Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 15 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/56074, houdende vaststelling van de subsidieverstrekking aan de stichting TeamAlert (Subsidieregeling TeamAlert 2015)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2, aanhef en onder a, 3, 4 en 6, eerste lid van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en 4:59, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

activiteitenplan:

activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

forfaitaire uurtarieven:

kostendekkende tarieven per uur voor een boekjaar welke worden gehanteerd voor de uitvoering van subsidiabele projecten en producten;

kosten derden:

op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele projecten en producten worden gemaakt;

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

project:

samenhangend geheel van niet-economische activiteiten;

product:

(deel)resultaat dat voortkomt uit een project;

subsidieontvanger:

stichting TeamAlert, statutair gevestigd te Amsterdam;

wet:

Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doel subsidie

  • 1. De minister kan op aanvraag per boekjaar een subsidie verstrekken aan de subsidieontvanger voor het uitvoeren van projecten en producten op het gebied van verkeersveiligheid voor jongeren van 12 tot en met 24 jaar, gericht op:

    • a. het creëren van bewustwording bij verkeersdeelnemers van 12 tot en met 24 jaar door het realiseren van verandering in kennis, houding en risicoperceptie ten aanzien van verkeersveiligheid, en

    • b. het versterken van participatie van jongeren van 12 tot en met 24 jaar bij beleidsontwikkeling op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a. voor zover voor een project of product als bedoeld in het eerste lid, een subsidie is of wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan dan wel andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie zijn verkregen, of

    • b. voor zover de projecten en producten zijn te kwalificeren als economische activiteiten.

Artikel 3 Toepassing Algemene wet bestuursrecht Afdeling 4.2.8

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing.

Artikel 4 Forfaitaire uurtarieven

  • 1. De minister berekent voor de looptijd van deze regeling de forfaitaire uurtarieven op basis van de gemiddelde salarisschaal bij subsidieontvanger en de gemiddelde overheadkosten, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek van de voor het betreffende kalenderjaar van toepassing zijnde Handleiding Overheidstarieven.

  • 2. Voor de berekening van het forfaitair uurtarief worden salarisschalen boven schaal 18 beschouwd als het maximum van schaal 18.

Artikel 5 Subsidieplafond en subsidiabele kosten

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor de looptijd van deze regeling € 750.000 per boekjaar.

  • 2. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen het totaal aantal uren dat daadwerkelijk aan de uitvoering van de subsidiabele projecten en producten is besteed vermenigvuldigd met de forfaitaire uurtarieven, alsmede de kosten derden.

Artikel 6 Concept-activiteitenplan

  • 1. Uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zendt de subsidieontvanger een concept van het activiteitenplan aan de minister.

  • 2. Voor zover dit naar het oordeel van de minister noodzakelijk is, zendt subsidieontvanger telkens uiterlijk op 1 september of 1 oktober een aangepast concept aan de minister waarin rekening is gehouden met de eerdere opmerkingen van de minister.

Artikel 7 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidieverlening in bij de minister, uiterlijk op 8 november van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De aanvraag bevat het bedrag van de gevraagde subsidie.

  • 2. Onverminderd artikel 4:65 van de wet gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. het activiteitenplan, dat in elk geval een overzicht biedt van de projecten en producten en waarbij de keuze van de projecten en producten is gebaseerd op het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020;

    • b. de begroting, bedoeld in artikel 4:63, van de wet;

    • c. het geraamde tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond, het geraamde aantal uren per project met onderbouwing, alsmede de geraamde kosten derden per project met onderbouwing;

    • d. een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant ten aanzien van de berekening van de forfaitaire uurtarieven waarbij minimaal het volgende wordt aangegeven:

      • 1°. bij de berekening is de begroting voor 2016 gehanteerd;

      • 2°. de berekening is zoveel mogelijk gebaseerd op de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven;

      • 3°. de berekeningssystematiek is ook reeds onder de Subsidieregeling TeamAlert 2012 toegepast, en

      • 4°. onverminderd artikel 4, tweede lid, zijn de gehanteerde tarieven gebaseerd op de in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vastgelegde salarisschalen.

Artikel 8 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De minister neemt de beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. In de beschikking worden vermeld:

    • a. de te subsidiëren projecten en producten;

    • b. het tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond;

    • c. de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    • d. het geraamde aantal uren per project alsmede de geraamde kosten derden per project;

    • e. de berekende forfaitaire uurtarieven, bedoeld in artikel 4, en

    • f. de inhoud van het controleprotocol.

  • 3. Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu, wordt in de beschikking tevens vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu.

Artikel 9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:35 van de wet kan de minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

  • a. in het activiteitenplan onvoldoende rekening is gehouden met de door hem over een concept-activiteitenplan gemaakte opmerkingen;

  • b. de aanvraag niet voldoet aan artikel 7;

  • c. er in voorgaande boekjaren ten aanzien van de subsidieverlening dan wel subsidievaststelling toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet, of

  • d. projecten qua aanbod geheel of gedeeltelijk overlap vertonen met die van de vereniging Veilig Verkeer Nederland.

Artikel 10 Voorschotverlening

  • 1. De minister kan een voorschot verlenen. Deze beschikking wordt ambtshalve gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening gegeven.

  • 2. Het voorschot wordt uitgekeerd op basis van een bij de aanvraag tot subsidieverlening verstrekt overzicht van de liquiditeitenprognose waarin de liquiditeitsbehoefte per kalenderkwartaal wordt aangegeven.

  • 3. Het voorschot wordt uitgekeerd in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot bevoorschotting worden bepaald met dien verstande dat de voorschotverlening ten hoogste 95 procent van de verleende subsidie per boekjaar bedraagt.

Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 4:68, 4:69 en 4:70 van de wet gelden de volgende verplichtingen voor de subsidieontvanger:

    • a. het afronden van de uitvoering van projecten en producten waarvoor subsidie is verleend, uiterlijk op het tijdstip dat daarvoor is aangegeven in de beschikking tot subsidieverlening;

    • b. het onverwijld doen van een schriftelijke melding aan de minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie en op de rechtmatige en de doelmatige aanwending daarvan zoals financiering van projecten en producten vanuit andere bronnen en over- en onderschrijdingen van het geraamde subsidiebedrag van een project van meer dan 10% onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • c. het onverwijld doen van een schriftelijke melding aan de minister zodra aannemelijk is dat een gesubsidieerde project niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d. het doen van een schriftelijke melding aan de minister, vergezeld van een herziene liquiditeitenprognose, indien de gemaakte subsidiabele kosten op de laatste dag van elk kalenderkwartaal 75% of minder bedragen van de voor dat desbetreffende kwartaal begrote subsidiabele kosten; de melding geschiedt binnen twee maanden na afloop van het desbetreffende kalenderkwartaal;

    • e. het verlenen van medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidiegelden, dat wordt verricht namens of in opdracht van de minister of door de Algemene Rekenkamer en het desverlangd verstrekken van alle informatie aan degene die met dit onderzoek is belast;

    • f. het de minister vooraf schriftelijk op de hoogte stellen in geval bekendheid wordt gegeven aan een gesubsidieerde project, product of standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter;

    • g. het verlenen van medewerking binnen een door de minister te stellen termijn aan een door hem ingesteld evaluatieonderzoek teneinde te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitvoeren van een gesubsidieerde project, een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelen van deze regeling;

    • h. het in acht nemen van het controleprotocol, en

    • i. het informeren van de minister over het wijzigen van de statuten van de subsidieontvanger.

  • 2. De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening:

    • a. verplichtingen opleggen met betrekking tot het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde projecten en producten van subsidieontvanger alsmede aan de resultaten ervan;

    • b. verplichtingen opleggen met betrekking tot het zonder vergoeding aan de minister of een door de minister aangewezen derde verstrekken van door de minister benodigde, op gesubsidieerde projecten en producten van subsidieontvanger gerichte informatie;

    • c. verplichtingen opleggen met betrekking tot het verkrijgen van andere financiële middelen, of

    • d. andere verplichtingen opleggen die de minister wenselijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat:

    • a. een gescheiden administratie van kosten en baten wordt gevoerd voor de gesubsidieerde projecten en producten enerzijds en de overige activiteiten anderzijds, en

    • b. een onderzoek als bedoeld in artikel 4:79, eerste lid, van de wet wordt uitgevoerd en dat dit onderzoek geschiedt met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in het controleprotocol, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder f., en

    • c. geen staatssteun wordt verleend aan ondernemingen middels de subsidie.

Artikel 12 Strategische samenwerking met vereniging Veilig Verkeer Nederland

  • 1. Subsidieontvanger werkt ten behoeve van de uitvoering van de gesubsidieerde projecten strategisch samen met de vereniging Veilig Verkeer Nederland. Deze samenwerking betreft:

    • a. het afstemmen van het projectenaanbod, zodat subsidieontvanger alleen aanvullend actief is en niet met de vereniging Veilig Verkeer Nederland soortgelijke activiteiten op dezelfde locatie uitvoert;

    • b. het verhogen van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers;

    • c. indien van toepassing het gezamenlijk werven van vrijwilligers gericht op het verhogen van de verkeersveiligheid;

    • d. voor zover van toepassing het gezamenlijk werven van sponsoren gericht op het verhogen van de verkeersveiligheid, en

    • e. het bijdragen aan de ontwikkeling van medewerkers door kennisdeling en leren van elkaar op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 2. Subsidieontvanger rapporteert vanaf 1 juli 2015 halfjaarlijks over de samenwerking, in elk geval in het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 14, tweede lid.

Artikel 13 Toestemming minister

  • 1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van de minister voor:

    • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het ontbinden van TeamAlert, of

    • c. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

  • 2. Aan de toestemming kunnen voorwaarden of voorschriften worden verbonden.

Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister binnen 26 weken volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van:

    • a. het activiteitenverslag dat tevens voldoet aan artikel 4:80 van de wet;

    • b. het financieel verslag;

    • c. de stand van zaken van de projecten en producten en de tijdstippen waarop deze zijn afgerond, het gerealiseerde aantal uren per project met onderbouwing en de gerealiseerde kosten derden per project met onderbouwing;

    • d. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de wet, en

    • e. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:79, derde lid, van de wet.

Artikel 15 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. De minister neemt de beschikking tot subsidievaststelling binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De minister is bevoegd tot ambtshalve vaststelling van de subsidie indien de subsidieontvanger niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 16 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de directeur en medewerkers van de Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën en andere bij besluit van de minister aangewezen personen.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling TeamAlert 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding voor en doel van de subsidie

Deze regeling strekt ertoe subsidiegelden aan de stichting TeamAlert (hierna: TeamAlert) te kunnen (blijven) verstrekken voor het uitvoeren van bepaalde projecten en producten van TeamAlert. De voorgaande Subsidieregeling TeamAlert 2012 is vervallen per 1 januari 2015.

TeamAlert is een verkeersveiligheidsorganisatie voor en door jongeren. TeamAlert bestaat uit een kleine vaste kern en een grote pool van betrokken jongeren. De doelgroep van TeamAlert bestaat uit jongeren van 12 tot en met 24 jaar. De afgelopen jaren heeft TeamAlert zich ontwikkeld tot een serieuze partner op het gebied van verkeersveiligheid, niet alleen voor het Rijk maar ook voor decentrale overheden. De projecten van TeamAlert richten zich vooral op educatieve projecten en voorlichtingscampagnes gericht op beïnvloeding van risicoperceptie en mentaliteit van de doelgroep.

De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat geeft de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het verkeer- en vervoerbeleid. Deze wet vormt de wettelijke basis voor de onderhavige regeling. De minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) acht het wenselijk TeamAlert jaarlijks te (blijven) subsidiëren omdat het borgen van het publieke belang van duurzame verkeersveiligheid voor jongeren een groot maatschappelijk nut dient en deze organisatie daartoe is ingericht. Door het vervallen van de vorige subsidieregeling is het noodzakelijk voor de nieuwe subsidieperiode een nieuwe regeling op te stellen ter continuering van de te subsidiëren projecten en producten.

TeamAlert verricht voor wat betreft de gesubsidieerde projecten en producten geen economische activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt) en is voorts goed geëquipeerd om de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit te voeren, activiteiten die zonder een onafhankelijke organisatie als TeamAlert ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Het gaat hierbij dus niet om een relatie tussen het rijk als opdrachtgever en TeamAlert als opdrachtnemer.

Het inschakelen van derden door TeamAlert dient tegen een marktconforme prijs te gebeuren. Daarom dienen de aanbestedingsregels door TeamAlert te worden gerespecteerd voor zover het de aanwending van de subsidiegelden betreft.

De subsidie stelt TeamAlert in staat om het bewustzijn van jongeren ten aanzien van hun kwetsbare positie in het verkeer te vergroten en zo hun verkeersveiligheid te verbeteren, bijvoorbeeld via educatieve projecten en voorlichtingscampagnes. Bij educatie ligt de focus op langdurige contactmomenten met leerlingen, bij voorlichting worden jongeren bereikt via diverse kanalen en met verschillende vervoersmiddelen als thema. Alle activiteiten staan in het teken van inhoudelijke en organisatorische doorontwikkeling. Zo worden jongeren als kwetsbare groep in het verkeer op een aansprekende en doeltreffende manier bereikt en wordt het aantal verkeersslachtoffers onder jongeren verminderd. TeamAlert weet met haar projecten jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar te verleiden om na te denken over het onderwerp verkeersveiligheid. Hierdoor wordt de participatie van jongeren van 12 tot en met 24 jaar bij beleidsontwikkeling op het gebied van verkeersveiligheid versterkt. Feedback van de doelgroep neemt TeamAlert mee in hun verder projectontwikkeling.

De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking. De wet geeft de mogelijkheid ook afdeling 4.2.8 van toepassing te verklaren op per boekjaar verstrekte subsidies. Dit is in artikel 3 gebeurd.

2. Verslag over de doeltreffendheid subsidie

2.1 Ontwikkeling TeamAlert

In de zomer van 2000 is op initiatief van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat het jongerenparticipatieproject met als thema verkeersveiligheid gestart. De minister wilde een team van jongeren actief gaan betrekken bij het beleid van haar ministerie. Het doel van het project was dat beleidsmaatregelen meer effect en draagvlak kregen bij jongeren.

Er is een groep van vijf jongeren geselecteerd op basis van mondigheid, media-uitstraling en creativiteit. Ze hebben zelf de naam TeamAlert bedacht en de volgende taak vanuit het ministerie gekregen:

  • Bevorderen jongerenparticipatie op het gebied van verkeersveiligheid door het meedenken over verbeteringen op het gebied van verkeersveiligheid;

  • Bedenken van campagnes waarbij zoveel mogelijk jongeren worden geconfronteerd met het thema verkeersveiligheid. Basisgedachte hierbij was, dat communicatie voor en door jongeren een meerwaarde heeft, zeker wanneer een team met eigentijdse jongeren fungeert als ambassadeur voor het thema verkeersveiligheid.

In 2003 eindigde het project en heeft een deel van de vijf jongeren op 6 maart 2003 de ‘Stichting TeamAlert’ opgericht. De minister van Verkeer en Waterstaat (VenW) verleende toentertijd de opstartsubsidie in de vorm van een instellingsubsidie en een projectsubsidie.

De minister van VenW heeft in 2004 besloten TeamAlert in ieder geval gedurende drie jaar te subsidiëren met een instandhoudingsubsidie en een projectsubsidie. In 2005 is TeamAlert in opdracht van de minister van VenW door het bureau XTNT geëvalueerd. Uit de evaluatie kwam naar voren dat jongeren het belangrijk vinden dat een organisatie als TeamAlert bestaat en de naamsbekendheid in verhouding tot het budget hoog is. Met betrekking tot de toekomstige activiteiten zou TeamAlert zich voornamelijk moeten richten op lokaal niveau en één op één contact. Een aandachtspunt was het vaststellen van de effectiviteit van de activiteiten van TeamAlert op de mate van participatie van de doelgroep bij de ontwikkeling van verkeersveiligheidsbeleid door de landelijke en decentrale overheid en daaraan gelieerde partijen. Omdat TeamAlert met de aanbeveling aan de slag is gegaan, stelde de minister van VenW zich anno 2007 op het standpunt dat Teamalert bijdraagt aan de bewustwording van jongeren en dat het jongeren betrekt bij de beleidsontwikkeling op gebied van verkeersveiligheid. De minister van VenW stelde het bestaansrecht van TeamAlert niet ter discussie, wel was de minister van VenW van mening dat om TeamAlert te continueren een aantal verbeteringen noodzakelijk is. Daarom heeft de minister van VenW aan PriceWaterHouseCoopers in 2008 opdracht gegeven om TeamAlert te evalueren met focus op professionalisering van de organisatie, de relatie tussen bestuur en de algemeen directeur en de transparantie van de financiën. Met de komst van een nieuwe Raad van Toezicht en Raad van Bestuur volgde in 2008 een professionaliseringsslag in de structuur en organisatie. TeamAlert heeft naast een positieve interne ontwikkeling ook ingezet op de verankering binnen de Nederlandse verkeersveiligheidswereld.

Tot 2011 bestond de subsidie die IenM aan TeamAlert heeft verstrekt uit een instellingsubsidie en een projectsubsidie. Op basis van de inhoudelijke rapportages van de verschillende TeamAlert projecten was de minister van IenM van mening, dat TeamAlert bijdraagt aan de bewustwording van jongeren en dat TeamAlert jongeren betrekt bij de beleidsontwikkeling op het gebied van verkeersveiligheid.

2.2 Subsidieregeling TeamAlert 2012

Gezien de positieve ontwikkeling van TeamAlert in de periode tussen 2008 en 2011, zowel op organisatieniveau als ook binnen de verkeersveiligheidwereld, is in 2011 de Subsidieregeling TeamAlert 2012 opgesteld en in september 2011 gepubliceerd.

In plaats van een instellingsubsidie, die voor algemene overhead ingezet kon worden, is bewust gekozen voor een subsidieregeling die werkt met forfaitaire uurtarieven op basis van de Handleiding overheidstarieven 2011 die voor meer transparantie zorgde. Hiernaast is ook de overlegstructuur aangepast, zodat er meer structureel en beter inhoudelijk overleg tussen IenM en TeamAlert plaatsvindt. TeamAlert heeft een duidelijke visie, missie een doelstelling.

Tabel 1: Visie, missie, doelstelling TeamAlert

Visie TeamAlert

TeamAlert gelooft dat jongeren zich verkeersveiliger gedragen, wanneer leeftijdsgenoten hen vanuit hun eigen belevingswereld bewust of onbewust in hun gedrag beïnvloeden.

Missie TeamAlert

TeamAlert realiseert verkeersveiliger gedrag onder jongeren van 12 tot en met 24 jaar, om daarmee het aantal slachtoffers onder hen terug te brengen en de verkeersveiligheid in Nederland te verhogen.

Doelstelling TeamAlert

Het minimaliseren van het aantal verkeersslachtoffers onder jongeren en het bevorderen van de verkeersveiligheid onder leeftijdsgenoten.

Sinds 1 januari 2012 is TeamAlert aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dit betekent onder andere dat TeamAlert zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen belang en met het geheel van haar algemeen nuttige activiteiten geen winstoogmerk heeft.

TeamAlert is de grootste aanbieder van verkeerseducatie aan jongeren en is in staat om met het peer-to-peer principe een groot één-op-één bereik te realiseren.1 TeamAlert is vanwege de compacte en centraal georganiseerde organisatie in staat om adequaat in te spelen op veranderende (markt)omstandigheden.

2.3 Tijdstip huidige evaluatie

Aangezien een jaarlijkse subsidie aan TeamAlert op een wettelijk voorschrift berust, verplicht artikel 4:24 van de Awb IenM om ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag te publiceren over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Onderstaande tekst is bedoeld als bovengenoemd verslag.

Naar de letter van de wet zou ten minste eenmaal in de vijf jaren een evaluatie gepubliceerd moeten worden en zou de huidige evaluatie eind 2016 hebben kunnen plaatsvinden. De minister van IenM heeft er echter voor gekozen om de evaluatie al in 2014 uit te voeren tegelijkertijd met het aflopen van de Subsidieregeling TeamAlert 2012. Eventuele aanbevelingen zouden dan direct meegenomen kunnen worden in de nieuwe subsidieregeling. De huidige evaluatie ziet op de periode 2012, 2013 en half 2014, aangezien het jaar 2014 nog liep.

2.4 Aard van evaluatie

Gezien de korte looptijd van de te evalueren periode, de aanwezigheid van diverse informatie van derden die ingaat op de effectiviteit van de subsidie en beschikbaar cijfermateriaal van TeamAlert is gekozen voor een lichtere vorm van evaluatie. Deze mogelijkheid wordt expliciet genoemd in de memorie van toelichting van het wetsartikel (Kamerst. II, 23 700, nr. 3). In diezelfde toelichting op artikel 4:24 geeft de wetgever aan: ‘Het is vaak zeer wel mogelijk, en verdient dan ook de voorkeur, om op basis van periodiek door uitvoeringsorganen aangeleverde gegevens, jaarverslagen van inspecties e.d. voldoende zicht te krijgen op de werkelijkheid achter de wet.’ Dit is de vorm die de minister van IenM verkiest om de evaluatie uit te voeren. Vanzelfsprekend zijn hier ook minder kosten mee gemoeid.

2.5 Gebruikte documenten

Voor deze evaluatie zijn volgende documenten gebruikt: evaluatierapport XTNT uit 2005, evaluatierapport PriceWaterHouseCoopers uit 2008, jaarverslagen TeamAlert 2012 en 2013, inhoudelijke rapportages en het onderzoek naar mogelijke samenwerking tussen TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland uitgevoerd door SIRA-consulting in 2013. Hiernaast zijn informele gesprekken gevoerd met TeamAlert.

2.6 Rechtmatigheid subsidie

De subsidie voor de afgelopen jaren is elk jaar verleend na een subsidieaanvraag door TeamAlert. TeamAlert dient tijdig een concept activiteitenplan in, waarin tot op projectniveau de activiteiten en uren geschat worden. Deze programmering wordt jaarlijks in nauw overleg met IenM opgesteld, zodat voor 1 november het definitieve activiteitenplan door TeamAlert wordt ingediend. Dit is overigens een plicht die voortvloeit uit de subsidieregeling. De minister van IenM weet dus welke werkzaamheden TeamAlert zal verrichten voor de aangevraagde subsidie, de uiteindelijke keuze die gemaakt wordt bij de aanvraag van de jaarlijkse subsidieverlening blijft aan TeamAlert. De rechtmatigheid van de subsidie wordt voorts jaarlijks vastgesteld door een accountant. In de inhoudelijke rapportage ten behoeve van de vaststelling bespreekt TeamAlert per project het verloop van het project, zoals aangevraagd in het activiteitenplan, de doelstelling en de bereikte resultaten, aandachtspunten en aanbevelingen voor het volgende jaar.

2.7 Doeltreffendheid

Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 2 van de gezamenlijke overheden richt zich op permanente verbetering van verkeersveiligheid met (1) succesvolle generieke maatregelen; zoals campagnes, veiligere infrastructuur en gerichte handhaving, (2) beter beschermen van kwetsbare verkeersdeelnemers en (3) harder aanpakken van notoire overtreders. De projecten en producten van TeamAlert sluiten aan bij het beschermen van kwetsbare deelnemers, jongeren in de doelgroep van 12 tot 24 jaar.

In algemene zin kan worden geconstateerd dat de subsidie doeltreffend is in die zin dat de minister van IenM invloed kan uitoefenen op welke activiteiten TeamAlert verricht voor de subsidie. TeamAlert weet zelf goed in te spelen op actuele onderwerpen en oplossingen voor actuele maatschappelijke problemen. Zo wordt TeamAlert door de minister regelmatig in communicatie met de Tweede Kamer genoemd, zoals bijvoorbeeld bij het drugs en rijonderricht dossier.

Met de subsidie van de minister van IenM ontwikkelt TeamAlert (1) aansprekende voorlichtingscampagnes en (2) originele educatieve projecten, die jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar weten te triggeren om na te denken over het onderwerp en (3) communicatieprojecten. Dit totaal portfolio zorgt ervoor dat jongeren aangesproken kunnen worden door middel van verschillende invalshoeken en op verschillende vindplaatsen. Hierdoor kan TeamAlert de gehele doelgroep van 12 tot en met 24 jaar aanspreken met haar projecten.

Er zijn over de afgelopen jaren verschillende projecten door TeamAlert uitgevoerd en opgestart op het terrein van verkeersveiligheid met subsidie van de minister van IenM.

  • Voorlichting op het gebied van alcohol en drugs (de Witte Waas) in het verkeer op festivals.

  • Verkeersveiligheidsprojecten voor fietsers en scooters op diverse scholen en in studentensteden. Zo is het project ScooterElite een ervaringsproject voor jonge scooterrijders.

  • Educatieve projecten onder jongeren op het voortgezet onderwijs, zo wordt met StudioFlits een unieke doelgroep in het praktijkonderwijs bereikt.

  • Projecten rond jonge bestuurders: voorlichting over 2toDrive, het project @thewheel, waarbij afleiding in het verkeer centraal staat en de Rijscholenkiezer, waarbij jongeren worden geattendeerd op een bewuste keuze van de rijopleider.

Vanzelfsprekend is doeltreffendheid meer dan het feit dat TeamAlert gesubsidieerde projecten uitvoert. Doeltreffendheid strekt zich ook uit tot het bereiken van het grotere doel: Het verhogen van de verkeersveiligheid in Nederland.

TeamAlert ziet zelf de evaluatie van de projecten als een belangrijk (strategisch) instrument om een daadwerkelijke verhoging van de verkeersveiligheid onder jongeren te kunnen realiseren en besteedt hieraan specifiek aandacht door interne en externe kwaliteitscontrole.

Door middel van evaluatieonderzoek kan de impact van projecten worden vergroot; onderzoeksuitkomsten leveren een positieve bijdrage aan zowel de doelmatigheid als de kwaliteit van de educatieve- en voorlichtingsprojecten. Tevens biedt onderzoek TeamAlert de mogelijkheid om verschillende onderscheidende projecten te blijven aanbieden.

Interne kwaliteitscontrole op doeltreffendheid

De afgelopen jaren is onderzoek een steeds belangrijkere rol in gaan nemen binnen de werkwijze van TeamAlert. Inmiddels vormen onderzoek en evaluatie de basis van ieder project. In de eerste plaats richt onderzoek zich op inhoudelijke verzwaring, het methodisch opschalen van projecten en het uitvoeren van resultaatmetingen om een kwaliteitsslag over het gehele projectportfolio te kunnen realiseren. TeamAlert is in januari 2013 gestart met het meten van haar activiteiten door middel van een eigen gedragswetenschapper. Verschillende onderzoeksmethoden worden ingezet om aan deze doelen te kunnen werken:

  • Effectonderzoek: heeft het project effect op de kennis, houding en intentie ten aanzien van verkeersveiligheid en het verkeersveilige gedrag van deelnemers?

  • User experience onderzoek: hoe beoordelen deelnemers aan een project het project (succes- en faalfactoren / aansluiting op doelgroep)?

  • Procesevaluaties: is het project doeltreffend? In hoeverre wordt via de gekozen werkwijze gericht aan de vooraf opgestelde doelen gewerkt?

TeamAlert hanteert een methodische aanpak bij het evalueren van de educatieve en voorlichtingsprojecten. Het toetsen van deze projecten gebeurt aan de hand van de PDCA-cyclus (Plan, Do, Check, Act). Ieder project doorloopt deze cyclus, afhankelijk van de verschillende toetsmomenten en de gegenereerde onderzoeksresultaten, één of meerdere keren. Op basis van onderzoeksuitkomsten, in combinatie met onder andere bereikcijfers, worden vervolgens gerichte keuzes gemaakt in de (door)ontwikkeling van een project. Dit betekent dat onderzoek de basis is voor nieuwe en bestaande projecten en door middel van onderzoek de uiteindelijke werkwijze binnen een project bepaald wordt.

Binnen de subsidieregeling TeamAlert 2012 is inmiddels een derde van alle projecten op effect getoetst en is onder zo goed als alle projecten een user experience onderzoek of procesevaluatie uitgevoerd. De bevindingen zijn per project terug te vinden in de jaarlijkse inhoudelijke rapportage.

Externe kwaliteitscontrole op doeltreffendheid

Om te waarborgen dat het door TeamAlert uitgevoerde onderzoek kwalitatief hoogwaardig is en objectief wordt uitgevoerd, werkt TeamAlert bij het opzetten en uitvoeren van haar onderzoeken sinds 2013 samen met de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). De SWOV voert een onafhankelijke kwaliteitstoets uit op de verschillende onderzoeksproducten van TeamAllert en adviseert per onderzoeksfase: (1) het ontwikkelen van de onderzoeksopzet en onderzoeksinstrumenten, (2) het uitvoeren van de data-analyse en (3) het formuleren van conclusies en aanbevelingen. Door de kwaliteitstoets van de SWOV kan TeamAlert garanderen dat een project volgens wetenschappelijke standaarden is onderzocht en de onderzoeksresultaten betrouwbaar zijn.

De SWOV beoordeelt de manier van onderzoek van TeamAlert en geeft TeamAlert als het ware een ‘stempel’ als inderdaad blijkt dat TeamAlert goed en volledig onderzoek heeft gedaan. Zo zijn bijvoorbeeld de afgeronde effectonderzoeken naar Kruispunt en Streetbeat reeds voorzien van een ‘stempel’ door SWOV en worden op dit moment effectonderzoeken naar ScooterElite en Studio Flits! onder de loep genomen.

Hiernaast kan over externe kwaliteitscontrole worden gemeld, dat CROW-KpVV (Kennisplatform Verkeer en Vervoer) is begonnen om alle producten die zijn opgenomen in de Toolkit Permanente Verkeerseducatie te toetsen aan de hand van de ‘checklist verkeerseducatie’. Met deze toetsing wordt beoogd om afnemers handvatten te geven verantwoorde verkeerseducatie projecten te kiezen. Deze Toolkit Permanente Verkeerseducatie staat online, met een beschrijving van allerlei verschillende producten3. Hierin zijn ook de educatieve projecten Kruispunt, Streetbeat, LaMaZien, Studio Flits! van TeamAlert meegenomen. Naar verwachting wordt de beoordeling van de projecten in 2015 gepubliceerd.

2.8 Doelmatigheid – bereik van projecten

De inzet van TeamAlert draagt niet alleen bij aan de bewustwording en betrokkenheid van jongeren op het gebied van verkeersveiligheid, maar ook de betrokkenheid en participatie van andere partijen op dit thema. TeamAlert heeft de afgelopen jaren steeds meer jongeren weten te bereiken, zowel face-to-face als ook door online en offline media.

Het is TeamAlert gelukt om de afgelopen jaren ieder euro die wordt ontvangen met de subsidie van de minister van IenM te vermeerderen door decentrale bijdragen aan te vragen waarmee het landelijk activiteitenplan wordt ondersteund. TeamAlert is actief in elke provincie en heeft hierdoor landelijke dekking. Ook wordt samenwerking gezocht met andere partijen. Dit zorgt ervoor dat TeamAlert haar financiële middelen voor de verkeersveiligheid verdubbelt en landelijk goed op het onderwerp verkeersveiligheid inspeelt.

Tabel 2: Cijfers TeamAlert op een rij

 

2011

2012

2013

2014 (verwacht)

Subsidie IenM

€ 827.092 projectsubsidies

€ 140.000 instellingssubsidie

€ 947.029 brede projectsubsidie

€ 929.573 brede projectsubsidie

€ 851.000 brede projectsubsidie

Baten

€ 1.543.365

€ 1.731.014

€ 1.787.113

n.n.b.

Lasten

€ 1.356.498

€ 1.650.837

€ 1.749.721

n.n.b.

Continuïteitsreserve

€ 367.283

€ 447.487

€ 484.879

€ 500.000

Aantal fte’s met vast dienstverband

15 (waarvan 1 vast)

18 (waarvan 2 vast)

20 (waarvan 4 vast)

24 (waarvan 7 vast)

Bereik van aantal jongeren door face-to-face activiteiten

101.000

117.500

130.000

n.n.b.

Bereik van jongeren door online en offline activiteiten

3.006.000

6.344.000

9.000.000

n.n.b.

In onderstaande toelichting wordt nader ingegaan op de continuïteitsreserve en de berekening van het bereik van jongeren.

Continuïteitsreserve

De continuïteitsreserve wordt alleen gevuld met het restant op de inkomsten die niet van de minister van IenM zijn.

TeamAlert houdt met betrekking tot de hoogte van de reserve de richtlijnen van de keurmerken CBF en VFI aan. Daarom is het maximum van de continuïteitsreserve door TeamAlert gezet op niet meer dan 1 keer de vaste jaarlasten en dit is bij TeamAlert ongeveer een miljoen euro (in 2014). Onder de vaste jaarlasten vallen de personeelskosten (salarissen, premies, belastingen, e.d.), huisvestingskosten (huur, GWL, etc.), een deel verkoopkosten (voornamelijk websitekosten) en algemene kosten (ICT, verzekeringen, accountant en administratiekosten, etc.).

Face-to-face

Het Face-to-face bereik laat een gestage stijging zien van ongeveer 15.000 jongeren per jaar. TeamAlert zou dit aantal harder kunnen laten stijgen, maar kiest er voor dit niet te doen. Dit komt mede door de continue kwaliteitsslag die TeamAlert bij de activiteiten doorvoert: zo telde TeamAlert in het begin van de Witte Waas (een project met een groot bereik) het plakken van een sticker op een jongere als een bereikte jongere. Inmiddels is duidelijk, dat TeamAlert meer effect sorteert als met jongeren op een theoretisch goed onderbouwde wijze (langere) gesprekken worden gevoerd; deze intensievere inzet kost meer tijd. Het motto van TeamAlert is om zoveel mogelijk jongeren zo effectief mogelijk te bereiken. De nadruk ligt echter wel op effectiviteit (zie ook externe en interne kwaliteitscontrole).

Online en offline activiteiten

TeamAlert maakt voor het meten van zowel het online als ook bij offline bereik gebruik van gangbare methodieken binnen de communicatie.

  • Het offline bereik van de communicatiecampagnes meet TeamAlert door middel van het bereik van de oplage van de diverse offline middelen, zoals redactionele artikelen of advertenties. In beide gevallen gebruikt TeamAlert de oplage van het middel om het bereik te formuleren. Uiteraard worden hierbij alleen de middelen meegenomen die ook jongeren tot hun doelgroep hebben. Bij middelen die niet alleen voor jongeren zijn, maar een bredere doelgroep kennen, gebruikt TeamAlert 15% van het totale bereik (15% van de totale mediaconsumentengroep is een jongere tussen de 12 en 24).

  • Het online bereik meet TeamAlert op verschillende manieren:

    • Het aantal bezoekers van de eigen TeamAlert pagina’s (website e.d.) wordt gemeten door middel van Google Analytics;

    • Het bereik van de externe content waar TeamAlert niet voor heeft betaald (earned media), meet TeamAlert door middel van cijfers die zij ontvangen vanuit Meltwater, hun monitoringtool;

    • Het bereik van de externe content die TeamAlert heeft ingekocht (paid media), meet TeamAlert door middel van de rapporten die zij ontvangen van o.a. haar internetbureau.

2.9 Conclusie

Op basis van de gebruikte documenten en de constateringen heeft de minister van IenM het beeld dat de subsidie aan TeamAlert doeltreffend wordt gebruikt om de bewustwording en betrokkenheid van jongeren op het gebied van verkeersveiligheid te vergroten, zodat zij zich verkeersveiliger gedragen. TeamAlert weet goed in te spelen op actuele onderwerpen en oplossingen voor actuele maatschappelijke problemen op het snijvlak van jongeren en verkeersveiligheid. Door middel van continue projectevaluatie wordt het doel scherp in het oog gehouden. De kwaliteit van de activiteiten van TeamAlert wordt zowel door decentrale overheden als ook marktpartijen en jongeren onderstreept. TeamAlert weet haar subsidiegelden zodanig in te zetten, dat ook andere partijen bereid zijn om in verkeersveiligheidsprojecten van TeamAlert te investeren. Dit zorgt ervoor, dat elke euro die de minister van IenM aan subsidie verleent 100% rendement oplevert. Hieruit concludeert de minister van IenM, dat de subsidie aan TeamAlert doelmatig is en met zo weinig mogelijk IenM-subsidie zoveel mogelijk resultaat wordt behaald.

3. Europese aspecten

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan TeamAlert. Dit omdat TeamAlert enkel voor niet-economische activiteiten subsidie kan krijgen. Het gaat om activiteiten die zonder een onafhankelijke organisatie als TeamAlert ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Het jaarlijks subsidiëren van niet-economische projecten en producten houdt in dat TeamAlert ook zelf expliciet hierop toetst.

Artikel 11, derde lid, onderdeel a, van de regeling schrijft een gescheiden boekhouding voor.

Om te vermijden dat TeamAlert met de subsidie staatssteun verleent aan derden, is in artikel 11, derde lid, onder c, een bepaling daartoe opgenomen. Het gaat hier om de verhouding TeamAlert en de in te schakelen partij (een derde), en dus niet om de verhouding IenM en TeamAlert. Deze bepaling impliceert onder meer dat het inschakelen van derden door TeamAlert tegen een marktconforme prijs dient te gebeuren. Daarom dienen de aanbestedingsregels door TeamAlert te worden gerespecteerd voor zover het de aanwending van de subsidiegelden betreft.

4. Kostentoerekeningsysteem

Om een goede transparantie te verkrijgen tussen de hoogte van de subsidie en de werkelijke kosten, wordt in deze subsidieperiode gewerkt met kostendekkende forfaitaire uurtarieven voor de projecten en producten, zoveel mogelijk op basis van de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven. Deze uurtarieven omvatten een salariscomponent en een overheadcomponent. De overheadcomponent is samengesteld uit huisvestingskosten, automatiseringskosten en indirecte kosten (uitgaven voor materieel waaronder exploitatiekosten, bureaukosten, reiskosten, opleidingskosten en inhuur van derden zoals schoonmaakpersoneel). De indirecte kosten betreffen zowel de indirecte kosten van de personen die uitvoering geven aan de subsidiabele projecten en producten (de uitgaven voor materieel), als de kosten van niet direct betrokkenen die werkzaamheden verrichten samenhangend met de werkzaamheden en diensten van de wel betrokkenen, zoals stafdiensten (financiële dienst, personeelszaken, voorlichtingsdienst e.d.) en accountants.

De Aanwijzingen voor subsidieverstrekking noemen drie standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven. Het forfaitair uurtarief is er één van (aanwijzing 19). De keuze voor dit instrument is ingegeven door de wens om een zo laag mogelijke administratieve lastendruk op TeamAlert te leggen. Voor de toepassing van de berekeningsmethode van de forfaitaire uurtarieven is aangesloten bij de praktijk van TeamAlert. Bij TeamAlert wordt gewerkt met drie uurtarieven voor alle projecten en producten. Het is gebaseerd op het gemiddelde van de salariskosten en op de gemiddelde overheadkosten. De door TeamAlert te hanteren forfaitaire uurtarieven voor alle projecten en producten worden eenmalig voor de gehele subsidieperiode door de minister van IenM vastgesteld.

Eventuele salarissen die boven schaal 18 van de Handleiding liggen worden voor de berekening van het forfaitaire uurtarief op schaal 18 gesteld ter vermijding van financiering van bovenmatige inkomens met gemeenschapsgeld.

Naast de kosten van salarissen en overhead zijn er ook directe kosten voor inhuur van derden, bijvoorbeeld bij uitbesteding van een deel van de subsidiabele projecten en producten alsmede de kosten van voor de subsidiabele projecten en producten geleverde goederen en diensten zoals drukwerk, onderzoeksrapporten e.d. Ook dergelijke kosten – in de begripsbepaling van artikel 1 geduid als kosten derden – zijn subsidiabel.

5. Concept-activiteitenplan

TeamAlert dient jaarlijks uiterlijk 1 juli een concept-activiteitenplan in. Zonodig vindt opnieuw overleg plaats met de minister over een aangepast concept. Beoogd wordt dat TeamAlert op deze wijze ten aanzien van de keuze van de te subsidiëren projecten en producten tijdig rekening kan houden met wensen van de minister als belangrijkste subsidiegever. En voorts dat al in een vroegtijdig stadium getoetst kan worden of het beoogde activiteitenplan in voldoende mate rekening houdt met het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020. Dit consultatieproces is erop gericht de minister sturingsmogelijkheden te geven zodat beleidsdoelstellingen van het ministerie ook daadwerkelijk worden meegenomen. Bijkomend voordeel is dat de uiteindelijke aanvraag tot subsidieverlening aldus geen inhoudelijke verrassingen oplevert en de subsidie snel kan worden verleend, ruimschoots binnen de termijn van dertien weken.

6. Samenwerking met de vereniging Veilig Verkeer Nederland

In de toelichting op artikel 12 van de Subsidieregeling TeamAlert 2012 is opgenomen om onderzoek uit te laten voeren naar mogelijke samenwerking tussen TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland. SiraConsulting heeft daarom in 2013 in opdracht van de minister van IenM onderzocht of en hoe TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland op een zinvolle, efficiënte en effectieve wijze kunnen samenwerken, zonder daarbij hun kritische succesfactoren uit het oog te verliezen. Bij dit onderzoek zijn TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland betrokken geweest. Op basis van de bevindingen van het onderzoek trekt Sira de conclusie dat een strategische samenwerking tussen TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland zonder meer mogelijk is en toegevoegde waarde heeft.

De resultaten van het onderzoek hebben gevolgen voor de wijze waarop uitvoering dient te worden gegeven aan de door de minister te subsidiëren projecten en producten. Immers, in het belang van een goede en effectieve besteding van overheidsgeld moet worden voorkomen dat projecten overlap bevatten met die van de andere subsidieontvanger en moet worden voorkomen dat overheidsgeld niet op de meest efficiënte wijze wordt gebruikt. Omdat de door TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland te subsidiëren projecten gedeeltelijk een onderlinge samenhang hebben, is strategische samenwerking bij de uitvoering van de te subsidiëren projecten noodzakelijk. TeamAlert is verplicht om in 2015 over de samenwerking periodiek te rapporteren, in elk geval middels het activiteitenverslag. (artikel 12 van deze regeling).

Ook voor wat betreft de subsidieverleningen wil de minister van IenM in dit verband graag dat er conform de conclusies van het onderzoek een integraal en op elkaar afgestemd projectenaanbod door TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland wordt uitgewerkt bij de aanvraag tot subsidieverlening, zodat projecten waarvoor Rijkssubsidie is verkregen elkaar niet overlappen, maar aanvullen. Daarop zal de minister toetsen bij de aanvraag tot subsidieverlening. Mocht er toch sprake zijn van overlap met projecten van TeamAlert, dan kan de subsidie voor dat project geheel of gedeeltelijk worden geweigerd (artikel 9, aanhef en onder d).

Om de samenwerking tussen TeamAlert en de vereniging Veilig Verkeer Nederland verder te bevorderen acht de minister van IenM het wenselijk om de subsidiecyclus van deze twee organisaties gelijk te trekken. Dit betekent enerzijds dat de looptijd van de nieuwe subsidieregeling voor TeamAlert gelijktijdig met de subsidieregeling van de vereniging Veilig Verkeer Nederland moet eindigen, namelijk einde 2018. Hierdoor is het mogelijk om begin 2017 verdere samenwerking te onderzoeken voordat een eventueel nieuwe subsidieregeling wordt opgesteld. Anderzijds betekent gelijktrekken dat de termijnen van het indienen van het activiteitenplan en de vaststelling ook hetzelfde zijn. In de diverse artikelen van de onderhavige subsidieregeling is een en ander verwerkt.

7. Tijdstippen van het subsidieproces

Het subsidieproces kent een jaarlijkse cyclus. In de subsidieregeling zijn uiterlijke tijdstippen gesteld waaraan TeamAlert en de minister zijn gebonden. Het betreft per boekjaar voor:

  • Concept van een activiteitenplan (TeamAlert): 1 juli, en zo nodig op 1 september of 1 oktober;

  • Aanvraag tot subsidieverlening (TeamAlert): 8 november;

  • Beschikking tot subsidieverlening (minister): dertien weken na 8 november;

  • Aanvraag tot subsidievaststelling (TeamAlert): 1 juli;

  • Beschikking tot subsidievaststelling (minister): 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

8. Administratieve lasten en risicoanalyse

De subsidieregeling is in hoofdzaak een voortzetting van Subsidieregeling TeamAlert 2012. De totale administratieve lasten komen op circa € 17.285,- per jaar. Dit is circa 2,3% van het jaarlijkse subsidiebedrag in de periode 2015–2018.

Tevens is de subsidieregeling getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking (aanwijzing 20) verplicht is. In deze analyse is gewezen op diverse aspecten, met name:

  • a. de verantwoordelijkheid van TeamAlert om ten behoeve van de subsidieaanvraag te toetsen of sprake is van niet-economische activiteiten die in concurrentie met derden worden verricht;

  • b. de afstemming van mediagerichte zaken, en

  • c. het zoveel mogelijk gelijk trekken van termijnen inzake subsidieverlening en -vaststelling aan die van de vereniging Veilig Verkeer Nederland).

Een en ander is verwerkt in de subsidieregeling en de toelichting (met name de artikelen 2, tweede lid, onder b, 14, tweede lid, onder b, 11, eerste lid, onder f, en tweede lid, onder a, 6, 7 en 14 alsmede hoofdstuk 2.9 van de toelichting).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat begripsbepalingen.

Artikel 2

TeamAlert kan jaarlijks op basis van deze subsidieregeling een aanvraag voor subsidie indienen bij de minister op basis waarvan, na een positieve beoordeling, de subsidieverstrekking zal plaatsvinden. Niet elke activiteit van TeamAlert komt op grond van dit artikel voor subsidie in aanmerking. Het betreft slechts projecten en producten op het terrein van verkeersveiligheid voor jongeren van 12 tot en met 24 jaar en die gericht zijn op de doelen, genoemd in artikel 2, eerste lid. De keuze van de projecten en producten dient voorts gebaseerd te zijn op het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020.

Voor subsidiëring komen louter niet-economische activiteiten in aanmerking (artikel 2, tweede lid, onder b). Het betreft activiteiten die niet worden verricht in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt).

Het tweede lid bevat in onderdeel a een anti-cumulatiebepaling. Mocht blijken dat de te subsidiëren projecten en producten door een ander bestuursorgaan zijn of worden gesubsidieerd, dan zal subsidieverstrekking door het ministerie voor dat deel achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde activiteiten op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst dat ten behoeve van dezelfde activiteiten een beroep gedaan kan worden op meerdere subsidie-instrumenten van de overheid, voor zover dit leidt tot meer dan 100%-financiering.

Artikel 5

Het tweede lid geeft aan dat de subsidieverstrekking geschiedt op basis van werkelijke kosten. De anti-cumulatiebepaling van artikel 2, tweede lid, wordt hierbij betrokken. Dit betekent dat andere verkregen subsidies in mindering worden gebracht op de uiteindelijke subsidie evenals andere eigen inkomsten.

Het in dit artikel genoemde bedrag van € 750.000,– per boekjaar is het resultaat van de afweging door het ministerie van IenM van enerzijds de met de subsidie te bereiken beleidsdoelstellingen en anderzijds de te hanteren bezuinigingsopgave voor deze subsidie.

Artikel 6

Dit artikel bevat een bepaling die het de minister van IenM mogelijk maakt om vooraf wensen kenbaar te maken omtrent de projecten en producten die voor subsidiëring in aanmerking komen. TeamAlert kan hiermee alvast rekening houden zodat de subsidieverlening vlotter kan verlopen.

Artikel 7

De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. Deze aanvraag wordt ingediend door TeamAlert bij de minister van IenM, feitelijk geadresseerd aan IBI-F&I, Team Subsidies, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Artikel 7 bepaalt welke bescheiden dienen te worden bijgevoegd alsmede de inhoud ervan.

Artikel 4:65 van de Awb bevat een verplichting om bij de aanvraag mededeling te doen van eventuele andere aangevraagde subsidies voor dezelfde projecten en producten. Ook andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie worden afgetrokken van de uiteindelijke subsidieverlening (artikel 2, tweede lid).

Het activiteitenplan is het geheel van alle projecten van TeamAlert waar subsidie van de minister van IenM voor verstrekt wordt. De producten zijn de resultaten die voortkomen uit de projecten. De subsidie wordt zoals ook eerder aangegeven louter voor niet-economische activiteiten verstrekt.

Artikel 8

In de beschikking tot subsidieverlening wordt onder meer vermeld de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald. Uitgangspunt zal zijn dat de hoogte van de subsidieverlening uiteindelijk wordt bepaald door berekening van het aantal uren dat daadwerkelijk aan de projecten en producten is besteed, vermenigvuldigd met de goedgekeurd forfaitaire uurtarieven, alsmede de werkelijke kosten derden. Zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven. Het aldus verkregen subsidiebedrag kan evenwel het bedrag van het subsidieplafond niet overstijgen. Het subsidiebedrag wordt verrekend met de voorschotten.

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt voorts het tijdstip waarop TeamAlert de projecten en producten moet hebben afgerond. Uiteraard zal ingeval van doorlopende projecten dit als zodanig worden aangegeven.

Het derde lid van artikel 8 maakt het mogelijk in de beschikking een begrotingsvoorbehoud op te nemen als bedoeld in artikel 4:34 van de Awb. Op grond van dit voorbehoud kan de minister van IenM de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van TeamAlert verlagen (art. 4:50 Awb) indien in de door de Staten-Generaal vastgestelde rijksbegroting (onderdeel Infrastructuur en Milieu) onvoldoende gelden zijn opgenomen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een financiële taakstelling van het Rijk. Het eventueel beroep op een begrotingsvoorbehoud moet door de minister van IenM binnen vier weken na het aannemen van de begrotingswet worden gedaan.

Artikel 9

In artikel 4:35 van de Awb wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van de algemeen geldende gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Met name de weigeringgrond van het eerste lid, onder a en b, van dat artikel is van belang: er is gegronde twijfel dat de projecten niet of niet geheel zullen plaatsvinden, of dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In zo’n geval kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd. Dit betekent dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien TeamAlert de verplichtingen uit de Awb en uit deze regeling niet nakomt.

Naast deze wettelijke weigeringsgronden zijn in artikel 9 van de subsidieregeling een aantal aanvullende gronden opgenomen om de aanvraag tot subsidieverlening geheel of ten dele te weigeren. Zo kan weigering plaatsvinden indien in het verleden toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb, bijvoorbeeld als in voorgaande jaren de beschikking tot subsidieverlening respectievelijk tot subsidievaststelling is gewijzigd of ingetrokken als gevolg van aan de subsidieontvanger toe te rekenen specifieke omstandigheden. Het bewust verstrekken van onjuiste gegevens is een van deze omstandigheden. Voor een uitvoerige beschrijving van deze omstandigheden wordt verwezen naar voornoemde artikelen uit de Awb.

Naast deze discretionaire weigeringsgronden bevat de Awb ook een imperatieve weigeringgrond (artikel 4:25 tweede lid). Indien de aanvraag tot subsidieverlening het subsidieplafond overschrijdt, moet de aanvraag gedeeltelijk worden geweigerd. Welk deel van de aanvraag (met andere woorden: welke activiteit) wordt geweigerd, is ter beoordeling van de minister van IenM. De aanvraag zal niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover niet is voldaan aan de vereisten van artikel 2.

Voorts zal subsidieverstrekking geheel of gedeeltelijk achterwege blijven in de in artikel 2, tweede lid, genoemde gevallen.

Artikel 10

In dit artikel is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om voorschotten te verlenen. Voorschotten zijn op grond van het derde lid mogelijk tot ten hoogste 95% van het maximumbedrag van de subsidie. Dit is weliswaar een uitzonderlijk hoog percentage doch wenselijk, omdat TeamAlert voor een groot deel afhankelijk is van de geldstroom van de minister van IenM en zonder dit bedrag aan voorschotten in ernstige financiële problemen zou geraken.

TeamAlert heeft de plicht bij de aanvraag tot subsidieverlening een helder inzicht in het verloop van de liquiditeit per kalenderkwartaal te geven.

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting is dus niet nodig. TeamAlert is verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De minister kan vervolgens, indien nodig door een wijziging van de verleningbeschikking en het bevoorschottingsregime, de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten), uitgekeerd aan TeamAlert.

Artikel 11

Het eerste lid van dit artikel bevat de verplichtingen die in elk geval gelden voor TeamAlert zoals het tijdig afronden van projecten en producten en het onverwijld melden van (tussentijdse) financiering van projecten of producten door derden. Ook dient onverwijld melding te worden gemaakt van over- en onderschrijdingen van het geraamde subsidiebedrag van een activiteit van meer dan 10%. Deze verplichting is een concretisering van de artikel 4:70 van de Awb. De in onderdeel c. genoemde meldingsplicht is nodig omdat op grond van de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking niet mag worden gevraagd om tussentijdse voortgangsverslagen bij projecten waarvan de uitvoering korter dan twaalf maanden in beslag neemt, en voorts omdat de bevoorschottingssystematiek is vereenvoudigd (artikel 10). De nieuwe verplichting in onderdeel d. houdt verband met de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies, welke wet vanaf 1 juli 2013 geldt. Op grond van deze meldplicht kan de minister van IenM de hoogte van de bevoorschotting bijstellen indien in een kalenderkwartaal flink minder is uitgegeven aan subsidieprojecten dan de geraamde subsidiebedragen.

De ervaringen van de afgelopen jaren hebben geleerd dat bij de subsidieverlening in elk geval behoefte bestaat aan het vooraf schriftelijk geïnformeerd worden over bekendmaking van projecten, producten en standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter. Dit is geregeld in het eerste lid, onderdeel f.

De in onderdeel g. opgenomen evaluatiebepaling vloeit voort uit een wettelijke verplichting (artikel 4:24 van de Awb). De resultaten van de evaluatie kunnen bouwstenen zijn voor een eventuele nieuwe regeling. De medewerking van TeamAlert bij de totstandkoming van het evaluatieverslag is onontbeerlijk en derhalve wordt een verplichting daartoe in de subsidieregeling neergelegd. In de evaluatie zal onder meer worden gekeken naar eventueel oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling. Op grond van de Awb dient het evaluatieverslag in elk geval eenmaal in de vijf jaren te worden gepubliceerd.

Het tweede lid maakt het mogelijk bij de beschikking tot subsidieverlening aanvullende verplichtingen te stellen. Zo kan een verplichting worden opgelegd over het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde projecten en producten of de resultaten ervan, teneinde de Nederlandse burgers, belangenverenigingen of bestuursorganen te informeren. Een dergelijke verplichting is van belang omdat de in artikel 2 bedoelde projecten en producten van TeamAlert van groot belang worden geacht voor de Nederlandse samenleving.

Vanuit het oogpunt van het afleggen van rekening en verantwoording van de subsidiegelden is in het derde lid, onderdeel a, de bepaling opgenomen dat TeamAlert zorg draagt voor een gescheiden administratie, dat wil zeggen: de door IenM gesubsidieerde projecten en producten moeten worden onderscheiden van de overige activiteiten van TeamAlert.

Ook de Awb kent een aantal verplichtingen met betrekking tot de administratie. Zo is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:69 van de Awb verplicht een (financiële) administratie te voeren, zodanig dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. Deze administratie en de bijbehorende bescheiden dienen gedurende zeven jaren te worden bewaard.

De verplichting in het derde lid, onderdeel c, strekt ertoe dat TeamAlert zelf met subsidiegeld geen staatssteun verleent aan derden. Zo zal inschakeling van derden tegen een marktconforme prijs moeten plaatsvinden. Daarom dienen de aanbestedingsregels te worden gerespecteerd voor zover het de aanwending van de subsidiegelden betreft.

Het niet voldoen aan de subsidieverplichtingen kan leiden tot het intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de subsidieverlening alsmede tot een lagere subsidievaststelling (artikel 4:48 en 4:46 van de wet).

Artikel 13

Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan TeamAlert is het van belang dat wijzigingen in de rechtspersoonlijkheid en het voortbestaan van TeamAlert de instemming van de minister hebben. Dit artikel voorziet hierin.

Artikel 14

Ter afronding van het subsidieproces dient TeamAlert een aanvraag in tot subsidievaststelling. TeamAlert dient deze aanvraag in bij de minister van IenM, feitelijk geadresseerd aan IBI-F&I, Team Subsidies, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Het tweede lid noemt de bescheiden die moeten worden bijgevoegd, zoals het activiteitenverslag en het financieel verslag.

Het activiteitenverslag en het financieel verslag zijn wettelijk verplicht (artikel 4:75, eerste lid, van de Awb).

Onderdeel e. van het tweede lid betreft de zogeheten uitgebreide accountantscontrole. Artikel 4:79 van de Awb maakt het mogelijk dat de accountantscontrole zich eveneens uitstrekt tot de vraag of TeamAlert zich heeft gehouden aan verplichtingen die in het kader van de subsidieverstrekking zijn gesteld. Van deze mogelijkheid wordt in onderdeel e. gebruik gemaakt. Daarbij gaat het om verplichtingen die voortvloeien uit de Awb maar ook uit de onderhavige subsidieregeling.

Artikel 15

In de beschikking tot subsidievaststelling wordt het bedrag aan vastgestelde subsidie vermeld. Ingevolge artikel 4:46, eerste lid, van de Awb wordt de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. De subsidie kan echter op een lager bedrag worden bepaald in specifieke gevallen, opgesomd in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb. Bijvoorbeeld indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen (bijvoorbeeld het niet onverwijld melden van inkomsten van derden op gesubsidieerde projecten en producten alsmede het niet onverwijld melden van vertragingen van projecten of producten).

Het maximale subsidiebedrag geldt voor 100% van de projecten en producten. Worden deze voor een deel niet uitgevoerd, dan wordt de subsidie lager vastgesteld.

Artikel 16

Dit artikel bepaalt welke functionarissen toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van de Awb (artikel 5:11 tot en met 5:20) wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover de toezichthouder beschikt, met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden alsmede daarvan kopieën te maken. TeamAlert dient ingevolge artikel 5:20, eerste lid, van de Awb en 6, tweede lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is (artikel 5:13 van de Awb).

Artikel 17

Dit artikel bevat verder een overgangsbepaling in het tweede lid. De regeling vervalt weliswaar per 1 januari 2019, maar blijft in verband met de afwikkeling van reeds verleende subsidies van toepassing op die subsidies. Zo zal de subsidie die in 2018 zal worden verleend voor 2019, blijven vallen onder de onderhavige regeling.

Het is noodzakelijk af te wijken van de vaste verandermomenten om te vermijden dat, gelet op de jaarindeling van de subsidieregeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomen (aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De publicatiedatum van deze regeling zal uiterlijk 30 juni 2015 zijn.

De rapportageplicht over de samenwerking met de vereniging Veilig Verkeer Nederland (artikel 12, tweede lid) bestond al ingevolge de beschikking tot subsidieverlening voor 2015. De verplichting om uiterlijk 1 juli 2015 een concept-activiteitenplan in te dienen (artikel 6, eerste lid) is tijdig met TeamAlert gecommuniceerd en levert geen problemen op. Specifieke overgangsbepalingen dienaangaande zijn dus niet nodig.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven