Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 20 januari 2015, nr. 605535, houdende wijziging van de Regeling landelijk sociaal statuut in verband met voorzieningen in de voorfase van de reorganisatie Politiewet 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling landelijk sociaal statuut wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

s. taakgebied:

het werkdomein of een deel(bewerking) daarvan, dat bij de inrichting van de organisatie in een concreet organisatieonderdeel is belegd.

B

Na artikel 20 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

VOORZIENINGEN VOORFASE REORGANISATIE POLITIEWET 2012

Artikel 20a
  • 1. De ambtenaar met een functie vallend onder het domein Leiding of Ondersteuning, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, kan zo lang hij nog niet is geplaatst op een vergelijkbare of uitwisselbare functie of is aangewezen als herplaatsingskandidaat in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012, het bevoegd gezag verzoeken hem met overeenkomstige toepassing van de desbetreffende artikelen een of meer van de volgende voorzieningen toe te kennen:

    • a. een outplacementtraject als bedoeld in artikel 15,

    • b. een vergoeding van opleidingskosten als bedoeld in artikel 16,

    • c. een vergoeding van verhuiskosten en reiskosten voor woon- werkverkeer als bedoeld in artikel 17,

    • d. het verlenen van buitengewoon verlof in verband met een sollicitatie als bedoeld in artikel 20,

    • e. het toekennen van loonsuppletie als bedoeld in artikel 55tBarp,

    • f. het toekennen van een vertrekstimuleringspremie als bedoeld in artikel 55y Barp, met dien verstande dat de vertrekstimuleringspremie in afwijking van dat artikel maximaal € 75.000 bedraagt dan wel maximaal het bruto-jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering als dat salaris meer dan € 75.000 bedraagt,

    • g. kwijtschelding van terugbetalingsverplichtingen als bedoeld in artikel 55z Barp,of

    • h. ontheffing van werkzaamheden, met behoud van aanspraken tot het einde van zijn loopbaan als bedoeld in artikel 55aa Barp.

  • 2. De voorzieningen genoemd in het eerste lid, onder e, f en h kunnen, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, niet onderling gecombineerd worden toegekend.

Artikel 20b
  • 1. Het bevoegd gezag kan de voorzieningen als bedoeld in artikel 20a toekennen, indien naar diens oordeel is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de ambtenaar heeft een functie binnen een taakgebied waarvan voorzienbaar is dat met betrekking tot die functie daar in de toekomst sprake zal zijn van overbezetting, uitsluitend ten gevolge van de reorganisatie Politiewet 2012,

    • b. het is aannemelijk dat het toekennen van de voorziening of voorzieningen aan de ambtenaar bijdraagt aan het verkleinen van overbezetting in het taakgebied waarbinnen betrokkene werkzaam is, of het is voorzienbaar dat de ambtenaar zal worden aangewezen als herplaatsingskandidaat, en

    • c. de kosten van de voorziening voor de organisatie staan in een redelijke verhouding tot het te behalen rendement door het vertrek van de ambtenaar en zijn met het oog op de financiële ruimte toelaatbaar.

  • 2. Een voorziening als bedoeld in artikel 20a kan uitsluitend worden toegekend na indiening van een ontslagaanvraag door de aanvragende ambtenaar, in de zin van artikel 87 Barp, en onder voorbehoud dat die ontslagaanvraag ook wordt geëffectueerd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 juni 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

TOELICHTING

Algemeen

De Korpsleiding, Centrale Ondernemingsraad, politievakorganisaties en het Ministerie van Veiligheid en Justitie hebben in december 2013 afspraken gemaakt over de aanpak van de reorganisatie – een en ander binnen de kaders van bestaande regelgeving. Daarbij is afgesproken dat overbezetting in functies in de formatie wordt geaccepteerd. Dat wil zeggen dat er geen toepassing zal worden gegeven aan artikel 55l van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) dat voor deze reorganisatie – kort gezegd – regelt dat politieambtenaren met het minste aantal politiedienstjaren als eerste worden aangewezen tot herplaatsingskandidaat.

De vorming van de Nationale Politie gaat door samenvoeging van onderdelen en een andere visie op leiderschap gepaard met overbezetting in het domein Leiding. Door schaalvergroting in de bedrijfsvoering ontstaat bovendien overbezetting in het domein Ondersteuning. Om die reden hebben partijen afspraken gemaakt om flankerende voorzieningen die gericht zijn op uitstroom al in een vroeg stadium en onder voorwaarden toegankelijk te maken voor politieambtenaren met een LFNP-functie in één van deze domeinen.

Over de uitvoering van deze regeling is overeenstemming bereikt met de politievakorganisaties in het Georganiseerd overleg politieambtenarenzaken.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Onder ‘taakgebied’ wordt verstaan het werkdomein of een deel(bewerking) daarvan, dat bij de inrichting van de organisatie in een concreet organisatieonderdeel is belegd. Een taakgebied kan dus specifieker zijn dan een organisatorisch ingerichte afdeling.

Voorbeelden van taakgebieden in de ondersteuning zijn: salarisadministratie, HR juridische zaken of strategisch financiële beleidsadvisering, maar ook kan een taakgebied een combinatie van taken zijn (bijv. de taakcombinatie: beleid en control).

Artikel I, onderdeel B

In dit nieuwe hoofdstuk is geregeld hoe lang de voorfase duurt, welke flankerende voorzieningen het betreft, wie daartoe een aanvraag kunnen indienen en wat de voorwaarden zijn om voor een bepaalde voorziening in aanmerking te komen. Vanzelfsprekend wordt hiermee geen afbreuk gedaan aan in het Barp vastgelegde aanspraken voor herplaatsingskandidaten of pre-herplaatsingskandidaten.

Artikel 20a

Uit het eerste lid volgt dat de zogenoemde ‘voorfase’ duurt tot het tijdstip waarop de politieambtenaar ofwel een plaatsingsbesluit heeft ontvangen (de politieambtenaar is functievolger), ofwel is aangewezen als herplaatsingskandidaat. Ook volgt uit dit lid welke groep van politieambtenaren een verzoek kan doen tot een flankerende voorziening. Het gaat om politieambtenaren met een LFNP functie uit de domeinen Leiding of Ondersteuning. Het bevoegd gezag kan deze politieambtenaren de op uitstroom gerichte voorzieningen genoemd in dit lid toekennen.

In het tweede lid is expliciet vastgelegd dat er geen combinatie van de voorzieningen vertrekstimuleringspremie, loonsuppletie of ontheffing van werkzaamheden kan zijn. Waar er dus cumulatie van voorzieningen mogelijk is, geldt dat niet voor deze voorzieningen. Een politieambtenaar kan een loonsuppletie worden toegekend, maar niet een loonsuppletie gecombineerd met een vertrekstimuleringspremie. Overigens betekent dit niet dat het bevoegd gezag gehouden zou zijn alle andere combinaties van voorzieningen per definitie toe te kennen. De mogelijkheden tot combinatie van voorzieningen zal het bevoegd gezag betrekken bij de toetsing aan de toekenningsvoorwaarden, zie artikel 20b.

Artikel 20b

De toekenningsvoorwaarden zijn in dit artikel opgesomd. Uitgangspunt daarbij is dat het bevoegd gezag een discretionaire bevoegdheid heeft. Vanzelfsprekend dient het bevoegd gezag daar op transparante en navolgbare wijze toepassing aan te geven, een en ander mede met het oog op het gelijkheidsbeginsel.

Kernboodschap van de toekenningsvoorwaarden is dat het toekennen van de voorziening bijdraagt aan het reduceren van de overbezetting, waarbij de (financiële) investering van de organisatie moet opwegen tegen het te behalen rendement door het vertrek van de politieambtenaar: is er een redelijke verhouding tussen de omvang van de voorziening in geld en arbeidstijd en het rendement voor de organisatie? Het is aan de beoordeling van het bevoegd gezag of en in welke omvang een voorziening ook daadwerkelijk wordt toegekend en of dit met het oog op de financiële ruimte toelaatbaar is. Het bevoegd gezag weegt daarbij het dienstbelang af tegen het persoonlijk belang van de politieambtenaar.

De in het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel genoemde voorzienbaarheid dat de ambtenaar wordt aangewezen tot herplaatsingskandidaat, houdt tevens in een voorzienbare overschrijding van de maximale reistijd of voorzienbare omstandigheden van lichamelijke, geestelijke of sociale aard, die zodanig zijn dat plaatsing niet van betrokkene kan worden gevergd, ten gevolge waarvan een medewerker kan verzoeken zich te laten aanwijzen als herplaatsingskandidaat (zie in dit verband artikel 55lb, derde lid, Barp).

Artikel II

Deze regeling werkt terug tot en met 1 juni 2014. Vanaf dat tijdstip zijn politieambtenaren in de gelegenheid gesteld een verzoek in te dienen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven