerste lid, onderdelen a en c, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Tabel I, van bijlage D, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Voor de diersoort Ovies Aries (Schaap) komt de tabel te luiden:

    Schapen voor de vlees- en melkproductie (alle vrouwelijke schapen die ten minste eenmaal hebben gelammerd, inclusief alle schapen tot ca. 25 kg voor zover gehouden op het bedrijf waar deze schapen geboren zijn en rammen),

    550

    alle

    0,5

    9,9

    3,3

    Vleesschapen tot ca. 4 maanden

    551

    alle

    -6

    0,9

    0,3

    Opfokooien, weideschapen en vleesschapen vanaf ca. 4 maanden

    552

    alle

    7,2

    2,2

  • 2. Voor de diersoort Capra hircus (Geit) komt de tabel te luiden:

    Melkgeiten (alle vrouwelijke geiten die ten minste eenmaal hebben gelammerd, inclusief pasgeboren lammeren en geslachtsrijpe bokken)

    600

    alle

    0,76

    10,2

    4,7

    Opfokgeiten en vleesgeiten tot ca. 3 maanden

    601

    alle

    0,1

    0,9

    0,4

    Opfokgeiten van ca. 3 maanden tot en met 1 jaar

    602

    alle

    0,73

    7,4

    3,1

  • 3. Voor de diersoort Equus caballus (Paard) komt de tabel te luiden:

    Pony’s

    941

    alle

    4,4

    29,3

    11,7

    Paarden

    943

    alle

    7,8

    53,7

    22,4

  • 4. Voor de diersoort Equus asinus (Ezel) komt de tabel te luiden:

    Ezels

    96

    alle

    3,6

    19,3

    8,4

  • 5. Voor de diersoort Sus scrofa (Varken) komt de tabel te luiden:

    Fokzeugen waarvan de gespeende biggen op een ander bedrijf worden gehouden (ten minste eenmaal gedekte of geïnsemineerde zeugen, guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn en waarvan de gespeende biggen aan een ander bedrijf worden geleverd).

    400

    Vaste mest,

    Emissiearm

    1,03

    19,6

    2,1

    Vaste mest, overig

    1,03

    17,9

    3,8

    Drijfmest, emissiearm

    1,4

    19,7

    2,0

    Drijfmest, overig

    1,4

    17,2

    4,5

    Fokzeugen inclusief biggen tot een gewicht van 25 kg (ten minste éénmaal gedekte of geïnsemineerde zeugen, guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg.

    401

    Vaste mest,

    Emissiearm

    2,0

    27,4

    2,9

    Vaste mest, overig

    2,0

    25,0

    5,3

    Drijfmest, emissiearm

    2,5

    27,5

    2,8

    Drijfmest, overig

    2,5

    24,1

    6,2

    Opfokzeugen en -beren van ca 25 kg tot geslachtsrijpheid

    404

    Vaste mest,

    emissiearm

    0,81

    13,9

    1,6

    Vaste mest, overig

    0,81

    12,6

    3,0

    Drijfmest, emissiearm

    0,91

    13,3

    2,3

    Drijfmest, overig

    0,91

    11,1

    4,5

    Dekberen en zoekberen, geslachtsrijp

    406

    Vaste mest,

    emissiearm

    1,3

    20,1

    3,5

    Vaste mest, overig

    1,3

    19,1

    4,5

    Drijfmest, emissiearm

    1,8

    19,7

    3,9

    Drijfmest, overig

    1,8

    18,4

    5,2

    Gespeende biggen tot ca 25 kg zonder moederdier op eigen bedrijf

    407

    Vaste mest,

    Emissiearm

    0,25

    3,5

    0,4

    Vaste mest, overig

    0,25

    3,2

    0,7

    Drijfmest, emissiearm

    0,3

    3,5

    0,4

    Drijfmest, overig

    0,3

    3,1

    0,8

    Vleesvarkens

    411

    Vaste mest,

    emissiearm

    0,71

    11,1

    1,3

    Vaste mest, overig

    0,71

    10,1

    2,3

    Drijfmest, emissiearm

    0,75

    10,6

    1,8

    Drijfmest, overig

    0,75

    8,9

    3,5

  • 6. Voor de diersoort Gallus gallus (kip) komt de tabel te luiden:

