Aldus vastgesteld door
burgemeester en wethouders van Maassluis in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris,
mr. A.J.T.
Korthout
de burgemeester,
drs. J.A.
Karssen
burgemeester en wethouders van Vlaardingen in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris,
mw. mr. A.G.
Knol-van Leeuwen
de burgemeester,
A.B.
Blase
burgemeester en wethouders van Schiedam in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris,
ir. J.C.
van Ginkel MCM
de burgemeester,
C.H.J.
Lamers
Toelichting GR Stroomopwaarts MVS
De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts heeft een algemene toelichting waarin de structuur van de organisatie, de overgedragen bevoegdheden en de verantwoordingsrelaties worden toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op de rol van de gemeenteraad. De artikelen sluiten zoveel mogelijk aan bij de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: “Wgr nieuw”) en hebben geen aparte toelichting.
1. De structuur van de organisatie
De samenwerking tussen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam is vormgegeven in een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam en heeft de volgende organisatiestructuur, algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter, directieraad, directeur.
De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts is een collegeregeling, er zijn uitsluitend collegebevoegdheden gemandateerd. Bij een collegeregeling worden de leden van het algemeen bestuur gekozen door en uit de colleges (art. 13 lid 6 Wgr). Raadsleden kunnen in een collegeregeling geen lid zijn van het algemeen bestuur. In de GR Stroomopwaarts bestaat het algemeen bestuur uit de voltallige drie colleges van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam.
Voor de leden van het algemeen bestuur kunnen in beginsel geen plaatsvervangers worden benoemd, er geldt een interne vervangingsregeling net als binnen het college van burgemeester en wethouders. Bij langdurige ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur kan een interim bestuurder worden aangewezen. Bij permanente ontstentenis kan een opvolger worden aangewezen.
In het algemeen bestuur heeft ieder lid één stem.
Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden. De leden worden door het algemeen bestuur aangewezen. In het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. In de Wgr nieuw is niet uitgewerkt hoe binnen het dagelijks bestuur besloten wordt en wat voor orde bepalingen daar gelden. Dit is derhalve in artikel 12 van de gemeenschappelijke regeling vastgelegd.
De voorzitter van het openbaar lichaam is een zelfstandig bestuursorgaan, zoals ook de burgemeester dat is binnen de gemeente. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen (art. 13 Wgr). Door de toevoeging “en uit” blijkt dat de voorzitter dus altijd een lid van het algemeen bestuur moet zijn. Een externe voorzitter is niet mogelijk. Anders dan de burgemeester ten opzichte van de raad, is de voorzitter van het openbaar lichaam een volledig stemrecht hebbend lid van het algemeen bestuur. De voorzitter van het openbaar lichaam is ook voorzitter van het algemeen bestuur (art. 12 lid 3 Wgr). Hij heeft binnen het algemeen bestuur een dubbelrol.
Tenslotte is de voorzitter van het algemeen bestuur ook voorzitter van het dagelijks bestuur (artikel 15 lid 2). In de GR is vastgelegd dat de voorzitter ieder jaar rouleert en niet uit dezelfde gemeente is als de secretaris die ook rouleert.
In de directieraad zitten de gemeentesecretarissen van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam. Zij worden door het dagelijks bestuur aangesteld op grond van een 0-urencontract. De positie van de directieraad ten opzichte van het algemeen en dagelijks bestuur en de directeur wordt in een statuut vastgelegd.
De directeur is in dienst van het openbaar lichaam. In de GR is de positie van de directeur globaal omschreven. De nadere invulling ten opzichte van het dagelijks bestuur en de directieraad wordt vastgelegd in een statuut.
Om de autonomie van de colleges te waarborgen worden in de gemeenschappelijke regeling geen bevoegdheden gedelegeerd maar gemandateerd. In geval van mandaat wordt de bevoegdheid gegeven om in naam van één van de drie colleges besluiten te nemen. De verantwoordelijkheid blijft bij de colleges. De in mandaat genomen besluiten gelden als besluiten van één van de colleges en de rechtsgevolgen zijn hetzelfde als wanneer het college het besluit zelf had genomen. De mandatering van de bevoegdheden van de colleges aan een orgaan of ambtenaar van Stroomopwaarts is een mandaat aan een niet ondergeschikte. Deze moet met het mandaat instemmen. Aangezien het bij de bevoegdheden niet uitsluitend gaat om mandaat maar mogelijk ook over het uitoefenen van feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen is het ruime begrip machtiging gebruikt.
Op grond van art. 33 de Wgr nieuw berusten de gemandateerde bevoegdheden bij het algemeen bestuur. Naast deze bevoegdheden hebben het algemeen en dagelijks bestuur ook hun eigen bevoegdheden. Deze zijn in de artikelen 33 a en 33b Wgr nieuw expliciet genoemd. Onder de eigen bevoegdheid van het dagelijks bestuur valt ook het nemen van een besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het afhandelen van klachten over medewerkers die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur. Wanneer schadeclaims voortvloeien uit besluiten die in mandaat zijn genomen, dan is de afhandeling van een verzoek om schadevergoeding niet een bevoegdheid van het bestuur van de GR.
3.Verantwoordingsrelaties
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur (art. 19a Wgr nieuw). Het dagelijks bestuur moet het algemeen bestuur daarnaast alle inlichtingen verschaffen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft (art. 19a lid 2 Wgr nieuw). Deze actieve informatieplicht is overgenomen uit artikel 169 Gemeentewet.
Tenslotte kan het algemeen bestuur een lid van het dagelijks bestuur ontslaan indien dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.
De leden van het algemeen bestuur moeten bij een collegeregeling verantwoording afleggen aan het college (art. 18 Wgr nieuw) en aan de raad (art. 19 lid 3 Wgr nieuw). Er geldt voor leden van het dagelijks bestuur uitsluitend een verantwoordingsplicht aan het algemeen bestuur. In het dagelijks bestuur wordt vooral gekeken naar de belangen van het samenwerkingsverband waarover het de dagelijkse leiding heeft. De gemeentelijke belangen worden in beginsel in de vergadering van het algemeen bestuur behartigd, als vertegenwoordigend orgaan.
Ten aanzien van artikel 25 wordt opgemerkt dat bij de vaststelling van de jaarrekening het algemeen bestuur ook een besluit neemt over de bestemming van een eventueel positief financieel resultaat.
5. De rol van de gemeenteraden
- –
De kaderstellende bevoegdheid
De GR Stroomopwaarts is een collegeregeling waarin het college haar bevoegdheden aan het bestuur van het openbaar lichaam heeft gemandateerd en niet gedelegeerd. Het vaststellen van het beleid en van verordeningen blijft een bevoegdheid van de raad.
- –
Om de raden bij het samenwerkingsverband te betrekken is in de Wgr een verplichte voorhangprocedure of zienswijzenprocedure opgenomen. Deze procedure is van andere samenwerkingsverbanden bekend. De termijnen zijn in de Wgr nieuw gewijzigd. Zo is de datum voor inzending van de begroting aan gedeputeerde staten verlaat naar 1 augustus zodat het algemeen bestuur twee weken langer heeft voor de vaststelling. De termijn voor het indienen van zienswijzen is van zes weken opgerekt naar acht weken (art. 35 Wgr nieuw). Dit geeft raden meer tijd om onderling af te stemmen en zo druk uit te kunnen oefenen. De sturingsmogelijkheden van de raden worden in de Wgr nieuw vastgelegd. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam moet uiterlijk op 15 april de algemene en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar aanbieden aan de raden (art. 34b Wgr nieuw) alsmede de conceptjaarrekening van het vorige begrotingsjaar. Hierin moet in elk geval worden opgenomen een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie. De raden kunnen dit dan als input gebruiken bij hun eigen voorjaarsnota. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat het van belang is dat het bestuur van het openbaar lichaam al in februari of maart komt met financiële voorstellen voor het navolgende jaar zodat die in de gemeentelijke kadernota’s kunnen worden meegenomen.
. Opgemerkt wordt dat delegatie van de bevoegdheid niet mogelijk is.
- –
Uit artikel 1 tweede lid van de Wgr volgt dat de raden van de deelnemende gemeenten toestemming moeten verlenen voor het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Ook voor het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling is toestemming van de betrokken gemeenteraden vereist. Dit volgt uit artikel 1 derde lid van de Wgr.
- –
Gezamenlijke raadscommissie Stroomopwaarts MVS
De GR Stroomopwaarts MVS is een collegeregeling, dit heeft tot gevolg dat door het bestuur van de GR geen adviescommissie kan worden ingesteld waarin raadsleden deelnemen. De mogelijkheid om een regionale raadscommissie in te laten stellen door de drie raden zal in overleg nader uitgewerkt worden.
- –
De raden van de deelnemers kunnen de door hen ingestelde rekenkamer verzoeken een onderzoek te verrichten (artikel 184 lid 1 onder a Gemeentewet) bij het openbaar lichaam.