Bestuursovereenkomst zoetwatermaatregelen West-Nederland

Partijen en mandateringen

• De Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM), handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna te noemen: ‘het Rijk’;

Waterschappen:

• Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, krachtens artikel 95 Waterschapswet rechtsgeldig vertegenwoordigd door dijkgraaf P.J.M. Poelmann, handelend ter uitvoering van het besluit d.d. 8 juli 2015 van het Algemeen Bestuur.

• Hoogheemraadschap van Rijnland, krachtens artikel 95 Waterschapswet vertegenwoordigd door dijkgraaf G.J. Doornbos, handelend ter uitvoering van het op 3 juni 2015 door de Verenigde Vergadering genomen besluit.

• Hoogheemraadschap van Delfland, rechtsgeldig vertegenwoordigd door Hoogheemraad mevrouw I.J.A. ter Woorst, handelend ter uitvoering van het op 2 juli 2015 door de Verenigde Vergadering genomen besluit.

• Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, rechtsgeldig vertegenwoordigd door Hoogheemraad mevrouw D. Gerts, handelend ter uitvoering van het besluit d.d. 30 juni 2015 van het Dagelijks Bestuur.

• Waterschap Amstel Gooi en Vecht, rechtsgeldig vertegenwoordigd door lid van het Dagelijks Bestuur de heer G.C.M. Korrel handelend ter uitvoering van het besluit d.d. 1 september 2015 van het Dagelijks Bestuur.

• Waterschap Hollandse Delta, krachtens artikel 95 Waterschapswet vertegenwoordigd door dijkgraaf de heer ing. J.M. Geluk, handelend ter uitvoering van het besluit d.d. 18 augustus 2015 van het College van Dijkgraaf en Heemraden.

Provincies:

• Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, rechtsgeldig vertegenwoordigd door gedeputeerde C.J. Loggen, hiertoe gemachtigd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 30 juni 2015.

• Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht als bestuursorgaan, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door gedeputeerde mevrouw J. Verbeek-Nijhof op grond van het besluit van Gedeputeerde Staten van 25 augustus 2015.

• Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, rechtsgeldig vertegenwoordigd door gedeputeerde R.A. Janssen, hiertoe gemachtigd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 juni 2015.

• De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Land- en Tuinbouworganisatie Noord, statutair gevestigd te (8031 DX) Zwolle en kantoorhoudende aldaar aan de Zwartewaterallee 14, ten deze bij volmacht vertegenwoordigd door de voorzitter van het provinciaal bestuur Zuid-Holland van de vereniging, de heer A.P. Verhorst.

Tezamen verder te noemen ‘partijen’,

Waterschappen en provincies gezamenlijk worden hierna ‘regionale partijen’ genoemd,

Overwegende dat:

  • Voldoende zoet water een voorwaarde is voor een duurzame leefomgeving en voor een concurrerende economie in de regio West-Nederland;

  • Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op 16 september 2014 de Bestuursovereenkomst Deltaprogramma hebben getekend, waarin de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten is onderschreven voor de uitwerking en uitvoering van het beleid dat voortvloeit uit de in het Deltaprogramma 2015 opgenomen voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën;

  • In het Deltaprogramma 2015 een voorstel voor een Deltabeslissing Zoetwater is opgenomen. De Deltabeslissing Zoetwater betreft een nieuwe aanpak voor het beperken van watertekorten en het optimaal benutten van zoetwater voor economie en nutsfuncties.

  • In het voorstel voor de Deltabeslissing Zoetwater is opgenomen dat de betrokken overheden in overleg met gebruikers van zoetwater voorzieningenniveaus voor zoetwater af gaan spreken, door de beschikbaarheid (bandbreedte) en waar relevant ook de kwaliteit van zoetwater zo helder en voorspelbaar mogelijk te maken voor normale en droge omstandigheden (Deltaprogramma 2015, p. 24);

  • In het Deltaprogramma 2015 tevens een Deltaplan Zoetwater is opgenomen. In dit Deltaplan Zoetwater zijn de maatregelen, onderzoeken en kennisvragen opgenomen die betrekking hebben op een duurzame zoetwatervoorziening en die geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de Rijksbegroting (Deltafonds). Tevens zijn in het Deltaprogramma 2015 (paragraaf 4.3) maatregelen voor het regionale watersysteem benoemd, waarvoor geen bekostiging uit de Rijksbegroting plaatsvindt.

  • Voor de Zoetwaterregio West-Nederland in dit Deltaplan Zoetwater voor de korte termijn een investeringsprogramma is opgenomen voor de periode 2015–2021. Het betreft onder meer maatregelen in het regionale watersysteem, optimalisatie watervoorziening Brielse Meer en de Capaciteitstoename Kleinschalige Waterafvoer (KWA) stap 1;

  • Op 31 oktober 2014 in het Bestuurlijk Platform Zoetwater is afgesproken dat, voor de programmering van zoetwatermaatregelen voor de periode tot 2021, afspraken over verantwoordelijkheden, kostenverdeling, financieel arrangement en planning via bestuursovereenkomsten per regio worden vastgelegd;

  • Partijen in onderhavige bestuursovereenkomst afspraken wensen vast te leggen over:

    • ° uitwerking en realisatie van zoetwatermaatregelen voor de Zoetwaterregio West-Nederland in de periode 2015–2021; en

    • ° uitwerking van het voorzieningenniveau voor de Zoetwaterregio West-Nederland.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1. Definities

In deze bestuursovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen wordt verstaan onder:

Adaptieve programmering:

programmering die aangepast kan worden op basis van nieuwe inzichten en/of ontwikkelingen.

Bestuurlijk Overleg Zoetwaterregio West-Nederland:

een regionaal overleg over zoetwatervoorziening. In het overleg wordt tevens de inbreng van de regio in het Bestuurlijk Platform van het Deltaprogramma Zoetwater (BPZ) bepaald. In het overleg zijn de regionale partijen bestuurlijk vertegenwoordigd, zijn het Directoraat-Generaal Ruimte en Water (DGRW) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de regionale dienst van Rijkswaterstaat en het Gebiedsoverleg Rijnmond-Drechtsteden ambtelijk vertegenwoordigd en worden gebruikers en het Havenbedrijf Rotterdam betrokken.

BPZ:

Het nationale Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ) wordt gevormd door bestuurlijke vertegenwoordigers van alle zoetwaterregio’s, het Interprovinciaal Overleg, VNG, de Unie van Waterschappen en het Rijk. Het Ministerie van EZ, VEWIN en Staf Deltacommissaris zijn agendalid.

Deltafonds:

Begrotingsfonds (als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Compatibiliteitswet 2001) dat bedoeld is voor de financiering en bekostiging van maatregelen en voorzieningen in verband met de opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit. De beoogde bijdragen uit het Deltafonds aan de zoetwatermaatregelen zijn opgenomen in het Deltaprogramma 2015, verdeeld over de perioden 2015–2021 en een agendering van maatregelen 2022-2028 waarover later een besluit wordt genomen.

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW):

een initiatief van LTO Nederland met als doel een bijdrage te leveren aan de wateropgaven in agrarische gebieden en het realiseren van een economisch sterke en duurzame landbouw. Het DAW wil de agrarische ondernemers faciliteren en de samenwerking met de waterschappen bevorderen.

Deltaplan Zoetwater:

Uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma Zoetwater. Het beschrijft de manier waarop de Deltabeslissing Zoetwater wordt gerealiseerd en omvat een gezamenlijk investeringsprogramma van Rijk, regionale overheden en een aantal sectoren/gebruiksfuncties voor de periode 2015–2021, een onderzoeksprogramma en een agenda met kansrijke maatregelen voor de middellange en lange termijn.

Gebiedsoverleg Rijnmond-Drechtsteden:

een van de gebiedsgerichte overleggen in het kader van het Deltaprogramma. In het Gebiedsoverleg Rijnmond-Drechtsteden zijn vertegenwoordigd meerdere gemeenten, de Provincie Zuid-Holland, Waterschap Hollandse Delta, Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat en DGRW van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Gebiedsoverleg Zuidwestelijke Delta:

een van de gebiedsgerichte overleggen in het kader van het Deltaprogramma. In het Gebiedsoverleg Zuidwestelijke Delta zijn vertegenwoordigd de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland, de waterschappen Scheldestromen, Brabantse Delta en Hollandse Delta, Rijkswaterstaat en DGRW van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en een gemeentelijke vertegenwoordiger.

Gebruikers:

vertegenwoordigers van functies die afhankelijk zijn van zoet water: drinkwatervoorziening, landbouw, natuur en procesindustrie.

KWA:

Kleinschalige Wateraanvoervoorzieningen Midden-Nederland

MIRT:

Meerjaren Investeringsprogramma Ruimte en Transport. In de MIRT-spelregels zijn de volgende fasen onderscheiden: onderzoek, verkenning, planvoorbereiding en realisatie.

Projectformat:

Standaard formulier aangeleverd door het programmabureau zoetwater om de relevante projectinformatie gestructureerd aan te leveren.

RBO-Rijn-West:

Regionaal Bestuurlijk Overleg voor het deelstroomgebied Rijn-West ten behoeve van de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voorkeursstrategie:

samenstel van maatregelen zoals omschreven in het Deltaprogramma om Nederland de waterveiligheid en zoetwatervoorziening duurzaam en klimaatbestendig te borgen.

Voorzieningenniveau:

het ‘voorzieningenniveau’ geeft gebruikers informatie over de beschikbaarheid van zoetwater en de kans op watertekorten in een bepaald gebied, in normale en droge situaties. Het voorzieningenniveau komt tot stand doordat overheden en gebruikers afspraken maken over hun inspanningen voor de zoetwatervoorziening.

Artikel 2. Doel en reikwijdte

  • 1. Deze overeenkomst beoogt, conform afspraken in het BPZ van 22 januari 2015:

    • De gezamenlijke ambitie van partijen in de Zoetwaterregio West-Nederland vast te leggen en te bekrachtigen ten einde de zoetwatervoorziening te optimaliseren en robuuster te maken;

    • De sturingslijnen, rollen, verantwoordelijkheden en de wijze van verantwoording voor de in deze overeenkomst opgenomen maatregelen vast te leggen;

    • De afspraken over de financiering van maatregelen vast te leggen;

    • Afspraken over de uitwerking van het voorzieningenniveau vast te leggen.

  • 2. Per maatregel kunnen partijen aanvullende afspraken vastleggen in op te stellen samenwerkingsovereenkomsten.

  • 3. Deze overeenkomst betreft het gebied van de zoetwaterregio West-Nederland als verbeeld in onderstaande kaart.

  • 4. Het Deltaprogramma heeft geen statische programmering maar kan op basis van nieuwe inzichten of ontwikkelingen worden bijgesteld. Dit noemen we adaptieve programmering. Partijen werken deze adaptieve programmering voor de zoetwatermaatregelen voor de Zoetwaterregio West-Nederland gezamenlijk nader uit, waarbij ook gekeken wordt naar de periode na 2021.

  • 5. Partijen bezien vroegtijdig of zich bij de uitvoering van de maatregelen meekoppelkansen voordoen met andere ruimtelijke ontwikkelingen en belangen.

Artikel 3. Maatregelen & activiteiten

Alle maatregelen en activiteiten in de periode 2015–2021 ten behoeve van een duurzame zoetwatervoorziening voor de Zoetwaterregio West-Nederland en passend bij de voorkeursstrategie zoals beschreven in het Deltaprogramma 2015, zijn opgenomen in de tabel in bijlage 1. Partijen spannen zich in om deze maatregelen uiterlijk 22 december 2021 gerealiseerd te hebben.

Artikel 4. Voorzieningenniveau

  • 1. De regionale partijen spreken voorzieningenniveaus voor zoetwater af gezamenlijk en in overleg met de gebruikers en het Rijk. In het voorzieningenniveau zoetwater wordt de beschikbaarheid en kwaliteit van zoetwater zo helder en voorspelbaar mogelijk beschreven voor normale en droge omstandigheden

  • 2. Afstemming over het proces om te komen tot voorzieningenniveaus vindt plaats via het bestaande ambtelijke en bestuurlijke overleg van de Zoetwaterregio West-Nederland

  • 3. De uitwerking van het voorzieningenniveau start in enkele pilotgebieden. De regionale partijen streven ernaar, conform ambitie in het Deltaprogramma 2015, om voorzieningenniveaus voor 2021 vast te stellen. Uiterlijk 22 december 2018 vindt een evaluatie plaats. Op basis van deze evaluatie wordt de haalbaarheid en wenselijkheid van de planning besproken in het BPZ. Bij de implementatie en planning wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de uitwerking van het voorzieningenniveau voor het hoofdwatersysteem en bij andere gebiedsprocessen van waterschappen en provincies, waaronder ook gebiedsprocessen vanuit andere beleidsvelden.

Artikel 5. Taken en verantwoordelijkheden

  • 1. De partijen die in bijlage 1 als trekkers van maatregelen zijn benoemd, dragen de verantwoordelijkheid voor de uitwerking en realisatie van de maatregel. Deze verantwoordelijkheid omvat onder andere het opzetten van een projectorganisatie, het opstellen van een projectplan en het bewaken van de planning.

  • 2. Voor de maatregelen en activiteiten in de tabel van bijlage 1, waarvoor het Rijk zich inspant een financiële bijdrage te leveren, dient de trekker een projectformat in bij het Rijk, conform de Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering die is opgenomen in bijlage 2. Het Rijk beoordeelt de formats. Goedkeuring is voorwaardelijk voor toekenning van rijksbudget per fase, zoals weergegeven in bijlage 1.

  • 3. Relevante gemeenten, maatschappelijke organisaties en gebruikers worden door de trekker bij de uitwerking en realisatie van de maatregel betrokken.

  • 4. Realisatie van maatregelen wordt door de trekkers en de partijen die een financiële bijdrage leveren vastgelegd in meerjarenbegrotingen en beleidsplannen.

  • 5. In het Bestuurlijk Overleg van de Zoetwaterregio West-Nederland:

    • Bespreken de Partijen de voortgang en samenhang van de uitwerking en realisatie van de maatregelen en activiteiten die zijn opgenomen in de tabel van bijlage 1;

    • Bewaken de Partijen deze voortgang en rapporteren ze daarover;

    • Bespreken de Partijen eventuele knelpunten in de uitvoering van deze overeenkomst;

    • Stellen de Partijen de afstemming met het BPZ, de gebiedsoverleggen voor Rijnmond-Drechtsteden en de Zuidwestelijke Delta, bestuurlijk overleggen MIRT en RBO Rijn-West aan de orde.

    • Bespreken de Partijen relevante ontwikkelingen voor de Zoetwaterregio West-Nederland.

  • 6. LTO-Noord spant zich vanuit haar rol als koepelorganisatie in om haar leden bij te laten dragen, via een gemiddelde investering van de sector in de orde van enkele miljoenen euro’s per jaar, aan doelmatig watergebruik zoals beschreven in de Deltabeslissing Zoetwater. Verder wordt invulling gegeven aan de regionale uitwerking van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer en het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020. Jaarlijks zal LTO-Noord op hoofdlijnen inzicht geven van de investeringen uit de achterliggende periode en waar mogelijk voor de programmering voor de komende periode.

Artikel 6. Looptijd

  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dag na de laatste ondertekening en eindigt op 22 december 2021.

  • 2. Uiterlijk een jaar voor laatstgenoemde datum treden partijen in overleg over een vervolg op deze overeenkomst voor de periode 2021–2028 of over maatregelen die nog niet zijn afgerond.

Artikel 7. Financiële afspraken

  • 1. Partijen spannen zich in de financiële bijdrage te leveren die per maatregel is opgenomen in bijlage 1. Het Rijk levert haar financiële bijdrage nadat de financiële bijdrage van een regionale partij of regionale partijen voor de maatregel, zoals weergegeven in de tabel in bijlage 1, zeker is gesteld.

  • 2. Elke partij draagt haar eigen personeelskosten. Op dit uitgangspunt geldt een uitzondering voor de maatregel ‘Capaciteitstoename KWA stap 1’. Voor de realisatie van deze maatregel worden de personeelskosten van de betrokken waterschappen bekostigd door het Rijk.

  • 3. Voor projecten met een rijksbijdrage (Deltafonds) hanteren partijen de ‘Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering’ die is opgenomen in bijlage 2. Aanpassing van de werkwijze, die onderdeel uitmaakt van het Deltaprogramma 2016, is alleen mogelijk na instemming van het Bestuurlijk Overleg Zoetwater West-Nederland en het Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ).

  • 4. Voor projecten met een rijksbijdrage is in bijlage 1 het financieel arrangement aangegeven, conform spelregels in bijlage 2.

  • 5. Regionale partijen maken waar nodig afspraken over onderlinge verdeling van kosten voor beheer en onderhoud van de maatregelen die zijn opgenomen in de tabel in bijlage 1.

Artikel 8. Voortgangsrapportage

  • 1. Jaarlijks leveren regionale partijen en LTO-Noord gezamenlijk uiterlijk 1 maart inbreng ten behoeve van besluitvorming in het BPZ over de nationale voortgangsrapportage. Deze voortgangsrapportage is voedend voor het jaarlijkse Deltaprogramma en beschrijft de voortgang van de uitvoering van zoetwatermaatregelen, het voorzieningenniveau, onderzoeken, klimaatpilots en de financiën. Eveneens wordt een prognose gegeven van de eindstand van de maatregelen op de aspecten tijd, geld, kwaliteit. Waar mogelijk wordt aandacht gegeven aan doelbereik van de maatregelen.

  • 2. Naast de verantwoordingsfunctie heeft de voortgangsrapportage ook een stimulerende functie door het delen van successen en leerervaringen.

  • 3. De voortgangsrapportage omvat alle zoetwatermaatregelen, dus ook de maatregelen waaraan het Rijk geen financiële bijdrage levert, waaronder de maatregelen van drinkwaterbedrijven en de landbouwsector.

Artikel 9. Wijzigingen

  • 1. Elke partij kan, onverminderd de eventuele andere aan partijen toegekende rechten tot wijziging, de andere partijen verzoeken deze overeenkomst te wijzigen.

  • 2. Wijzigingen van één of meer bepalingen van de overeenkomst behoeven de schriftelijke instemming van alle partijen.

Artikel 10. Beëindiging (opzegging en ontbinding)

  • 1. Beëindiging van de overeenkomst kan plaatsvinden door opzegging of ontbinding.

  • 2. Elke partij kan deze bestuursovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van één maand (tussentijds) schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat deze bestuursovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 3. Wanneer een partij de bestuursovereenkomst opzegt, blijft de overeenkomst voor de overige partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 4. Onverminderd hetgeen overigens in de bestuursovereenkomst is vastgelegd, kan elk van de partijen de bestuursovereenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere partij in verzuim is dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 5. Indien een der partijen gedurende een bij deze bestuursovereenkomst te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van deze overeenkomst niet kan nakomen, hebben de andere partijen het recht de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te ontbinden.

Artikel 11. Geschillen

  • 1. Deze overeenkomst is niet in rechte afdwingbaar.

  • 2. Partijen zullen zich inspannen om te voorkomen dat er geschillen ontstaan ter zake de totstandkoming, uitleg of uitvoering van deze overeenkomst.

  • 3. Eventuele geschillen in verband met de uitvoering van deze overeenkomst worden, met uitsluiting van de rechter, in onderling overleg tot een oplossing gebracht, waarbij partijen niet tussentijds over het geschil met derden zullen communiceren.

  • 4. Een geschil is aanwezig als een der partijen dat schriftelijk stelt.

Artikel 12. Slotbepaling

  • 1. De volgende bij deze bestuursovereenkomst behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van de bestuursovereenkomst:

    • ° Bijlage 1: Maatregelentabel zoetwaterregio West-Nederland.

    • ° Bijlage 2: Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering.

  • 2. Bij strijdigheid tussen de bijlagen en deze bestuursovereenkomst prevaleert de bestuursovereenkomst.

  • 3. Binnen 20 werkdagen na ondertekening van deze bestuursovereenkomst wordt de zakelijke inhoud van deze overeenkomst in de Staatscourant gepubliceerd.

  • 4. Bij wijzigingen van de bestuursovereenkomst vindt het tweede lid overeenkomstige toepassing.

Aldus overeengekomen en ondertekend7 september 2015

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus De Minister van Infrastructuur en Milieu

7 september 2015

P.J.M. Poelmann Dijkgraaf Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

24 augustus 2015

G.J. Doornbos Dijkgraaf Hoogheemraadschap van Rijnland

24 augustus 2015

I.J.A. ter Woorst Hoogheemraad Hoogheemraadschap van Delfland

3 september 2015

D. Gerts Hoogheemraad Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

3 september 2015

G.C.M. Korrel Lid van het Dagelijks Bestuur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

7 september 2015

J.M. Geluk Dijkgraaf Waterschap Hollandse Delta

24 augustus 2015

C.J. Loggen Gedeputeerde Provincie Noord-Holland

26 augustus 2015

J. Verbeek-Nijhof Gedeputeerde Provincie Utrecht

7 september 2015

R.A. Janssen Gedeputeerde Provincie Zuid-Holland

7 september 2015

A.P. Verhorst LTO-Noord

BIJLAGE 1: MAATREGELENTABEL ZOETWATERREGIO WEST NEDERLAND

Maatregel

Doel

Fasering

Trekker(s)

Programmering Rijksbijdrage (incl. BTW)

Programmering Regionale bijdrage

Financieel arrangement

Capaciteitstoename KWA stap 1

Uitbreiding alternatieve aanvoer van ca. 15 m3/s bij verzilting inlaat Gouda

Verkenning, planvoorbereiding en realisatie

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (subsidieaanvrager) & Hoogheemraadschap van Rijnland

€ 40 mln

(2015: € 0,53 mln)

Levensduur Beheer & onderhoud

Subsidie

Aanpassen Irenesluis (t.b.v. KWA 1e fase)

In droge situaties ca. 30 m3/s aanvoer aan A’dam Rijnkanaal zonder overlast scheepsvaart

Verkenning, planvoorbereiding en realisatie

Rijkswaterstaat

€ 3 mln

n.v.t.

n.v.t.

Optimalisatie watervoorziening Brielse Meer

Instandhouding van een robuuste en klimaatbestendige zoetwaterlevering uit het Brielse Meer

Verkenning, planvoorbereiding en realisatie

Waterschap Hollandse Delta

€ 1,5 mln

€ 0,5 mln + Levensduur B&O

Subsidie

Pilot effluentgebruik (zoetwaterfabriek)

Haalbaarheid vaststellen voor hergebruik effluent voor hoogwaardig gebruik

Pilot

Hoogheemraadschap Delfland

€ 0,5 mln

€ 355.780

Subsidie

Slim Watermanagement

Beheergrensoverschrijdend operationeel beheer om doelmatiger om te gaan bij extreme situaties

Programma

Rijkswaterstaat i.s.m. waterschappen

n.t.b. *)

n.v.t.

n.v.t.

Vooronderzoek 2e fase toename KWA

Vooronderzoek naar verdere capaciteitstoename KWA, waarbij alle varianten worden beschouwd, inclusief permanente oostelijke aanvoer

Vooronderzoek

n.t.b.**)

n.t.b.**)

n.t.b.**)

n.v.t.

Maatregelen regionaal watersysteem ***)

Maatregelen om meer klimaatrobuust en doelmatig met water om te gaan bij droogte bijv. door benutten buffers (flexibel peil, bodem) en efficiënt doorspoelen

Programma

Waterschappen en provincies

n.v.t.

€ 25 mln ****) tot 2021

n.v.t.

Maatregelen gebruikers *****)

Klimaatrobuust en efficiënt omgaan met water en tekort bij benutten water

Programma

LTO-Noord en individuele ondernemers

n.v.t.

Ordegrootte

€ enkele mln/jr.

n.v.t.

Voorzieningenniveau

Transparantie over taak, maatregelen en risico’s overheden en gebruikers

Implementatie beleidsinstrument

Rijkswaterstaat, Provincies en waterschappen

n.v.t.

Personele inzet + procesgeld

n.v.t.

*) Onderdeel van het door Rijkswaterstaat gecoördineerde onderzoeksbudget voor het Deltafonds.

**) Trekkerschap nader te bepalen (onderzoek start 2016). Financiering onderzoeksvragen binnen regio in principe door regionale partijen. Regio-overstijgende kennisvragen te agenderen op nationaal niveau.

***) Maatregelen t.b.v. waterrobuustheid, zoals flexibel peil, slim doorspoelen, opslag in ondergrond, droogtebestrijding. Deze zijn nader beschreven in het regionaal bod van het Bestuurlijk Overleg Zoetwater West-Nederland t.b.v. het Deltaplan Zoetwater.

****) Gebaseerd op indicatie van uitgevoerde en voorgenomen zoetwatermaatregelen en op de raming dat zoetwatervoorziening ca. 15% van de totale watersysteem-beheerskosten vormen [Water Governance in the Netherlands, OESO 2014].

*****) Bijdrage drinkwaterbedrijven buiten deze overeenkomst, betreft enkele tientallen miljoenen euro’s.

BIJLAGE 2: WERKWIJZE VOOR DE ZOETWATERPROGRAMMERING (VERSIE, 13 MEI 2015)

A. Begrippenkader

Amendement

Verzoek tot aanpassing van het budget van een van de onderdelen (project, programma, onderzoek, pilot) in de programmering van het Deltaprogramma Zoetwater door een van de initiatiefnemers.

Deltaplan Zoetwater

Uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma Zoetwater: beschrijft de manier waarop de Deltabeslissing Zoetwater wordt gerealiseerd; omvat een gezamenlijk investeringsprogramma van Rijk, zoetwaterregio’s en een aantal sectoren/gebruiksfuncties voor de periode 2015-2021, een onderzoeksprogramma en een agenda met kansrijke maatregelen voor de middellange en lange termijn.

ECK-B

Expertisecentrum Kosten en Baten: geeft in opdracht van het programmabureau Zoetwater een advies (‘second opinion’) van de onderbouwingen van de kosten en de risicoanalyse voor de verschillende onderdelen met een Rijksbijdrage in de programmering van het Deltaprogramma Zoetwater.

Hardheidsclausule

Onderdeel van de werkwijze programmering Deltaprogramma Zoetwater dat beschrijft hoe te handelen bij onvoorziene omstandigheden die niet zijn voorzien in de risicoanalyse en die leiden tot een kostenverhoging die redelijkerwijs niet alleen door de initiatiefnemers kan worden gedragen.

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport: investeringsprogramma van het Rijk voor ruimtelijke en infrastructurele programma’s en projecten. Programma’s en projecten doorlopen in samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden drie of vier fasen: onderzoek, verkenning, planuitwerking en realisatie.

Programmabureau Zoetwater

Werkorganisatie ter ondersteuning van de taken van het Bestuurlijk Platform Zoetwater met vertegenwoordigers van enkele zoetwaterregio’s, IPO, UvW, Rijkswaterstaat en DGRW dat de landelijke coördinatie van de uitvoering van het Deltaplan Zoetwater, de uitwerking van het voorzieningenniveau en de verdere ontwikkeling van de voorkeurstrategie verzorgt met inbreng van zoetwaterregio’s, Rijkswaterstaat, koepels, Rijk en gebruikers via maandelijkse werksessies.

Regiovertegenwoordiger

Ambtelijk vertegenwoordiger van de zoetwaterregio.

Samenwerkingsovereenkomst

Nadere uitwerking van (een onderdeel van) de regionale bestuursovereenkomst Zoetwater waarin partijen nadere afspraken maken over de realisatie van (onderdelen van) de programmering Zoetwater.

SSK methode

Standaard Systematiek voor Kostenramingen: systematiek voor het maken van eenduidige kostenramingen in de (water)bouwsector.

B. Doel, afbakening en status:

Doel

Het vastleggen van de werkwijze en planning van de programmering is bedoeld om de maatregelen binnen tijd, scope en budget te realiseren.

Afbakening

De beschrijving van de werkwijze heeft betrekking op de programmering en de financiering van de zoetwatermaatregelen die opgenomen zijn in het Deltaplan Zoetwater en die bekostigd worden of waaraan wordt bijgedragen vanuit het Deltafonds. Deze maatregelen staan genoemd in tabel 13 van het Deltaprogramma 2015.

Status

De beschreven werkwijze betreft een aantal bestuurlijke afspraken ten behoeve van de programmering van zoetwatermaatregelen en is niet in rechte afdwingbaar.

C. Werkwijze voor de programmering:

1. Beschikbaar budget vanuit het Deltafonds

Voor het programma is 150 mln euro investeringsruimte vanuit het Deltafonds voor de periode 2015-2021 beschikbaar. Als door tegenvallers in de geprogrammeerde projecten dit bedrag dreigt te worden overschreden zal het Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ) bespreken hoe door fasering en/of prioritering de programmering weer binnen de grens van de programmaruimte wordt gebracht.

2. Kostenverdeling Rijk-regio

De kostenverdeling is per maatregel beschreven in het Deltaplan Zoetwater en wordt nader uitgewerkt in de regionale bestuursovereenkomsten.

3. Typen maatregelen

Het Deltaplan Zoetwater is opgebouwd uit 4 typen maatregelen. Het betreft:

Projecten met fysieke ingreep: de specificaties liggen vast en kunnen in de verdere uitwerking niet (of nauwelijks) worden aangepast.

Programma’s: waar resultaatsafspraken in een gebied zijn gemaakt, die nog verder moeten worden uitgewerkt in concrete projecten. De specificaties van de maatregelen moeten nog verder worden uitgewerkt en de locatie moet nog worden bepaald. Aanpassingen in dimensionering of aantal maatregelen is nog mogelijk.

Onderzoek (o.a. voorzieningenniveau en slim watermanagement): eindproduct is nog niet exact gespecificeerd. Op basis van vast budget kan hoeveelheid en kwaliteit worden geoptimaliseerd.

Pilots: een combinatie van innovatieve fysieke maatregelen en onderzoek. Gegeven de hoeveelheid middelen kan de omvang en diepgang worden aangepast.

4. Fasering

Voor de programmering van de zoetwater maatregelen type a en b wordt gebruik gemaakt van de MIRT systematiek. Er worden 3 of 4 fasen onderscheiden: (onderzoek), verkenning, planuitwerking en realisatie. Er wordt een besluit genomen per fase via het onder punt 5 beschreven proces.

5. Planning jaarlijkse programmering

Jaarlijks wordt een nieuwe programmering opgesteld door het programmabureau. Deze is afgestemd op de planningscyclus van de rijksbegroting: Een concept programmering wordt jaarlijks bij IenM ingediend op 1 november. Een definitieve programmering uiterlijk 1 februari.

Het BPZ wordt vooraf instemming gevraagd met de programmering, de fasering, het omgaan met mee- en tegenvallers en eventuele amendementen. Het BPZ besluit vormt een advies voor de Deltacommissaris en voor de reservering van budgetten in het Deltafonds en op begrotingen van andere deelnemende partijen.

De initiatiefnemers dienen via een door het programmabureau opgesteld format tweemaal per jaar geactualiseerde informatie aan. Voor 1 maart ten behoeve van de voortgangsrapportage en voor 15 september ten behoeve van de jaarlijkse programmering. De jaarlijkse programmering wordt uitgewerkt in een planningstabel en financieringstabel met jaarreeksen.

6. Financieringsgrondslag

Voor de financiering vanuit de Rijksbegroting (Deltafonds) zijn er 3 mogelijke grondslagen: opdrachtverlening, subsidiebeschikking en decentrale uitkering. In overleg met de regio kiest IenM een financieringsgrondslag per regio of maatregel op basis van rechtmatigheid en minimale procedurele lasten. De rijksbijdrage voor waterschappen zal zoveel als mogelijk via incidentele subsidies ter beschikking worden gesteld. Als grondslag van deze (incidentele) subsidies zal de rijksbegroting worden gebruikt. Rijksbijdragen aan Provincies zullen zoveel als mogelijk via decentralisatieuitkeringen worden verstrekt. Daar waar incidentele subsidie of decentrale uitkering niet mogelijk is wordt gekozen voor gedeeld opdrachtgeverschap.

De grondslag wordt in een bestuursovereenkomst per regio voor de maatregelen van de betreffende regio vastgelegd. De nadere uitwerking gebeurt waar nodig in samenwerkingsovereenkomsten per programma of project. Met het ondertekenen van de overeenkomsten wordt de bijdrage per deelnemer geborgd.

7. Beschikbaar komen rijksbudgetten

Voor maatregelen die in 2015 een rijksbijdrage ontvangen, komen de rijksbudgetten beschikbaar nadat de wijziging van de Deltafondsbegroting 2015 bij Voorjaarsnota openbaar is (begin juni), tenzij het een project betreft waarover politiek nog geen overeenstemming is. Dan komt het budget beschikbaar nadat de Kamer de begroting heeft goedgekeurd.

Overige rijksbudgetten zijn per 1 januari 2016 gereserveerd in de Rijksbegroting. De toekenning geschiedt per fase, waarbij per fase een aanvraag wordt ingediend. In een bestuurs- en/of samenwerkingsovereenkomst worden hierover specifieke afspraken gemaakt. Als er geen specifieke afspraken zijn gemaakt wordt jaarlijks overgemaakt.

8. Personeelskosten

Personeelskosten van overheden voor de uitwerking en uitvoering van de projecten worden niet bekostigd uit het investeringsbudget (Deltafonds), tenzij anders wordt afgesproken.

9. Onderbouwing kostenberekening

De kostenberekening is gebaseerd op:

  • Een erkende methodiek, zoals de Standaard Systematiek Kostenramingen (SSK-methode).

  • ECK-B factsheets van kostenramingen voor zoetwatermaatregelen. Deze zijn bij het programmabureau opvraagbaar.

Als er geen factsheet of SSK is gebruikt voor de kostenraming geeft de initiatiefnemer aan op basis van welke eenheidsprijzen de raming is gebaseerd, inclusief verwijzing.

Als de kostenraming van de initiatiefnemer afwijkt van de factsheet/referentie is een onderbouwing nodig. De kostenonderbouwing bevat ten minste de investering, het beheer & onderhoud en BTW.

10. Risicoverdeling (Mee- en tegenvallers)

Algemeen uitgangspunt bij risicoverdeling is dat de partij die het risico kan beheersen, het risico in beginsel ook draagt. De initiatiefnemer benoemt, kwantificeert en onderbouwt de voorziene/bekende risico’s middels een risicoanalyse en neemt deze op in de raming (voorzien onvoorzien). Tevens neemt de initiatiefnemer een reservering op voor onvoorziene risico’s (onvoorzien onvoorzien). Er kunnen specifieke afspraken over de risicoverdeling worden gemaakt en vastgelegd in een bestuurs- of samenwerkingsovereenkomst.

Specifiek voor type a maatregelen:

Basis voor de risicoanalyse is de SSK-methodiek, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van het project en de complexiteit. Aanbestedingsrisico’s worden meegenomen in de risicoanalyse. Onvoorzien kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarbij de werkelijke kosten sterk afwijken van de geraamde kosten (onvoorzien onvoorzien). Een voorbeeld hiervan is een geval waarin tijdens de uitvoering van een project onverwacht een grote archeologische vindplaats wordt aangetroffen. Met het oog op dergelijke gevallen kan worden afgeweken van de kostenraming. Er kan dan een beroep worden gedaan op de Hardheidsclausule. Na afronding van de maatregel wordt een eindrapport opgesteld met verantwoording over de uitvoering van het project inclusief de financiering.

Voor de overige typen maatregelen worden de risico’s (mee- en tegenvallers) binnen het project/programma opgevangen. Ook voor deze projecten/programma’s geldt dat een beroep kan worden gedaan op de zogenoemde Hardheidsclausule en dat na afronding een eindrapport wordt opgesteld met verantwoording over de uitvoering van het project inclusief de financiering.

Het is niet de bedoeling dat ‘Risico bij diegene die risico kan beheersen’ leidt tot conservatieve aanpak en het vermijden van (meer risicovolle) innovatieve oplossingen of meekoppelkansen. De initiatiefnemer kan als dit speelt via een amendement aanpassing van de programmering vragen. Deze werkwijze kan worden opgenomen in het projectplan of in de bestuursovereenkomst.

11. De Hardheidsclausule

Een initiatiefnemer die een beroep wenst te doen op de Hardheidsclausule dient hiertoe een onderbouwd verzoek in bij de voorzitter van het BPZ/programmabureau. Het BPZ stelt een advies op over het verzoek, waarbij alle partijen zich inspannen voor het vinden van een oplossing. De status van het advies van het BPZ staat beschreven onder punt 5. Criterium voor deze clausule is dat vasthouden aan de raming voor de initiatiefnemers zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

12. Second opinion kosten- en risico-onderbouwing

Het Expertisecentrum Kosten en Baten (ECK-B) geeft een oordeel over de kosten- en risico-onderbouwing en beoordeelt of de kostenraming conform de fasering is. Het ECK-B maakt bij de beoordeling onderscheid tussen de vier typen maatregelen. Er wordt door het ECK-B een protocol opgesteld welke informatie wanneer nodig is voor de toetsing en hoe er wordt getoetst. Het ECK-B geeft advies aan het programmabureau over de kostenonderbouwing, risicoanalyse en fasering. Het Programmabureau geeft in het advies aan het BPZ over de programmering aan wat de uitkomst is van de second opinion van het ECK-B.

13. Amendementen t.a.v. de programmering

Over amendementen dient beslist te worden voor 1 november in verband met het opstellen van de rijksbegroting. Amendementen dienen daarom voor 1 oktober aan het programmabureau te worden gemeld. Het BPZ van oktober stelt vervolgens een advies op over de verzoeken tot aanpassing van de programmering ten behoeve van de besluitvorming over de rijksbegroting. In het aanvangsjaar 2015 zal ook in het BPZ van april over amendementen die van belang zijn voor een betekenisvolle start worden gesproken.

14. Toetsen en advisering

De benodigde informatie wordt verzameld via projectenformats en een uitvraag van het programmabureau over de voortgang. De planning staat beschreven onder punt 5. Actualiseren van de projectenformats is alleen nodig als er zaken zijn veranderd bijvoorbeeld qua planning, financiering, scope.

Het Programmabureau beoordeelt de ingevulde formats en de halfjaarlijkse actualisatie en formuleert zo nodig voorstellen voor aanpassing van de programmering, de fasering, het omgaan met mee- en tegenvallers en eventuele amendementen. Het programmabureau stelt op basis van de jaarlijkse uitvraag een voortgangsrapportage op. Deze voortgangsrapportage vormt de verantwoording of de maatregel conform de afspraken is uitgevoerd. Specifieke eisen met betrekking tot de verantwoording kunnen worden gesteld via bestuurlijke en/of juridische overeenkomsten tussen betrokken partijen.

Het programmabureau bereidt de besluitvorming in het BPZ over programmering en voortgang voor in overleg met regio’s en initiatiefnemers tijdens de gezamenlijke landelijke werksessies. Het BPZ besluit vormt een advies voor de Deltacommissaris en voor de reservering van budgetten in het Deltafonds en op begrotingen van andere deelnemende partijen.

Het programmabureau toetst na een fase samen met de regiovertegenwoordigers of de activiteiten waarvoor een bijdrage is verleend hebben plaatsgevonden en of is voldaan aan de afspraken. De bevindingen uit deze toets resulteren in een advies aan het BPZ en jaarlijks aan de Minister van Infrastructuur en Milieu of een gemandateerde directeur.

15. Meekoppelen

De initiatiefnemer is verantwoordelijk om te zoeken naar mogelijkheden voor meekoppelen en ‘werk-met-werk’ maken. De initiatiefnemer laat zien hoe de verantwoordelijkheid is ingevuld door per project/maatregel aan te geven wat er is gedaan aan meekoppelen met andere dossiers (waterkwaliteit, natuur, gebiedsontwikkeling, innovatie). De informatie hierover wordt jaarlijks op 1 maart als onderdeel van de voortgangsrapportage aangeleverd bij het programmabureau. Het programmabureau zorgt voor een overzicht en evaluatie en kan hiervoor specifieke deskundigheid inschakelen (bijvoorbeeld reviewteam).

Naar boven