    Leghennen en (groot)ouderdieren jonger dan 18 weken

    300

    Drijfmest

    0,012

    0,33

    0,020

    Deeppitstal

    0,004

    0,10

    0,245

    Mestbanden

    0,007

    0,33

    0,024

    Volièrestal

    0,009

    0,30

    0,053

    overig

    0,007

    0,21

    0,136

             

    Leghennen en (groot)ouderdieren 18 weken en ouder

    301

    Drijfmest

    0,025

    0,72

    0,049

    Deeppitstal

    0,006

    0,19

    0,578

    Mestbanden

    0,014

    0,73

    0,039

    Volièrestal

    0,018

    0,67

    0,098

    overig

    0,015

    0,59

    0,184

             

    (Groot)ouderdieren van vleeskuikens jonger dan 20 weken

    310

    alle

    0,004

    0,12

    0,237

             

    (Groot)ouderdieren van vleeskuikens 20 weken en ouder

    311

    Emissiearm

    0,018

    0,89

    0,225

    overig

    0,018

    0,64

    0,478

             

    Vleeskuikens (kippen die worden gehouden voor de slacht)

    312

    Emissiearm

    0,011

    0,46

    0,036

    overig

    0,011

    0,42

    0,078

             
  • 7. Voor de diersoort Meleagris gallopavo (Kalkoen) komt de tabel te luiden:

    Jonge kalkoenen (hennen en hanen voor de productie van broedeieren van ca. 0 weken tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf)

    200

    Alle

    0,011

    0,31

    0,14

    Opfokkalkoenen (hennen en hanen voor de productie van broedeieren van ca. 6 weken tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf)

    201

    Alle

    0,071

    1,68

    0,77

    Kalkoenen ouderdieren (hennen en hanen voor de productie van broedeieren van ca. 30 weken en ouder)

    202

    Alle

    0,073

    1,69

    0,78

    Vleeskalkoenen (kalkoenen die worden gehouden voor de slacht)

    210

    Alle

    0,048

    1,21

    0,56

  • 8. Voor de diersoort Mustela vison (Nerts) komt de tabel te luiden:

    Fokteven, (alle vrouwelijke dieren, die tenminste eenmaal zijn gedekt, met bijbehorende reuen en jongen, en nertsen voor pelsproductie)

    75

    Alle

    0,039

    2,0

    0,2

  • 9. Na de tabel voor de diersoort Oryctolagus cuniculus (Konijn) wordt een regel ingevoegd, luidende:

Overige diersoorten

  • 10. De tabellen voor de diersoorten Rattus norvegicus (Bruine rat), Mus musculus (Tamme muis), Cavia porcellus (Cavia), Mesocricetus auratus (Goudhamster), Meriones unguiculatus (Gerbil) worden vervangen door:

    Rattus norvegicus (Bruine rat), Mus musculus (Tamme muis), Cavia porcellus (Cavia), Mesocricetus auratus (Goudhamster), Meriones unguiculatus (Gerbil)

    (vrouwelijke geslachtsrijpe dieren)

    15

    Alle

    0,054

    0,65

    0,65

  • 11. De tabellen voor de diersoorten Struthio camelus (Struisvogel), Dromaius novaehollandiae (Emoe) en Rhea Americana (Nandoe) worden vervangen door:

    Struthio camelus (Struisvogel), Dromaius novaehollandiae (Emoe) en Rhea Americana (Nandoe)(vrouwelijke geslachtsrijpe dieren)

    25

    Alle

    0,56

    12,3

    12,3

  • 12. De tabellen voor de diersoorten Anser cygnoides (Knobbelgans) en Anser anser (Grauwe gans) worden vervangen door:

    Anser cygnoides (Knobbelgans) en Anser anser (Grauwe gans)

    28

    Alle

    0,086

    3,2

    3,2

  • 13. De tabellen voor de diersoorten Numida meleagris (Helmparelhoen), Phasianus colchicus (Fazant), Perdix perdix (Patrijs) en Columbia livia (Vleesduif) worden vervangen door:

    Phasianus colchicus (Fazant), Perdix perdix (Patrijs) (vrouwelijke geslachtsrijpe dieren)

    35

    Alle

    0,006

    0,12

    0,12

                 

    Columbia livia (Vleesduif),

    Numida meleagris (Helmparelhoen),

    (vrouwelijke geslachtsrijpe dieren en voor vleesduiven ook de vleeskuikens)

    37

    emissiearm

    0,009

    0,46

    0,036

    overig

    0,009

    0,42

    0,078

  • 14. Voor de diersoort Anas plathyrhynchos (Peking eend) komt de tabel te luiden:

    Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)

    801

    Vaste mest

    0,028

    0,59

    0,184

       

    Drijfmest

    0,081

    0,60

    0,165

    Ouderdieren van vleeseenden in opfok (opfokperiode tot 20 weken)

    802

    Vaste mest

    0,037

    0,72

     

    0,214

       

    Drijfmest

    0,110

    0,74

    0,203

    Ouderdieren van vleeseenden (legperiode vanaf 20 weken)

    803

    Vaste mest

    0,045

    0,86

    0,252

       

    Drijfmest

    0,130

    0,87

    0,240

  • 15. Voetnoot 6 aan het slot van de tabel komt te luiden:

    6 De mestproductie van deze dieren is reeds verrekend in het forfait van de schapen voor de vlees- en melkproductie.

B

Tabel III, van bijlage D, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In de categorie Gallus gallus (Kip) wordt de rij

    Opfokhennen/hanen van ongeveer 19 weken

    0,0690

    0,0250

    0,0335

    0,0123

    vervangen door:

    Opfokhennen/hanen van ongeveer 20 weken

    0,081

    0,028

    0,0336

    0,0115

  • 2. In de categorie Gallus gallus (Kip) wordt de rij

    Ouderdieren vleesrassen ouder dan 19 weken

    0,116

    0,052

    0,0290

    0,0130

    vervangen door:

    Ouderdieren vleesrassen ouder dan 20 weken

    0,121

    0,052

    0,0292

    0,0125

  • 3. In de categorie Gallus gallus (Kip) komt de rij met betrekking tot de vleeskuikens te luiden:

    Vleeskuikens – kip

    0,065

    0,023

    0,0283

    0,0101

  • 4. De rijen inzake de diersoort Vulpes vulpes (Vos) en Alopex lagopus (Blauwvos) en de bijbehorende rijen vervallen.

C

In bijlage I, tabel I vervalt de rij inzake de diersoort Vossen.

D

In bijlage I, tabel II, wordt de rij met betrekking champost vervangen door:

Champost**

110

6,7

3,6

Gescheiden champost**

117

7,1

4,1

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

De regeling strekt tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna ook: Urm) in verband met de actualisatie van diverse forfaits. Zo worden de excretieforfaits van andere diersoorten dan rundvee geactualiseerd alsmede de forfaits voor de mestsamenstelling per diersoort. Ook worden forfaitaire gehalten voor champost aangepast. In het navolgende wordt nader op de verschillende wijzigingen ingegaan. De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft geadviseerd over de harmonistie van de diercategorieen en over de hoogte van de forfaits. Het advies van de CDM is gevolgd bij de voorliggende wijziging van de dierlijke forfaits, omdat de CDM hierbij gebruik heeft gemaakt van de laatste stand van de wetenschapen actuele kennis van de bedrijfsvoering in verschillende sectoren. De adviezen van de CDM op basis waarvan de wijzigingen tot stand zijn gekomen zijn te vinden op de CDM website: http://www.wageningenur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Commissie-van-Deskundigen-Meststoffenwet-CDM/Documenten.htm

§ 2. Harmonisatie diergebonden forfaits

De forfaits in bijlage D worden gebruikt om voor bedrijven waar dieren worden gehouden mineralenbalansen te kunnen opmaken en daarmee bijvoorbeeld te kunnen bepalen of een bedrijf voldoende mest op de juiste manier heeft afgevoerd en of een bedrijf voldoende mestopslagcapaciteit heeft.

De diercategorie-indeling in de Urm wordt geharmoniseerd met die van de op biologische wijze gehouden dieren in de Regeling dierlijke producten. Dit is nodig om voor de biologisch gehouden dieren berekeningen te kunnen doen met de nieuwste wetenschappelijke inzichten, die vaak de indeling van gangbaar gehouden dieren als uitgangspunt hebben, en om in de toekomst nieuwe inzichten makkelijker te kunnen verwerken. Bij het advies van de CDM hierover is ook gekeken naar de diercategorie-indeling van de Regeling ammoniak en veehouderij, de regelgeving omtrent de landbouwtelling en de indeling die wordt gebruikt door de Werkgroep Uniformering Mestcijfers en het National Emission Model for Agriculture (NEMA). In deze harmonisatie is rekening gehouden met de nieuwste ontwikkelingen in verschillende sectoren. De CDM heeft een advies uitgebracht over een nieuwe geharmoniseerde indeling (zie Groenestein et al. (2014) “Harmonisatie Diercategorieën”). Dat advies is overgenomen. De nieuwe indeling zal zowel in de Urm als in de Regeling dierlijke producten op dezelfde manier worden gebruikt. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Voor de (groot) ouderdieren van vleeskuikens wordt de leeftijdsgrens tussen de diercategorieën aangepast van 18 naar 20 weken. Dit vloeit voort uit de latere leeftijd dat de dieren tegenwoordig van het ene naar het andere bedrijf gaan.

  • Voor varkens zijn ter vereenvoudiging drie categorieën opfokzeugen en opfokberen samengevoegd tot een categorie en slachtzeugen is als aparte categorie geschrapt.

  • Voor schapen en geiten zijn de categorieën veranderd omdat de oude indeling niet meer aansloot bij de huidige houderijpraktijk.

  • Voor de kleinere diercategorieën zijn een aantal diercategorieën die voorheen aparte forfaits hadden samengevoegd ter vereenvoudiging. Ratten, tamme muizen, cavia’s, goudhamsters en gerbils hebben voortaan dezelfde forfaits. Hetzelfde geldt voor struisvogels, emoe’s en nandoe’s. Grauwe ganzen en Knobbelganzen hebben dezelfde forfaits. Fazanten en patrijzen hebben dezelfde forfaits. Helmparelhoenen en vleesduiven hebben dezelfde forfaits.

De CDM heeft voorts geadviseerd tabel I van bijlage D bij de Urm aan te passen op basis van de geadviseerde geharmoniseerde diercategorieën en de laatste stand van de wetenschap (zie Groenestein et al. 2015, “Stikstof en fosfaatexcretie van gangbaar en biologisch gehouden landbouwhuisdieren”). De cijfers zijn voor zover mogelijk gebaseerd op de WUM-systematiek (Werkgroep Uniformering Mestcijfers). Met de WUM-systematiek worden de forfaits op een net iets andere wijze berekend dan voorheen en is gebruik gemaakt van zo recent mogelijke actuele gegevens. Daar waar diercategorieën zijn veranderd als gevolg van de bovengenoemde harmonisatie is ook een cijfer voor de excretie tussen 1 augustus en 1 maart opgenomen. Voor niet gewijzigde diercategorieën heeft de CDM geadviseerd de huidige forfaits voor de excretie tussen 1 augustus en 1 maart te handhaven. Dit advies is integraal overgenomen.

Ten aanzien van de forfaits voor staldieren uit tabel III van bijlage D heeft de CDM de volgende aanpassingen voorgesteld.

Voor vleeskuikens heeft de CDM geadviseerd om de forfaits van stikstof en fosfaatgehalten in vleeskuikens te herzien op basis van het rapport van Bikker et al. 2014 (“Review forfaits vleeskuikens – Uitvoeringsregeling Meststoffenwet”). Dit advies is overgenomen.

Ook voor vleeskuikenouderdieren heeft de CDM heeft geadviseerd de forfaits van aan te passen (Zie Groenestein et al. (2014) “Review forfaits vleeskuikenouderdieren – Uitvoeringsregeling Meststoffenwet”). De gehaltes van stikstof en fosfaat in ouderdieren zijn omhoog gegaan door een hogere opfokleeftijd en het zwaarder worden van de dieren. Tegelijk is het CDM-advies over het harmoniseren van diercategorieën meegenomen. De leeftijd waarbij (groot)ouderdieren van vleeskuikens van het opfokbedrijf naar het legbedrijf gaan is de laatste jaren gestegen naar 20 weken. Omdat dit goed past in het management van de opfokbedrijven is de verwachting dat dit in de nabije toekomst zo zal blijven. De diercategorieën opfokhennen, hanen en ouderdieren vleesrassen zijn hierop aangepast.

Tot slot komt de categorie Vulpes vulpes (Vos) en Alopex lagopus (Blauwvos) te vervallen. De reden hiervoor is dat het in Nederland niet meer is toegestaan om vossen als landbouwhuisdieren te houden. De diercategorie Vossen in bijlage D, tabel I is daarom al eerder vervallen. Per abuis is deze diercategorie in bijlage D, tabel III en in bijlage I toen niet verwijderd. Dit gebeurt nu alsnog.

§ 3. Champost

Vorig jaar zijn de forfaits van champost aangepast. Echter, gesprekken in de afgelopen periode met sectororganisaties en ketenpartijen gaven aanleiding tot een heranalyse van de berekening waarop deze aanpassing is gebaseerd. In deze gesprekken werd enerzijds aangedragen dat de gegevens zoals die bij de analyse door de CDM gebruikt niet representatief zijn voor de gangbare praktijk en anderzijds dat innovatieve ontwikkelingen op het gebied van het scheiden van champost niet zijn meegenomen in deze analyse. Naar aanleiding hiervan is een analyse uitgevoerd op alle vervoersbewijzen van champost van geregistreerde vervoerders die bij RVO.NL bekend zijn. De statistische heranalyse van de gegevens toont inderdaad een ander beeld dan in de oorspronkelijke analyse. Dit geeft aanleiding tot de aanpassing van van de forfaits voor champost (mestcode 110). Het forfait van deze champost van champignonbedrijven, waar het champostsubstraat en de dekaardelaag gemengd zijn, wordt dan voor stikstof is 6,7 g/kg en voor fosfaat 3,6 g/kg.

Daarnaast is een set van data geanalyseerd met betrekking tot de champost die ontstaat bij het scheiden van champost en dekaarde na de teelt van champignons. Deze innovatieve techniek vindt meer en meer opgang. De techniek scheidt aan het einde van de teeltcyclus mechanisch de bovenlaag van het teeltbed, die voornamelijk bestaat uit met mycelium doorgroeide dekaarde en champignonresten, van de onderliggende laag van champost-substraat. Deze gescheiden lagen kunnen apart beter verwaard worden in de akkerbouw- en tuinbouwsector. Onderscheid tussen beide lagen valt af te leiden uit de donkere, fijne veensamenstelling van de bovenlaag en de lichtere, grove onderlaag van champost-substraat waarin de stro-basis nog zichtbaar is. Door deze techniek toe te voegen aan de tabel voor forfaits wordt de mogelijkheid geschapen voor ondernemers om gescheiden champost forfaitair af te voeren. Het forfait van deze gescheiden champost wordt voor stikstof 7,1 g/kg en voor fosfaat 4,1 g/kg. De dekaarde die overblijft na scheiding kan worden afgevoerd als overige organische meststof. Deze techniek wordt in de komende jaren blijvend gemonitord om zo een compleet beeld te krijgen van de ontwikkelingen in de champignonsector.

§ 4. Regeldruk

De wijzigingen hebben geen effect op de regeldruk. Uit de wijzigingen van de dierlijke forfaits en die voor champost volgen geen veranderingen in de informatieverplichtingen voor veehouders. Deze wijzigingen brengen daarom geen additionele administratieve lasten met zich mee.

Bedrijfseffecten en milieueffecten

Er kan sprake zijn van een zogenoemd overig bedrijfseffect. Dit omdat de betere aansluiting van de forfaitaire normen op de praktijk kan leiden tot een andere hoeveelheid mest die verwerkt, of buiten het eigen bedrijf geplaatst moet worden, hetgeen leidt tot een afname of toename van de bedrijfskosten afhankelijk van of het forfait naar boven of beneden wordt bijgesteld. Voor de uitvoering en handhaving brengen deze wijzigingen, anders dan dat er met andere getallen gerekend moet worden geen wijzigingen met zich mee. Er is geen sprake van milieueffecten.

§ 5. Zienswijzen ontwerpwijziging

PM

§ 6. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. Inwerkingtreding per 1 januari 2016 ligt in de rede, omdat de forfaits per kalenderjaar te gebruiken zijn.

Naar boven