De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 2, eerste
lid, van de Regeling OCW-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
In artikel 4 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018,
worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het derde lid wordt vervangen door:
-
3. De subsidie ten behoeve van de in artikel 2, eerste lid, onder b, bedoelde activiteiten
bedraagt per kalenderjaar:
2. Na het vierde lid wordt een vijfde lid toegevoegd dat als volgt luidt:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker
TOELICHTING
Deze verhoging van de bedragen binnen de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in
het Buitenland 2014–2018 heeft drie oorzaken.
OCW beëindigt de subsidie aan het Lycée International in St. Germain-en-Laye. Deze
beslissing heeft tot substantiële juridische kosten voor NOB geleid. Om deze kosten,
waar de huidige regeling niet in voorziet, te kunnen betalen ontvangt de Stichting
NOB € 20.000 in 2015.
Daarnaast worden aan Stichting NOB vanaf 2014 aanvullende werkzaamheden opgedragen
ter ondersteuning van de minister bij de vervulling van zijn taak in de Raad van Bestuur
voor de Europese Scholen. Het gaat hierbij specifiek om het volgen van de besprekingen
over de financiën van de Europese Scholen, bijvoorbeeld de salarissen van de leraren
en de mate waarin verschillende landen aan het systeem bijdragen. Tot nu toe voerde
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze taken uit. Met deze
wijziging komen alle taken ten aanzien van de Europese Scholen binnen 1 organisatie
te liggen. Voor deze taken ontvangt de Stichting NOB € 6.400 in 2014 voor het verrichten
van opstartwerkzaamheden en € 20.800 structureel in de jaren 2015–2018 voor het uitvoeren
van de werkzaamheden zelf.
Het oorspronkelijke bedrag dat Stichting NOB ontving op grond van artikel 4, derde
lid, van de regeling bedroeg € 73.000. De nieuwe bedragen zijn als volgt opgebouwd:
-
• 2015: € 120.648,00 = € 73.000 + € 6.848 (voorbereiding Europese Scholen) + € 20.800 (structureel
Europese Scholen) + € 20.000 (juridische kosten)
-
• 2016–2018: € 93.800,00 = € 73.000 + € 20.800 (structureel Europese Scholen)
Als laatste heeft Stichting NOB onvoldoende middelen om prijsverhogingen op te vangen
gedurende de looptijd van deze regeling. De kosten van Stichting NOB, en vooral ook
de kosten die Stichting NOB maakt voor het in mandaat uitvoeren van het werkgeverschap,
zijn vooral gelegen in lonen. Het valt te verwachten dat deze zullen stijgen gedurende
de vijf jaar van deze regeling. Daarmee is bij het opstellen van de regeling onvoldoende
rekening gehouden. Daarom worden de verschillende bedragen in deze regeling geïndexeerd.
Van de verschillende mogelijkheden om te indexeren is de loonbijstelling het meest
relevant. De loonbijstelling wordt jaarlijks pas halverwege het lopende kalenderjaar
bekend gemaakt. Dit zou de Stichting NOB aan het begin van een kalenderjaar onvoldoende
zekerheid bieden over de middelen waarover zij dat jaar zal beschikken. Er is daarom
gekozen om de loonbijstelling met een jaar vertraging door te voeren. Zo ontvangt
Stichting NOB in 2015 bijvoorbeeld het subsidiebedrag van 2015 plus de loonbijstelling
van 2014.
Deze prijsindexering is ook doorgevoerd op de bedragen in het mandaatbesluit Stichting
Nederlands Onderwijs in het Buitenland.
Inwerkingtreding
De Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018 is vastgesteld
voor de jaren 2014 tot en met 2018. De Stichting NOB ontvangt per kalenderjaar subsidie
en zal gedurende heel 2015 taken uitvoeren waarvoor op basis van deze wijzigingsregeling
subsidie wordt toegekend. De regeling treedt daarom met terugwerkende kracht in werking
op 1 januari 2015.
Administratieve lasten
Met deze wijziging zijn geen informatieverplichtingen gemoeid. Er is dan ook geen
sprake van administratieve lasten.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker