Regeling van de Minister van Economische Zaken van 25 augustus 2015, nr. WJZ/15107924, houdende regels over de vergoeding voor derdenplaatsing van op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Regeling vergoeding derdenplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 26ae, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 13e, negende lid, van de Gaswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

afnemer:

een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 43, eerste lid, van de Gaswet;

derdenplaatsing:

de plaatsing van een op afstand uitleesbare meetinrichting van de netbeheerder voor elektriciteit of gas op grond van artikel 26ae, zevende lid van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 13e, zevende lid van de Gaswet;

op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit:

een meetinrichting voor elektriciteit als bedoeld in artikel 95la, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

op afstand uitleesbare meetinrichting voor gas:

een meetinrichting voor gas als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, van de Gaswet.

Artikel 2

De vergoeding voor derdenplaatsing die een netbeheerder betaalt aan een ander dan de netbeheerder die er zorg voor draagt dat een afnemer beschikt over een op afstand uitleesbare meetinrichting van de netbeheerder voor elektriciteit en gas bedraagt € 19,– exclusief btw voor het plaatsen van op afstand uitleesbare meetinrichtingen van de netbeheerder voor elektriciteit en gas. Indien een afnemer niet beschikt over een aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Gaswet bedraagt de vergoeding die een netbeheerder betaalt aan een ander dan de netbeheerder die er zorg voor draagt dat een afnemer beschikt over een op afstand uitleesbare meetinrichting van de netbeheerder voor elektriciteit € 0,– voor het plaatsen van op afstand uitleesbare meetinrichtingen van de netbeheerder voor elektriciteit.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding derdenplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 augustus 2015

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Een netbeheerder heeft als taak om tot en met 2020 alle kleinverbruikers in Nederland een op afstand uitleesbare meetinrichting (hierna: slimme meter) aan te bieden, zoals vastgelegd in artikel 26ae, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 13e, eerste lid, van de Gaswet en artikel 2 van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen. In artikel 26ae, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 13e, zevende lid, van de Gaswet is vastgelegd dat ook een ander dan de netbeheerder (hierna: derde) op verzoek van een afnemer -na voorafgaande melding aan de betreffende netbeheerder- een op afstand uitleesbare meter van de netbeheerder mag installeren (hierna: derdenplaatsing). Deze optie kan bijvoorbeeld interessant zijn op het moment dat een prioriteitsplaatsing door de netbeheerder niet mogelijk blijkt te zijn omdat inwilligen van het verzoek tijdige uitvoering van het uitrolschema van de netbeheerder onmogelijk maakt. Deze mogelijkheid biedt de eindafnemer waardevolle flexibiliteit en de netbeheerder prikkels voor een snelle uitrol. De afnemer hoeft niet te wachten tot de netbeheerder overgaat tot installatie. De derde heeft daarmee de mogelijkheid om de dienstverlening aan deze afnemers gericht te verbeteren. Bij een derdenplaatsing betaalt de betreffende netbeheerder aan de derde een vergoeding, die voor verschillende situaties verschillend kan worden vastgesteld. In deze regeling wordt de hoogte van deze vergoedingen vastgesteld.

De basis voor het vaststellen van de vergoeding voor de derdenplaatsing zijn de vermeden kosten van de netbeheerder (gemiddelde installatiekosten en gemiddelde proceskosten) minus de kosten van de netbeheerder voor de derdenplaatsing (extra handelingskosten). De vermeden kosten betreffen de kosten die een netbeheerder niet hoeft te maken omdat een derde de meter plaatst. Bovenstaande kosten zijn ingeschat op basis van een onderzoek dat DNV GL in opdracht van de Minister van Economische Zaken heeft uitgevoerd.

Uitgaande van kostenneutraliteit voor de netbeheerder berekent DNV GL voor de grootschalige uitrolperiode een derdenplaatsingsvergoeding van € 19,– voor het plaatsen van zowel een slimme elektriciteitsmeter als een slimme gasmeter. Gekozen is voor een vergoeding van € 19,– omdat dit kostenneutraal is voor netbeheerders en het volgens het onderzoek van DNV GL met deze vergoeding mogelijk is voor derden om ten minste een kostendekkende business case te ontwikkelen voor het installeren van slimme meters bij kleinverbruikers. Hiermee kunnen de beleidsdoelstellingen voor de derdenplaatsing – namelijk de acceptatiegraad en de benuttingsgraad van de slimme meter vergroten – worden gerealiseerd. Bovendien resulteert dit in een kostenefficiënte plaatsing van de slimme meter door derden zonder dat de maatschappelijke kosten van de uitrol van slimme meters stijgen. Iedere vergoeding boven € 19,– zal namelijk leiden tot additionele maatschappelijke kosten.

Wanneer de derde alleen een slimme elektriciteitsmeter plaatst, omdat de kleinverbruiker niet op het gasnet is aangesloten, betaalt de netbeheerder geen vergoeding aan de derde. Uit het onderzoek van DNV GL blijkt namelijk dat de netbeheerder het plaatsen van alleen de elektriciteitsmeter kostenefficiënter kan doen dan een derde en de netbeheerder in dat geval additionele kosten maakt. Omdat het niet wenselijk is dat de netbeheerder in dit geval naast het maken van de additionele kosten tevens een vergoeding betaalt aan de derde voor het plaatsen van de slimme meter, wordt de derdenplaatsingsvergoeding op € 0,– gesteld wanneer alleen een slimme elektriciteitsmeter wordt geplaatst. Het plaatsen van enkel een slimme gasmeter zal naar verwachting niet voorkomen, omdat de huidige slimme gasmeter in principe alleen werkt in combinatie met een slimme elektriciteitsmeter. Aangezien de communicatiemodule van de slimme meters zich in de elektriciteitsmeter bevindt, waarop de slimme gasmeter moet worden aangesloten.

De eindafnemer betaalt jaarlijks aan de netbeheerder een door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) vastgesteld meettarief. Het tarief heeft betrekking op het beheer van de meetinrichtingen en het verschaffen van toegang tot meetgegevens met betrekking tot kleinverbruikers (artikel 30a van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 81e van de Gaswet). Onder “beheer van de meetinrichtingen” vallen de kosten van de meetinrichting (afschrijvingskosten), de kosten van plaatsing van de meetinrichting en de kosten van onderhoud van de meetinrichting.

De derde kan met de eindafnemer overeenkomen dat deze een bedrag betaalt voor de plaatsing van de meetinrichting. In dat geval ligt het voor de hand dat de eindafnemer geïnformeerd wordt over het feit dat installatie van de meetinrichting binnen het tijdspad van de grootschalige uitrol onderdeel van het meettarief is dat jaarlijks in rekening wordt gebracht en dat de eindafnemer kan wachten op die uitrol. Het ligt in de rede dat de derde en de netbeheerder deze informatievoorziening doen. Over de wijze waarop de kosten verbonden aan een derdenplaatsing inzichtelijk worden gemaakt bij de eindafnemer zouden de derden en netbeheerders nadere praktische afspraken kunnen maken. De netbeheerder heeft hierbij een belangrijke rol aangezien de derde meters plaatst van de netbeheerder en de netbeheerder is onderworpen aan tariefregulering.

2. Regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er worden geen informatieverplichtingen of inhoudelijke verplichtingen voor bedrijven of burgers geïntroduceerd.

3. Consultatie

De conceptregeling vergoeding derdenplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen is van 9 juni 2015 tot en met 7 juli 2015 via internetconsultatie.nl geconsulteerd. Naar aanleiding van deze consultatie zijn er twee reacties op de conceptregeling ingediend: een reactie van Netbeheer Nederland en een reactie van UNETO-VNI.

Netbeheer Nederland onderschrijft de in de regeling voorgestelde vergoedingen voor plaatsing van een op afstand uitleesbare meetinrichting en de daarbij behorende motivatie. UNETO-VNI geeft aan dat de vergoeding van € 19,– is gebaseerd op vermeden kosten, maar dat dit bedrag niet kostendekkend is. Hierdoor zullen er volgens UNETO-VNI geen derdenplaatsingen plaatsvinden, waardoor een versnelde uitrol van op afstand uitleesbare meetinrichtingen en het gebruik van energiebesparingsdiensten wordt ontmoedigd.

Naar aanleiding van de reactie van UNETO-VNI is de wijze waarop de vergoeding voor derdenplaatsing is vastgesteld verduidelijkt in hoofdstuk 1 van de toelichting. De reactie leidt niet tot een verhoging van de vergoeding. Het uitgangspunt voor het vaststellen van de vergoeding voor de derdenplaatsing zijn de kosten die een netbeheerder niet hoeft te maken omdat een derde de meter plaatst (vermeden kosten), minus de extra handelingskosten als gevolg van de derdenplaatsing. Dit resulteert in de vergoeding voor derdenplaatsing. Deze vergoeding is ingeschat op € 19,– op basis van onderzoek door DNV GL. Volgens dit onderzoek zou een vergoeding van € 19,– voldoende moeten zijn om ten minste een kostendekkende business case te ontwikkelen. Daarnaast zou iedere vergoeding boven € 19,– leiden tot additionele maatschappelijke kosten.

Naast de vergoeding die een derde ontvangt van de netbeheerder bij plaatsing van een op afstand uitleesbare meetinrichtingen kan deze derde zijn kosten dekken door met de eindafnemer een bedrag overeen te komen voor de plaatsing van de meetinrichting. Voor de vergoeding die bij de eindafnemer in rekening gebracht kan worden is in deze regeling geen maximale vergoeding vastgesteld. Wel wordt in de toelichting bij de regeling aangegeven dat het voor de hand ligt om de eindafnemer te informeren over het feit dat installatie van de meetinrichting binnen het tijdspad van de grootschalige uitrol onderdeel is van het meettarief dat jaarlijks in rekening wordt gebracht en dat de eindafnemer kan wachten op die uitrol. De netbeheerders onderschrijven de verwachting van de Minister van Economische Zaken dat netbeheerders en derden eindafnemers hierover zullen informeren.

4. Uitvoerings- en handhavingstoets

Deze regeling is voorgelegd aan ACM in het kader van een uitvoerings- en handhavingstoets. Hieronder wordt ingegaan op de uitkomst van deze toets en hoe hiermee is omgegaan.

De conceptregeling gaat uit van een vergoeding door de netbeheerder voor derdenplaatsing van ten hoogste € 19,– exclusief btw. ACM merkt op dat een maximumbedrag niet wenselijk is aangezien dat ruimte laat voor onduidelijkheden en geschillen, wat niet ten goede komt aan de uitvoering van derdenplaatsingen. Naar aanleiding van de opmerking van ACM is de regeling aangepast door de vergoeding van derdenplaatsing vast te leggen op een vast bedrag van € 19,–.

Daarnaast vraagt ACM hoe de omschrijving van een vergoeding voor derdenplaatsing in de regeling zich verhoudt tot de omschrijving in de toelichting. In artikel 2 van de conceptregeling wordt bepaald dat de vergoeding is gebaseerd op de kosten voor derdenplaatsing. In de toelichting wordt echter gesproken over een vergoeding gebaseerd op vermeden kosten voor de netbeheerder. De basis voor het vaststellen van de vergoeding voor de derdenplaatsing zijn de kosten voor de netbeheerder van de derdenplaatsing. De kosten voor derdenplaatsing worden berekend aan de hand van de vermeden kosten (gemiddelde installatie- en proceskosten), oftewel de kosten die een netbeheerder niet hoeft te maken omdat een ander de meter plaatst, minus de extra handelingskosten die de netbeheerder moet maken bij een derdenplaatsing. Dit resulteert in de vergoeding voor derdenplaatsing. Naar aanleiding van de opmerking van ACM is de eerste zin artikel 2 van de regeling aangepast. De toevoeging “wordt gebaseerd op de kosten van derdenplaatsing” is verwijderd. In plaats daarvan is in de toelichting verder uitgewerkt waarop de vergoeding voor de derdenplaatsing is gebaseerd.

5. Vaste verandermomenten

De inwerkingtreding is niet op een vast verandermoment en de invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van de in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten neergelegde uitgangspunten.

Deze afwijking is toegestaan omdat de eindafnemers, derden en netbeheerders zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven