TOELICHTING
Algemeen deel
Inleiding
Voor de bescherming van de volksgezondheid zijn in Richtlijn 2013/51/EURATOM voorschriften
vastgesteld voor radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water
(Richtlijn 2013/51/EURATOM van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften
voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke
consumptie bestemd water (PbEU 2013, L 296) (hierna: Richtlijn 2013/51/EURATOM)).
Lidstaten zijn verplicht om uiterlijk 28 november 2015 de bepalingen van Richtlijn
2013/51/EURATOM te implementeren in nationale wetgeving. Ter implementatie van Richtlijn
2013/51/EURATOM zijn eisen aan radioactieve stoffen opgenomen in het Drinkwaterbesluit
ter bescherming van de volksgezondheid. Krachtens de voorliggende wijziging van de
Drinkwaterregeling worden bijbehorende voorschriften voor meetfrequenties, meetmethoden
en meetlocaties vastgelegd. Richtlijn 2013/51/EURATOM omvat tevens voorschriften voor
water dat in enig levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt en flessenwater. Deze voorschriften
zijn geïmplementeerd in het Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen
en het Warenwetbesluit verpakte waters.
Beschrijving van de geïmplementeerde regeling
In Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van
voor menselijke consumptie bestemd water (hierna: Drinkwaterrichtlijn 98/83/EG) zijn
indicatoren vastgesteld voor radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd
drinkwater. Om uniformiteit, coherentie en volledigheid van wetgeving inzake stralingsbescherming
te waarborgen zijn in 2013 in de vorm van richtlijn 2013/51/EURATOM voorschriften
voor radioactieve stoffen vastgesteld onder het EURATOM Verdrag. Deze bepalingen hebben
voorrang op de bepalingen van Drinkwaterrichtlijn 98/83/EG voor wat betreft de voorschriften
voor radioactieve stoffen. Voor een groot deel zijn de bepalingen in Richtlijn 2013/51/EURATOM
een voortzetting van de bepalingen voor radioactieve stoffen in de Drinkwaterrichtlijn
98/83/EG. De voorschriften betreffen kwaliteitseisen, analysemethoden en meetfrequenties,
maatregelen bij normoverschrijdingen, openbaarmaking en verslaglegging inzake kwaliteitsgegevens.
Hoofdlijnen van het besluit
Bij de implementatie van de Richtlijn 2013/51/EURATOM is het algemene kabinetsbeleid
van strikte implementatie gevolgd. Dat wil zeggen dat de wettelijke maatregelen zich
beperken tot hetgeen volgens het EU-recht verplicht is. Daarbij is er uitdrukkelijk
voor gekozen de bestaande organisatie voor de zorg van de kwaliteit van het drinkwater
zoals voorgeschreven in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit te handhaven. Bij
het voorzien in de behoefte aan voldoende en kwalitatief goed (deugdelijk) drinkwater
kent de overheid aan de bedrijfstak van de openbare watervoorziening een centrale
plaats toe. Het wordt primair tot de taak van de drinkwaterbedrijven gerekend om zorg
te dragen voor de feitelijke levering van deugdelijk drinkwater aan consumenten en
andere afnemers en daarbij de onzekerheden die optreden in de verschillende onderdelen
van het traject van grondstof naar eindproduct zoveel mogelijk te reduceren. De rol
van de rijksoverheid daarbij is, naast het uitoefenen van toezicht, vooral voorwaardenscheppend
en kaderstellend. Dit houdt in dat voor de algemene verplichtingen zoals opgenomen
in artikel 4 en ook artikel 7 van de Richtlijn 2013/51/EURATOM, de Minister van Infrastructuur
en Milieu systeemverantwoordelijk is en toezicht uitoefent. Uitvoering van monitoring,
controle en waar nodig maatregelen om drinkwaterkwaliteit te herstellen, is primair
de verantwoordelijkheid van de drinkwaterbedrijven.
In deze wijziging van de Drinkwaterregeling en de eerdergenoemde wijziging van het
Drinkwaterbesluit zijn de bepalingen voor de controleparameters opgenomen. Deze zijn
voor een groot deel een voortzetting van de eerdere bepalingen voor radioactieve stoffen
uit het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling. Hierop wordt in de artikelsgewijze
toelichting nader ingegaan.
De parameters waarvoor parameterwaarden zijn vastgelegd in het Drinkwaterbesluit worden
aan controle onderworpen. Een specifieke parameter hoeft niet te worden gecontroleerd
indien door de bevoegde autoriteiten vastgesteld kan worden dat gedurende een door
hen te bepalen periode die parameter niet in een bepaalde voor menselijke consumptie
bestemde watervoorziening voorkomt in concentraties die de overeenkomstige parameterwaarde
kunnen overschrijden.
Indien, in het geval van natuurlijke radionucliden, uit voorgaande resultaten is gebleken
dat de concentratie van radionucliden stabiel is, wordt de frequentie, in afwijking
van de minimumeisen voor monsterneming van tabel 6 van richtlijn 2013/51/EURATOM,
vastgesteld door de lidstaat, die daarbij rekening houdt met de risico’s voor de menselijke
gezondheid. Een lidstaat hoeft het voor menselijke consumptie bestemde water niet
te controleren op radon of tritium, noch de indicatieve dosis te bepalen, als hij,
op basis van representatieve onderzoeken, controlegegevens of andere betrouwbare informatie,
ervan overtuigd is dat de niveaus van radon, tritium of van de berekende indicatieve
dosis gedurende een door hem te bepalen periode onder de in het Drinkwaterbesluit
opgenomen respectievelijke parameterwaarden zullen blijven. In dat geval deelt hij
de redenen voor zijn besluit mee aan de Commissie en levert hij de Commissie de documentatie
die dat besluit onderbouwt, zoals de resultaten van onderzoeken en controles. Op basis
van een reeks van meetgegevens van de afgelopen jaren past Nederland de mogelijkheid
voor het verlagen van de frequentie toe voor het bepalen van de indicatieve dosis.
Voor radon zal gezien de geologische achtergrond van Nederland, op basis van eerdere
meetgegevens en een aanvullende screening onderbouwd worden om radon niet te meten.
Voorbereiding en effecten
consultatie
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan VEWIN. Evenals bij de wijziging van
het Drinkwaterbesluit ter implementatie van richtlijn 2013/51/EURATOM heeft VEWIN
aangegeven dat op grond van de vigerende wetgeving de verantwoordelijkheid voor het
tegengaan van radioactieve stoffen in drinkwater bij de drinkwaterbedrijven ligt,
maar dat ook gekeken zou moeten worden naar de verantwoordelijkheid van de overheid
(waterbeheerders) voor het tegengaan van radioactieve besmetting van drinkwaterbronnen
(oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen). Hoewel deze vraag het kader van
richtlijn 2013/51/EURATOM en de implementatie te buiten gaat (de richtlijn ziet alleen
op drinkwater), zal nader worden ingegaan op deze vraag en VEWIN worden geïnformeerd
over de wijze waarop in de bestaande wetgeving de monitoring van waterlichamen en
verplichtingen tot beheer en herstelmaatregelen zijn vormgegeven. In zijn algemeenheid
kan daarover worden opgemerkt dat op grond van het EURATOM Verdrag een permanente
monitoring van bodem, water en lucht plaatsvindt, de metingen van drinkwaterbedrijven
met betrekking tot drinkwaterkwaliteit worden hierbij meegenomen, en dat het RIVM
daarover jaarlijks namens Nederland rapporteert aan de Europese Unie. De natuurlijke
achtergrondwaarden in Nederland liggen daarbij ver onder de signaleringswaarden van
de richtlijn zodat normaliter geen maatregelen nodig zijn. Alleen bij incidenten en
calamiteiten kan verontreiniging van waterlichamen plaatsvinden en moeten maatregelen
worden genomen. De Kernenergiewet biedt daarvoor het primaire kader. Die wet verbiedt
dat men zich ontdoet van radioactieve stoffen zonder vergunning. Meer specifiek is
in artikel 35, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming bepaald dat het verboden
is zich zonder vergunning te ontdoen van radioactieve stoffen door middel van lozing
in de lucht, in het openbare riool of in het oppervlaktewater. In het tweede lid zijn
hierop enkele uitzonderingen gemaakt voor de gevallen waarbij de hoeveelheid radioactiviteit
onder bepaalde niveaus blijft. De Kernenergiewet en het Besluit stralingsbescherming
bieden tevens middelen om handhavend op te treden, indien in strijd met eerdergenoemde
bepalingen wordt gehandeld.
VEWIN heeft voorts enkele opmerkingen van technische en redactionele aard gemaakt.
Deze zijn verwerkt voor zover dat de inzichtelijkheid en duidelijkheid van de regeling
ten goede kwamen.
De ontwerpregeling is van 23 maart 2015 tot 23 juni 2015 genotificeerd op grond van
artikel 33 EURATOM. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.
Effecten
Er is geen sprake van een toe- of afname van administratieve lasten voor overheid,
burgers en bedrijven. De voorschriften betreffen in hoofdzaak een voortzetting van
de huidige bepalingen.
Monitoring en rapportage
Zoals hiervoor opgemerkt, bij de reactie op het commentaar van VEWIN, rapporteert
het RIVM jaarlijks de uitkomsten van de meetverplichtingen onder de richtlijn 2013/51/EURATOM
aan de Europese Commissie via het rapport ‘Environmental radioactivity in the Netherlands’.
In dit rapport worden alle meetgegevens m.b.t. radioactiviteit in Nederland gebundeld.
Een van de hoofdstukken betreft ‘Water for human consumption’ (Referentie G.J. Knetsch
(ed.), 2014. Environmental radioactivity in the Netherlands. Results in 2012. RIVM
Bilthoven, Report no. 610891005).
Bij deze rapportage zal in het vervolg expliciet de wijze van meten op basis van de
richtlijn EURATOM /2013/51 worden verantwoord, inclusief de lagere frequentie, maar
wel conform de richtlijn, die we in Nederland hanteren.
De monitoringsprogramma’s moeten worden goedgekeurd door de ILT. Dit is conform de
gangbare praktijk.
Wijzigingen tabellen
Bijlage 3, tabel Ib
De wijzigingen van bijlage 3, tabel Ib, hangen samen met de invoeging in bijlage A
van het Drinkwaterbesluit van de nieuwe tabel IV met parameterwaarden voor de daar
genoemde stoffen en indicatieve dosis en aanpassing in verband daarmee van tabel IIIa
in dat besluit. Bijlage 3, tabel Ib, noot 8, is gewijzigd in verband met de mogelijkheden
tot reductie van de meetfrequentie van de parameters in het kader van radioactiviteit
met name voor de parameters Indicatieve dosis (ID) en tritium.
Bijlage 3, tabellen IIIa en IIIb
Bijlage 3, de tabellen IIIa en IIIb zijn gewijzigd in de vorm van een wijziging van
noot 4 behorende bij de parameter radioactiviteit. De wijzigingen hangen samen met
de invoeging in bijlage A van het Drinkwaterbesluit van een nieuwe tabel IV met parameterwaarden
voor de daar genoemde stoffen en indicatieve dosis en aanpassing in verband daarmee
van tabel IIIa in dat besluit.
Nieuwe bijlage 7
Met betrekking tot de nieuwe bijlage 7, parameter Totale Indicatieve dosis, wordt
het volgende opgemerkt. De bepaling van deze parameter vindt plaats via het bepalen
van totaal alpha en totaal beta radioactiviteit. Dit is de voortzetting van de huidige
praktijk en ook in de richtlijn 2013/51/EURATOM wordt deze werkwijze voorgesteld.
In bijlage 7 is de werkwijze beschreven voor de berekening van de Indicatieve Dosis
alsmede hoe te handelen bij overschrijding van de parameterwaarde voor Indicatieve
Dosis.
Radon kan van nature in grondwater voorkomen. Dit voorkomen hangt nauw samen met de
samenstelling van de bodem. De bodemopbouw in Nederland is zodanig dat de concentraties
radon in grondwater zeer laag zijn (gemiddeld 2,2 Bq/L in drinkwater). Dit is voor
het laatst aangetoond in 1994. Dit onderzoek zal in 2015 worden herhaald als onderbouwing
voor de reductie van de meetfrequentie voor radon tot nul.
Voor de parameters tritium en Indicatieve Dosis (ID) is het toegestaan de meetfrequentie
te verlagen naar één maal per jaar in de grondstof als kan worden aangetoond dat gedurende
een aantal jaren (bijvoorbeeld drie jaren) de parameters niet in concentraties in
de grondstof voor drinkwater voorkomen die kunnen leiden tot het risico dat de betrokken
parameterwaarden worden overschreden.
Voor Nederland is aangetoond dat de normen voor de parameters tritium en Totale Indicatieve
dosis (als totaal alpha en totaal beta) in de grondstof (oppervlaktewater en grondwater)
niet zijn overschreden. Dit geldt voor de meetresultaten vanaf 2002 tot heden. Dit
blijkt uit de serie rapporten in het kader van de verplichtingen voor EURATOM waarvan
de volgende referentie de meest recente is:
Referentie G.J. Knetsch (ed.), 2014. Environmental radioactivity in the Netherlands.
Results in 2012. RIVM Bilthoven, Report no. 610891005.
Artikel II (inwerkingtreding)
Uitgegaan is van de uiterste datum voor implementatie. Omdat het implementatie betreft
wordt bij de invoering afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten.
Dit betreft zowel het vaste verandermoment als de minimale invoeringstermijn.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus