De Minister van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling landelijk sociaal statuut wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door
een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- s. taakgebied:
-
het werkdomein of een deel(bewerking) daarvan, dat bij de inrichting van de organisatie
in een concreet organisatieonderdeel is belegd.
B
Na artikel 20 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
VOORZIENINGEN VOORFASE REORGANISATIE POLITIEWET 2012
Artikel 20a
-
1. De ambtenaar met een functie vallend onder het domein Leiding of Ondersteuning, als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, en bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP,
kan zo lang hij nog niet is geplaatst op een vergelijkbare of uitwisselbare functie
of is aangewezen als herplaatsingskandidaat in het kader van de reorganisatie Politiewet
2012, het bevoegd gezag verzoeken hem met overeenkomstige toepassing van de desbetreffende
artikelen een of meer van de volgende voorzieningen toe te kennen:
-
a. een outplacementtraject als bedoeld in artikel 15,
-
b. een vergoeding van opleidingskosten als bedoeld in artikel 16,
-
c. een vergoeding van verhuiskosten en reiskosten voor woon- werkverkeer als bedoeld
in artikel 17,
-
d. het verlenen van buitengewoon verlof in verband met een sollicitatie als bedoeld in
artikel 20,
-
e. het toekennen van loonsuppletie als bedoeld in artikel 55tBarp,
-
f. het toekennen van een vertrekstimuleringspremie als bedoeld in artikel 55y Barp, met
dien verstande dat de vertrekstimuleringspremie in afwijking van dat artikel maximaal
€ 75.000 bedraagt dan wel maximaal het bruto-jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering
en eindejaarsuitkering als dat salaris meer dan € 75.000 bedraagt,
-
g. kwijtschelding van terugbetalingsverplichtingen als bedoeld in artikel 55z Barp,of
-
h. ontheffing van werkzaamheden, met behoud van aanspraken tot het einde van zijn loopbaan
als bedoeld in artikel 55aa Barp.
-
2. De voorzieningen genoemd in het eerste lid, onder e, f en h kunnen, in afwijking
van het bepaalde in het eerste lid, niet onderling gecombineerd worden toegekend.
Artikel 20b
-
1. Het bevoegd gezag kan de voorzieningen als bedoeld in artikel 20a toekennen, indien
naar diens oordeel is voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de ambtenaar heeft een functie binnen een taakgebied waarvan voorzienbaar is dat met
betrekking tot die functie daar in de toekomst sprake zal zijn van overbezetting,
uitsluitend ten gevolge van de reorganisatie Politiewet 2012,
-
b. het is aannemelijk dat het toekennen van de voorziening of voorzieningen aan de ambtenaar
bijdraagt aan het verkleinen van overbezetting in het taakgebied waarbinnen betrokkene
werkzaam is, of het is voorzienbaar dat de ambtenaar zal worden aangewezen als herplaatsingskandidaat,
en
-
c. de kosten van de voorziening voor de organisatie staan in een redelijke verhouding
tot het te behalen rendement door het vertrek van de ambtenaar en zijn met het oog
op de financiële ruimte toelaatbaar.
-
2. Een voorziening als bedoeld in artikel 20a kan uitsluitend worden toegekend na indiening
van een ontslagaanvraag door de aanvragende ambtenaar, in de zin van artikel 87 Barp,
en onder voorbehoud dat die ontslagaanvraag ook wordt geëffectueerd.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking op de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt
terug tot en met 1 juni 2014.
TOELICHTING
Algemeen
De Korpsleiding, Centrale Ondernemingsraad, politievakorganisaties en het Ministerie
van Veiligheid en Justitie hebben in december 2013 afspraken gemaakt over de aanpak
van de reorganisatie – een en ander binnen de kaders van bestaande regelgeving. Daarbij
is afgesproken dat overbezetting in functies in de formatie wordt geaccepteerd. Dat
wil zeggen dat er geen toepassing zal worden gegeven aan artikel 55l van het Besluit
algemene rechtspositie politie (Barp) dat voor deze reorganisatie – kort gezegd –
regelt dat politieambtenaren met het minste aantal politiedienstjaren als eerste worden
aangewezen tot herplaatsingskandidaat.
De vorming van de Nationale Politie gaat door samenvoeging van onderdelen en een andere
visie op leiderschap gepaard met overbezetting in het domein Leiding. Door schaalvergroting
in de bedrijfsvoering ontstaat bovendien overbezetting in het domein Ondersteuning.
Om die reden hebben partijen afspraken gemaakt om flankerende voorzieningen die gericht
zijn op uitstroom al in een vroeg stadium en onder voorwaarden toegankelijk te maken
voor politieambtenaren met een LFNP-functie in één van deze domeinen.
Over de uitvoering van deze regeling is overeenstemming bereikt met de politievakorganisaties
in het Georganiseerd overleg politieambtenarenzaken.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Onder ‘taakgebied’ wordt verstaan het werkdomein of een deel(bewerking) daarvan, dat
bij de inrichting van de organisatie in een concreet organisatieonderdeel is belegd.
Een taakgebied kan dus specifieker zijn dan een organisatorisch ingerichte afdeling.
Voorbeelden van taakgebieden in de ondersteuning zijn: salarisadministratie, HR juridische
zaken of strategisch financiële beleidsadvisering, maar ook kan een taakgebied een
combinatie van taken zijn (bijv. de taakcombinatie: beleid en control).
Artikel I, onderdeel B
In dit nieuwe hoofdstuk is geregeld hoe lang de voorfase duurt, welke flankerende
voorzieningen het betreft, wie daartoe een aanvraag kunnen indienen en wat de voorwaarden
zijn om voor een bepaalde voorziening in aanmerking te komen. Vanzelfsprekend wordt
hiermee geen afbreuk gedaan aan in het Barp vastgelegde aanspraken voor herplaatsingskandidaten
of pre-herplaatsingskandidaten.
Artikel 20a
Uit het eerste lid volgt dat de zogenoemde ‘voorfase’ duurt tot het tijdstip waarop
de politieambtenaar ofwel een plaatsingsbesluit heeft ontvangen (de politieambtenaar
is functievolger), ofwel is aangewezen als herplaatsingskandidaat. Ook volgt uit dit
lid welke groep van politieambtenaren een verzoek kan doen tot een flankerende voorziening.
Het gaat om politieambtenaren met een LFNP functie uit de domeinen Leiding of Ondersteuning.
Het bevoegd gezag kan deze politieambtenaren de op uitstroom gerichte voorzieningen
genoemd in dit lid toekennen.
In het tweede lid is expliciet vastgelegd dat er geen combinatie van de voorzieningen
vertrekstimuleringspremie, loonsuppletie of ontheffing van werkzaamheden kan zijn.
Waar er dus cumulatie van voorzieningen mogelijk is, geldt dat niet voor deze voorzieningen.
Een politieambtenaar kan een loonsuppletie worden toegekend, maar niet een loonsuppletie
gecombineerd met een vertrekstimuleringspremie. Overigens betekent dit niet dat het
bevoegd gezag gehouden zou zijn alle andere combinaties van voorzieningen per definitie
toe te kennen. De mogelijkheden tot combinatie van voorzieningen zal het bevoegd gezag
betrekken bij de toetsing aan de toekenningsvoorwaarden, zie artikel 20b.
Artikel 20b
De toekenningsvoorwaarden zijn in dit artikel opgesomd. Uitgangspunt daarbij is dat
het bevoegd gezag een discretionaire bevoegdheid heeft. Vanzelfsprekend dient het
bevoegd gezag daar op transparante en navolgbare wijze toepassing aan te geven, een
en ander mede met het oog op het gelijkheidsbeginsel.
Kernboodschap van de toekenningsvoorwaarden is dat het toekennen van de voorziening
bijdraagt aan het reduceren van de overbezetting, waarbij de (financiële) investering
van de organisatie moet opwegen tegen het te behalen rendement door het vertrek van
de politieambtenaar: is er een redelijke verhouding tussen de omvang van de voorziening
in geld en arbeidstijd en het rendement voor de organisatie? Het is aan de beoordeling
van het bevoegd gezag of en in welke omvang een voorziening ook daadwerkelijk wordt
toegekend en of dit met het oog op de financiële ruimte toelaatbaar is. Het bevoegd
gezag weegt daarbij het dienstbelang af tegen het persoonlijk belang van de politieambtenaar.
De in het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel genoemde voorzienbaarheid dat de
ambtenaar wordt aangewezen tot herplaatsingskandidaat, houdt tevens in een voorzienbare
overschrijding van de maximale reistijd of voorzienbare omstandigheden van lichamelijke,
geestelijke of sociale aard, die zodanig zijn dat plaatsing niet van betrokkene kan
worden gevergd, ten gevolge waarvan een medewerker kan verzoeken zich te laten aanwijzen
als herplaatsingskandidaat (zie in dit verband artikel 55lb, derde lid, Barp).
Artikel II
Deze regeling werkt terug tot en met 1 juni 2014. Vanaf dat tijdstip zijn politieambtenaren
in de gelegenheid gesteld een verzoek in te dienen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten