Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 september 2015, nr. VO/635293, houdende wijziging van de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO in verband met het vaststellen van aanvullende bekostiging voor samenvoeging van scholen en scholengemeenschappen in het voortgezet onderwijs

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 85a, eerste lid, en artikel 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING AANVULLENDE BEKOSTIGING NEVENVESTIGING EN START- EN AANVULLENDE BEKOSTIGING NIEUWE SCHOOL VO

De Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

g. samenvoeging:

samenvoeging als bedoeld in artikel 71, tweede of derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

h. splitsing:

splitsing als bedoeld in artikel 3 van de Regeling voorzieningenplanning voortgezet onderwijs.

B

Na hoofdstuk II wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIA. AANVULLENDE BEKOSTIGING BIJ SAMENVOEGING VAN SCHOLEN EN VAN SCHOLENGEMEENSCHAPPEN

Artikel 7a. Aanvullende bekostiging voor samenvoeging van scholen en van scholengemeenschappen
  • 1. Het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap, die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen of scholengemeenschappen, ontvangt het eerste kalenderjaar na de samenvoeging aanvullende bekostiging voor personeelskosten, berekend op grond van het derde lid, en aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten, berekend op grond van het vierde lid.

  • 2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde kalenderjaar na de samenvoeging respectievelijk 80 procent, 60 procent, 40 procent en 20 procent van de aanvullende bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid. De hoogte van de aanvullende bekostiging voor personeelskosten wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkelingen van de gemiddelde personeelslast, de hoogte van de aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de bekostiging voor exploitatiekosten.

  • 3. De aanvullende bekostiging voor personeelskosten is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Xp-Yp, waarin:

    Xp = de som van de bekostiging voor personeelskosten van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Yp = de bekostiging voor personeelskosten van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, in het kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 4. De aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Xm-Ym, waarin:

    Xm = de som van de bekostiging voor exploitatiekosten van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdeel a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Ym = de bekostiging voor exploitatiekosten van de gefuseerde school, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdeel a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, in het kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 5. In afwijking van het eerste lid komt een bevoegd gezag niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging als op 1 augustus gelijktijdig met de samenvoeging één of meer van de bij de samenvoeging betrokken scholengemeenschappen tevens is betrokken bij een splitsing en er daarbij geen volledige scholengemeenschap wordt opgeheven. Indien er wel een volledige scholengemeenschap wordt opgeheven – een scholengemeenschap splitst waarbij alle delen van die scholengemeenschap fuseren met een andere school- is de aanvullende bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Zp+Zm, waarin:

    Zp = de bekostiging voor personeelskosten van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs in het kalenderjaar na opheffing, wanneer de opheffing niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Zm = de bekostiging voor exploitatiekosten van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdeel a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs in het kalenderjaar na de opheffing, wanneer de opheffing niet zou hebben plaatsgevonden.

  • 6. De aanvullende bekostiging wordt in dit geval in gelijke delen verdeeld over de uit de samenvoeging resulterende scholen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende bekostiging op grond van dit lid.

  • 7. De aanvullende bekostiging wegens samenvoeging vervalt volledig indien een school, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen vijf jaar een splitsing ondergaat. Dit geldt ook voor de eventuele aanvullende bekostiging in verband met een eerdere samenvoeging.

  • 8. De betaling van de aanvullende bekostiging voor personeelskosten en exploitatiekosten vindt plaats in twee bedragen per jaar die beide worden uitbetaald voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft. Voor scholen of scholengemeenschappen die per 1 augustus 2013 zijn ontstaan uit samenvoeging en die op grond van dit artikel in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging, vindt de betaling voor het eerste en tweede kalenderjaar na samenvoeging plaats voor 1 april 2016. Voor scholen of scholengemeenschappen die per 1 augustus 2014 zijn ontstaan uit samenvoeging en die op grond van dit artikel in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging, vindt de betaling voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging plaats voor 1 april 2016.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 8. Verantwoording aanvullende bekostiging

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De aanvullende bekostiging bij samenvoeging van scholen of van scholengemeenschappen wordt verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven voor een samenvoeging.

D

In artikel 12 wordt ‘nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO’ vervangen door nevenvestiging, startbekostiging nieuwe school VO en samenvoeging.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 augustus 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

I. Algemeen

Achtergrond

Het is voor scholen in het voortgezet onderwijs soms nodig om te fuseren om de kwaliteit of de variëteit van het onderwijsaanbod te kunnen blijven garanderen. In situaties van leerlingendaling komt dit vaker voor. Bij fusies treedt altijd een zeker verlies van bekostiging op, met name omdat er vaste voeten voor personeels- en exploitatiekosten wegvallen. Dit bekostigingsverlies kan in de weg staan van een fusie, omdat de terugloop van de kosten vaak niet meteen optreedt, maar pas in de loop van een paar jaar. Om scholen te helpen om toe te groeien naar de nieuwe situatie heeft de regering toegezegd in het voortgezet onderwijs een fusiecompensatieregeling in te voeren. In het primair onderwijs bestaat al een fusiecompensatieregeling.

Inhoud

De onderhavige regeling kent aan gefuseerde scholen een tijdelijke compensatie toe van het verlies van vaste voeten (voor personeels- en exploitatiekosten) als gevolg van de fusie. In het eerste jaar na de fusie wordt het hele bekostigingsverlies gecompenseerd, in de vier jaar daarna wordt de compensatie geleidelijk afgebouwd.

De regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2013. Deze terugwerkende kracht komt voort uit de expliciete toezegging hierover van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een debat in de Tweede Kamer op 30 juni 2014 (Kamerstukken II 2013–2014, 33 893, nr 10, p. 34).

Uitvoering en handhaafbaarheid

De ministeriële regeling is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan DUO, de Auditdienst Rijk en de Inspectie van het Onderwijs. De regeling is door hen uitvoerbaar verklaard.

Administratieve lasten

De regeling bevat geen informatieverplichtingen en heeft daarom geen verhoging van de administratieve lasten tot gevolg. DUO berekent de compensatie (jaarlijks) op basis van gegevens die al voorhanden zijn. Scholen hoeven hiervoor geen aanvraag in te dienen.

Financiële consequenties

De inwerkingtreding van deze regeling met terugwerkende kracht zorgt ervoor dat fusies die tussen 1 augustus 2013 en publicatie van deze regeling hebben plaatsgevonden, ook compensatie ontvangen. De hiervoor benodigde middelen zijn gedekt binnen de begroting. Voor het overige wordt de compensatieregeling ook gedekt binnen de begroting.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

In Onderdeel A worden de begrippen ‘samenvoeging’ en ‘splitsing’ gedefinieerd.

In Onderdeel B wordt de aanvullende bekostiging voor gefuseerde scholen geregeld, door een nieuw hoofdstuk IIa op te nemen in de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO.

Het nieuwe artikel 7a stelt de compensatie vast die scholen ontvangen na een samenvoeging.

In het derde en vierde lid wordt de hoogte van de compensatie geregeld. Het gaat daarbij om de vaste voeten voor personeels- en exploitatiekosten die een gefuseerde school verliest ten opzichte van de situatie vóór fusie. Van het totaal van de vaste voeten vóór fusie wordt de nieuwe vaste voet van de gefuseerde school afgetrokken, om zo de vaste voeten die verloren gaan te berekenen. Die berekening wordt één keer gemaakt. Het berekende verschil wordt in het jaar na fusie geheel gecompenseerd (100 procent), en in de jaren daarop wordt elk jaar een afnemend percentage (80 procent, 60 procent, 40 procent, 20 procent) van dat bedrag gecompenseerd. De aanvullende bekostiging wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor de aanvullende bekostiging voor personeelskosten wordt daarbij gebruik gemaakt van de jaarlijkse regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast VO, voor de aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten van de regeling bekostiging exploitatiekosten VO (zie tweede lid, tweede volzin).

Het vijfde lid gaat over een splitsing van een school die op hetzelfde moment gepaard gaat met een fusie van een (of meer) van de resulterende delen met een andere school (of scholen). In de meeste gevallen zal het daarbij gaan om een situatie waarbij er geen school, en dus geen vaste voet verdwijnt. Het achterblijvende deel van de gesplitste school behoudt immers een vaste voet (hoewel die lager kan zijn). In deze gevallen heeft de fuserende school geen recht op fusiecompensatie. Alleen in het bijzondere geval dat een scholengemeenschap splitst, waarbij alle delen van die scholengemeenschap fuseren met een andere school, gaat er wél een school en dus een vaste voet verloren. In dat geval wordt de verloren gaande vaste voet in gelijke delen verdeeld over de uit de fusies resulterende scholen.

Het zesde lid betreft situaties waarbij een door fusie ontstane school/scholengemeenschap binnen vijf jaar een splitsing ondergaat. In dat geval wordt de fusiecompensatie volledig stopgezet (dus ook de eventuele aanvullende bekostiging in verband met een eerdere fusie).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven