TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding en doel
Het primair onderwijs en voortgezet onderwijs (po en vo) heeft behoefte aan meer hbo-
en wo-masteropgeleide leraren voor de klas. Vanwege complexere onderwijs- en schooltaken
zijn er meer leraren nodig met kennis en vaardigheden op master werk- en denkniveau,
zowel hbo- als wo masters. Van masteropgeleide leraren verwachten wij dat zij kennis
en vaardigheden hebben die de leerling ten goede komt. Ook dragen masteropgeleide
leraren bij aan de kwaliteit en diversiteit van hun team. Een kwalitatief goed team
draagt weer bij aan een professionele organisatie waarin samen leren centraal staat
en waarin men gezamenlijk continu de kwaliteit van het onderwijs op school verbetert;
dit komt ten gunste van elk kind. Daarom zijn met de PO-Raad en VO-raad afspraken
gemaakt over het aandeel hbo/wo-masteropgeleiden (po/vo) en wo-bachelors (po) in de
sector.
In het po is er behoefte aan meer binding van (academische) pabo-afgestudeerde studenten
die een masteropleiding volgen voor het lerarenberoep. Daarnaast is in het vo de instroom
op de universitaire lerarenopleidingen niet voldoende om de verwachte (en structurele)
tekorten op te vullen in bepaalde vakken. Met name in de bèta, techniek en de moderne
vreemde talen moet de instroom flink omhoog om deze verwachte tekorten op te lossen.
Op basis van onderzoek van SEO (2014)1 wordt verwacht dat bij invoering van het studievoorschot het aantal studenten dat
na de pabo een master volgt of dat na de (vak-master)opleiding de universitaire lerarenopleiding
volgt stabiel blijft of slechts gering zal dalen. Dit onderzoek ging over het waarborgen
van de toegankelijkheid tot hoger onderwijs, specifiek de meerjarige masters. SEO
gaf aan dat toegankelijkheid gewaarborgd bleef, studenten die kiezen voor een meerjarige
masteropleiding laten zich namelijk relatief sterk leiden door een inhoudelijke motivatie.
Gezien de huidige en verwachte lerarentekorten willen we in onderliggende regeling
een specifieke doelgroep, die nu nog twijfelt over het lerarenberoep, stimuleren en
het belang van het volgen van masters in laten zien. De vraag hoe we intrinsieke motivatie
van deze studenten kunnen vergroten is onderzocht door CPB en recent door ResearchNed.
Hieruit blijkt dat de invloed van financiële prikkels2 het grootst is op groepen die de beslissing voor het lerarenberoep nog moeten maken
of daarover twijfelen.3 SEO gaf [p. 29] ook aan dat de instroom kan worden vergroot onder andere door beurzen,
maar dat effectiviteit moeilijk vast te stellen is. Ook verwachten zij het effect
enkel bij studenten die twijfelen over het leraarschap [p.13]. Financiële maatregelen
ter stimulering moeten dus doelgroepspecifiek zijn en moeten mede inspelen op inhoudelijke
motivatie van de studenten. Daarom wordt gekozen om via een gerichte maatregel meer
studenten naar een (educatieve) masteropleiding toe te trekken, zodat een grotere
potentiële doelgroep kan toestromen naar het lerarenberoep.4 Deze aanpak blijkt effectiever dan entreebonussen om het arbeidsaanbod van leraren
te verhogen. Uit internationale literatuur blijkt dat ontvangers van een studiebeurs
veel vaker aangeven beïnvloed te zijn in hun keuze om een lerarenopleiding te gaan
doen, dan ontvangers van een entreebonus in hun keuze om in het onderwijs te gaan
werken.5
Aangezien wij een nieuwe doelgroep willen aantrekken voor het lerarenberoep, lijkt
voorgesteld arbeidsmarkinstrument een effectieve en doelmatige bijdrage te leveren
aan de verhoogde instroom van academische studenten in het lerarenberoep (masterambitie)
en zodoende aan de opvang van de verwachte tekorten in het po en vo (aanpak tekorten).
Deze regeling sluit aan bij de inhoudelijke motivatie van studenten (po en vo) om
tijdens de masteropleiding verplicht een stage/onderzoeksopdracht in het onderwijs
te volgen. De regeling vormt een apart hoofdstuk binnen de Lerarenbeurs. Zo wordt
er aangesloten bij het combineren van trajecten voor bij- en nascholing binnen de
Lerarenbeurs.
Om te zorgen voor meer hbo- en wo-masteropgeleide leraren in het po en vo wordt het
mogelijk gemaakt dat pas afgestudeerde studenten met subsidie een hbo- of wo-masteropleiding
kunnen volgen. Hiertoe wordt een apart hoofdstuk in de Regeling Lerarenbeurs opgenomen
onder de noemer ‘Subsidie aantrekken studenten in het lerarenberoep’ met eigen voorwaarden.
Deze regeling is afgesproken in het bestuursakkoord met de PO-Raad en het sectorakkoord
met de VO-raad.
De regeling draagt als arbeidsmarktinstrument bij aan de masterambitie en het opvangen
van de (kwalitatieve) lerarentekorten. Allereerst draagt de regeling bij aan het binden
van masteropgeleide leraren aan po-/vo-scholen. Daarnaast draagt de regeling in het
vo bij aan verhoogde instroom op de universitaire lerarenopleidingen, en daarmee automatisch
aan een verhoogd aantal gediplomeerden van deze opleidingen, zodat de verwachte (en
structurele) lerarentekorten worden opgevuld. Om de lerarentekorten op te vullen moet
met name in de bèta, techniek en de moderne vreemde talen de instroom flink omhoog.
Primair onderwijs
In het po is er behoefte aan meer binding van (academische) pabo-afgestudeerde studenten
die een masteropleiding volgen, gerelateerd aan het lerarenberoep. Deze subsidieregeling
draagt bij aan het behoud van deze studenten op de onderwijsarbeidsmarkt. Voor de
jaren 2015 tot en met 2017 is hiervoor een budget van maximaal € 1 miljoen per jaar
beschikbaar. Hiermee hopen we minimaal 600 (academische) pabo-afgestudeerde studenten
te stimuleren een masteropleiding te volgen (jaarlijks minimaal 200, maar wenselijk
is om binnen dit budget jaarlijks 300 studenten te bereiken met deze regeling). Dit
is voldoende ambitieus, gezien het feit dat (academische) pabo-afgestudeerde studenten
momenteel niet op grote schaal een masteropleiding volgen die gerelateerd is aan het
lerarenberoep.
De kosten van de leergang komen gemiddeld op € 3.000 per student. Aangezien deze regeling
om een tegemoetkoming in de studiekosten gaat, wordt niet gekozen voor het financieren
van de volledige kosten voor levensonderhoud. Deze overweging is gebaseerd op de hoogte
van de subsidie uit een vergelijkbare regeling van Arbeidsmarktplatform PO (AP-PO)
in schooljaar 2013/2014. Hieruit bleek dat dit bedrag voldoende stimulans biedt om
studenten een vervolgopleiding te laten volgen. Dit bedrag per student biedt ruimte
binnen het huidige budget voor meer subsidieaanvragers dan jaarlijks 200 studenten.
Wij verwachten dat, met behulp van dit arbeidsmarktinstrument, de vervulling van arbeidsmarktplekken
er als volgt uit zal zien:
|
20151
|
2016
|
2017
|
Totale instroom2
|
200
|
200
|
200
|
Kosten
|
€ 600.000
|
€ 600.000
|
€ 600.000
|
Wenselijke instroom
|
300
|
300
|
300
|
Totale kosten
|
€ 900.000
|
€ 900.000
|
€ 900.000
|
X Noot
1Instroom is gebaseerd per academisch jaar, kosten per kalenderjaar.
X Noot
2De totale instroom in het po is tegelijkertijd extra instroom, studenten konden niet
eerder via een regeling een master volgen. Huidige instroom aan masters in het po
komt vanuit de regeling Lerarenbeurs.
|
2015
|
2016
|
2017
|
Verwachte uitstroom1
|
110
|
110
|
110
|
Verwachte instroom in het lerarenberoep2
|
105
|
105
|
105
|
X Noot
1Gebaseerd op evaluatie onderzoek van APPO verwachten we een gediplomeerden instroom
van 55% waarvan 95% direct in het lerarenberoep.
X Noot
2Gebaseerd op evaluatie onderzoek van APPO verwachten we een gediplomeerden instroom
van 55% waarvan 95% direct in het lerarenberoep.
Voortgezet onderwijs
Voor het vo is de instroom op de universitaire lerarenopleidingen niet voldoende om
de verwachte (en structurele) tekorten op te vullen in bepaalde vakken. Met name in
bèta, techniek en de moderne vreemde talen moet de instroom flink omhoog om deze verwachte
tekorten op te lossen. Met deze regeling stimuleren we de instroom op de universitaire
lerarenopleidingen en de verwachte uitstroom van studenten naar het lerarenberoep.
Voor de jaren 2015 tot en met 2018 is er een bedrag van € 3 miljoen per jaar beschikbaar.
Hiermee wordt een toename van 1.000 extra studenten in de universitaire lerarenopleidingen
verwacht (ca. 250 per jaar). Deze extra studenten komen bovenop de gemiddeld 400 studenten
die jaarlijks een universitaire lerarenopleiding volgen in de tekortvakken6. De kosten voor de leergang zijn € 3.000 voor taalstudenten en € 5.000 voor bètastudenten
in de universitaire lerarenopleidingen. Er is gekozen voor een afwijkend bedrag voor
bèta-studenten, omdat zij minder snel geneigd zijn om een lerarenopleiding te volgen
dan taalstudenten. Daarnaast zijn naar verwachting meer leraren nodig in de bètavakken
dan in de taalvakken. Deze overweging is gebaseerd op resultaten uit onderzoek van
ResearchNed7 waaruit bleek dat dit bedrag voldoende stimulans biedt om een lerarenopleiding te
gaan volgen. Aangezien deze regeling om een tegemoetkoming in de studiekosten gaat,
wordt niet gekozen voor het financieren van de volledige kosten voor levensonderhoud.
Wij verwachten dat, met behulp van dit arbeidsmarktinstrument, de vervulling van arbeidsmarktplekken
er als volgt uit zal zien:
|
2015
1
|
2016
|
2017
|
2018
|
Eenjarige master opleiding
|
Instroom bèta
(a € 5.000 p.p.)
|
52
|
52
|
52
|
52
|
Instroom taal
(a € 3.000 p.p.)
|
164
|
164
|
164
|
164
|
Totaal
|
216
|
216
|
216
|
216
|
Tweejarige master opleiding
|
Instroom bèta
(a € 5.000 p.p.)
|
89
|
89
|
89
|
89
|
Instroom taal
(a € 3.000 p.p.)
|
100
|
100
|
100
|
100
|
Totaal
|
189
|
189
|
189
|
189
|
Totale huidige instroom2
(voltijds ulo’s)
|
405
|
405
|
405
|
405
|
Kosten
|
€ 1.497.000
|
€ 1.497.000
|
€ 1.497.000
|
€ 1.497.000
|
Eenjarige master opleiding3
|
Extra instroom bèta’s
(a € 5.000 p.p.)
|
|
59
|
59
|
59
|
Extra instroom taal
(a € 3.000 p.p.)
|
|
71
|
71
|
71
|
Tweejarige master opleiding
|
Extra instroom bèta’s
(a € 5.000 p.p.)
|
|
52
|
52
|
52
|
Extra instroom taal
(a € 3.000 p.p.)
|
|
63
|
63
|
63
|
Totaal extra instroom bèta’s4
(a € 5.000 p.p.)
|
|
111
|
111
|
111
|
Totaal extra instroom taal5
(a € 3.000 p.p.)
|
|
134
|
134
|
134
|
Totaal additioneel door regeling6
|
|
245
|
245
|
245
|
Kosten
|
|
€ 957.000
|
€ 957.000
|
€ 957.000
|
Totale kosten
|
|
€ 2.454.000
|
€ 2.454.000
|
€ 2.454.000
|
X Noot
1Instroom is gebaseerd per academisch jaar, kosten per kalenderjaar.
X Noot
2Bron: 1CijferHO (2014)
X Noot
3O.b.v. instroom 2014 hanteren we een verdeling van 53% naar eenjarige masters en 47%
naar tweejarige masters.
X Noot
4Aantal studenten wat aangeeft waarschijnlijk een lerarenopleiding te gaan volgen onder
deze condities. ResearchNed (2015, nog niet gepubliceerd). Invulling en inrichting
tegemoetkoming studiekosten lerarenopleidingen.
X Noot
5Aantal studenten wat aangeeft waarschijnlijk een lerarenopleiding te gaan volgen onder
deze condities. ResearchNed (2015, nog niet gepubliceerd). Invulling en inrichting
tegemoetkoming studiekosten lerarenopleidingen.
X Noot
6Aantal studenten wat aangeeft waarschijnlijk een lerarenopleiding te gaan volgen onder
deze condities. ResearchNed (2015, nog niet gepubliceerd). Invulling en inrichting
tegemoetkoming studiekosten lerarenopleidingen.
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
Onvervulde vraag in fte’s (gemiddeld)1
|
204
|
204
|
204
|
204
|
Gediplomeerde huidige uitstroom ULO bèta’s2
|
99
|
99
|
99
|
99
|
Gediplomeerde huidige uitstroom ULO taal3
|
211
|
211
|
211
|
211
|
Totaal gediplomeerde huidige uitstroom ULO
|
310
|
310
|
310
|
310
|
Totaal verwachte instroom in het lerarenberoep4
|
267
|
267
|
267
|
267
|
Extra gediplomeerde uitstroom ULO
|
Extra gediplomeerde uitstroom ULO bèta’s (eenjarig)
|
|
|
41
|
41
|
Extra gediplomeerde uitstroom ULO taal (eenjarig)
|
|
|
57
|
57
|
Extra gediplomeerde uitstroom ULO bèta (tweejarig)
|
|
|
|
36
|
Extra gediplomeerde uitstroom ULO taal (tweejarig)
|
|
|
|
50
|
Extra Gediplomeerden uitstroom
|
|
|
98
|
184
|
Totaal verwachte extra instroom in het lerarenberoep5
|
|
|
78
|
158
|
Totaal verwachte instroom in het lerarenberoep6
|
267
|
267
|
345
|
425
|
Geraamde uitstroom in fte’s
|
Onvervulde vraag in fte’s (gemiddeld)7
|
204
|
204
|
204
|
204
|
Geraamde uitstroom fte’s8
|
214
|
214
|
214
|
214
|
Geraamde extra uitstroom in fte’s9
|
|
|
62
|
126
|
Geraamde totaal extra uitstroom in fte’s10
|
|
|
276
|
340
|
X Noot
1Bron: Ramingen uit Centerdata (oktober 2014): De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel
PO, VO en MBO
X Noot
2We verwachten een extra gediplomeerde uitstroom van 70% aan bèta studenten.
X Noot
3We verwachten een extra gediplomeerde uitstroom van 80% aan taalstudenten.
X Noot
4Op basis van cijfers van SEO Studie en Werk verwachten we een instroom van 86% in
het lerarenberoep van de extra gediplomeerde uitstroom aan studenten.
X Noot
5Op basis van cijfers van SEO Studie en Werk verwachten we een instroom van 86% in
het lerarenberoep van de extra gediplomeerde uitstroom aan studenten.
X Noot
6Op basis van cijfers van SEO Studie en Werk verwachten we een instroom van 86% in
het lerarenberoep van de extra gediplomeerde uitstroom aan studenten.
X Noot
7Bron: Ramingen uit Centerdata (oktober 2014): De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel
PO, VO en MBO
X Noot
8We verwachten een gemiddelde aanstellingsomvang van 0,8 FTE.
X Noot
9We verwachten een gemiddelde aanstellingsomvang van 0,8 FTE.
X Noot
10We verwachten een gemiddelde aanstellingsomvang van 0,8 FTE.
De voorgestelde regeling wordt ingezet als arbeidsmarktinstrument en wijkt daarmee
af van de studiefinanciering (het wordt ook niet opgenomen in de WSF 2000). De regeling
wordt enerzijds ingezet om meer masteropgeleide leraren aan te trekken en te binden
aan het lerarenberoep in het po. Anderzijds wordt deze regeling ingezet om meer masteropgeleide
studenten aan te trekken voor het lerarenberoep en hen te binden aan het vo. Hierbij
hebben studenten een plicht om een stage- of onderzoeksopdracht uit te voeren op een
po- of vo-school. Daarnaast wordt het ontvangen bedrag teruggevorderd als studenten
niet (tijdig) afstuderen.
2. Administratieve lasten
De administratieve lasten zullen stijgen voor studenten vanwege het doen van een (digitale)
aanvraag voor de subsidie. Deze stijging is het gevolg van de nieuwe doelgroep die
van deze regeling gebruik kan maken. In de oude situatie kon deze doelgroep niet gebruik
maken van een vergelijkbare regeling. Het gaat om het eenmalig indienen van een aanvraag
en het opsturen van het certificaat (diploma) aan DUO, als daar naar gevraagd wordt,
na beëindigen van de opleiding. De administratieve lasten nemen in 2015 met afgerond
210 uur toe voor het totaal aantal studenten als bedoeld in artikel 19o, onderdelen
e tot en met m en 150 uur voor het totaal aantal studenten als bedoeld in artikel
19o, onderdelen a, b, c of d. Aanvullend stijgen de administratieve lasten met 155
uur voor het totaal aantal studenten die middels een steekproefsgewijze controle van
DUO worden gevraagd hun diploma op te sturen na het beëindigen van de opleiding.
De administratieve lasten voor studenten komen daarmee op een totaal van 515 uur voor
de jaren 2015–2017. In 2017/2018 gaat het om geraamde lasten van totaal 315 uur. Dit
omdat de regeling voor studenten als bedoeld in artikel 19o, onderdelen a, b, c en
d tot 2017 loopt.
Administratieve lasten bij DUO zullen stijgen vanwege het opzetten van een tijdelijk
systeem. Naar eerste schatting gaat het om € 200.000 (ontwikkelkosten) en 1 fte op
jaarbasis. Daarnaast wat structurele kosten voor communicatie (site, formulieren,
brieven), systeemonderhoud, bezwaar- en beroep.
3. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
DUO heeft de regeling getoetst en heeft hem uitvoerbaar en handhaafbaar geacht met
ingang van 1 oktober 2015.
4. Vaste verandermomenten en inwerkingtreding
De regeling treedt in werking op één van de vaste verandermomenten voor ministeriële
regelingen: 1 september 2015. Gelet op de noodzaak tot het doen van een aanvraag en
de verwerking daarvan, liefst zo spoedig mogelijk vóór het nieuwe studiejaar, is het
onvermijdelijk dat er niet twee maanden wordt gewacht tussen de datum van plaatsing
in de Staatscourant en de inwerkingtreding.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A – Subsidie aantrekken studenten in het lerarenberoep
Artikelen 19o en 19p. Reikwijdte en te subsidiëren activiteiten
De subsidie voor het aantrekken van studenten in het lerarenberoep is bedoeld voor
het volgen van één geaccrediteerde één of tweejarige8 hbo- of wo-masteropleiding bij een onderwijsinstelling. Te weten:
-
1. voor studenten die niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar
het examen van een (academische) pabo met goed gevolg hebben afgelegd en de master
Special Educational Needs (SEN), Leren en Innoveren, Master pedagogiek (hbo of wo),
Master Onderwijskunde (wo) volgen;
-
2. voor studenten die niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar
het examen van een opleiding aan de universiteit dan wel hogeschool met goed gevolg
hebben afgelegd en een één of tweejarige educatieve master aan een universitaire lerarenopleiding
(ulo) in de tekortvakken (Nederlands, Moderne vreemde talen, Klassieke talen, Natuurkunde,
Wiskunde en Scheikunde) volgen. Hier vallen ook de masters onder die niet specifiek
genoemd zijn naar deze tekortvakken, zoals de master Science Education and Communication.
Dit betekent dat studenten geen subsidie kunnen aanvragen voor een premaster, deficiëntieopleiding
of voorbereidend jaar op eerdergenoemde masteropleidingen. Als studenten ervoor kiezen
om in de eigen tijd en van eigen middelen dit deficiëntieopleiding te volgen kunnen
ze daarna vanzelfsprekend wel in aanmerking komen voor deze subsidie (mits zij deze
niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar het examen met
goed gevolg hebben afgelegd).
Artikel 19q. Eisen aan de student
De subsidie aantrekken studenten in het lerarenberoep is bedoeld voor:
-
1. studenten die een hbo- of wo- masteropleiding gaan volgen en een stage of onderzoeksopdracht
uitvoeren op een po school(bestuur); en
-
2. studenten die een één of tweejarige educatieve master aan een universitaire lerarenopleiding
volgen in een tekortvak en een stage of onderzoeksopdracht uitvoeren op een vo school.
-
3. studenten die bij aanvang van het studiejaar een deficiëntieopleiding voorbereidend
op een van de in artikel 19o genoemde masteropleidingen met goed gevolg hebben afgelegd.
We gaan er vanuit dat studenten ingeschreven aan een masteropleiding, zoals genoemd
in artikel 19o, in aanmerking komen voor deze subsidie, ongeacht wat hun route naar
deze master is geweest. Desondanks willen we hier benadrukken dat studenten die een
deficiëntieopleiding voorbereidend op een van de in artikel 19o genoemde masteropleidingen
met goed gevolg hebben afgerond en ingeschreven staan aan een master in aanmerking
komen voor deze regeling.
Studenten zijn op het moment van aanvraag aangemeld bij een hbo- of wo- masteropleiding.
Bij aanvang van het studiejaar zijn studenten ingeschreven aan een hbo- of wo- masteropleiding.
De student ingeschreven aan een masteropleiding als bedoeld in artikel 19o, onderdelen
a, b, c of d dient een stage- dan wel onderzoeksovereenkomst met een school(bestuur)
voor primair onderwijs te hebben bij aanvang van het studiejaar. Afgestudeerden in
een vak-masteropleiding die een postmaster in een tekortvak aan een ulo volgen behoeven
geen stage of onderzoeksopdracht- contract aan te leveren omdat deze onderdeel is
van de opleiding waar dat bij de masters voor studenten uit het po niet altijd het
geval is. Ter verduidelijking, deze student doet een onderzoeksopdracht/heeft een
stageplek, maar hoeft hier geen contract van in te leveren bij aanvang van het studiejaar.
Artikel 19r. Subsidieplafond
Het subsidieplafond voor de jaren 2015, 2016 en 2017 is € 1 miljoen per jaar in het
po en voor de jaren 2015–2018 € 3 miljoen per jaar in het vo.
Artikel 19s. Subsidiebedrag voor studiekosten
De hoogte van de bijdrage is dusdanig gekozen dat het merendeel van de beschikbare
opleidingen redelijkerwijs kan worden gevolgd. Deze tegemoetkoming is niet gebaseerd
op het normbedrag voor levensonderhoud van studiefinanciering en is dan ook niet bedoeld
om alle studiekosten te dekken, maar dient als financiële trigger om masterstudenten
te binden aan het lerarenberoep.
De subsidie voor studenten ingeschreven aan masteropleidingen als bedoeld in artikel
19o, onderdelen a, b, c en d is gebaseerd op het subsidiebedrag gehanteerd door AP-PO
in hun subsidieregeling in schooljaar 2013/2014. Dit bedrag biedt voldoende stimulans
voor studenten om aan een vervolgopleiding deel te nemen. De benodigde instroom in
de masteropleidingen als bedoeld in artikel 19o, onderdelen e, f, g, h, i, j, k, l
en m, is echter dermate hoger dat er gekozen is om voor deze opleidingen een hogere
stimulans in de vorm van subsidie toe te kennen (immers: hoe hoger het bedrag, hoe
meer mensen zullen kiezen voor het lerarenberoep). De hoogte van deze subsidie is
gebaseerd op resultaten uit een onderzoek van ResearchNed9 waaruit bleek dat dit bedrag voldoende stimulans biedt om een lerarenopleiding te
gaan volgen. De subsidie voor studenten ingeschreven aan masteropleidingen als bedoeld
in artikel 19o, onderdelen k, l of m ontvangen een hoger bedrag vanwege de benodigde
extra instroom in de bèta lerarenopleidingen om de geraamde onvervulde vraag in de
tekortvakken te vervullen. Daarnaast is de kans dat bèta studenten kiezen voor een
universitaire lerarenopleiding naar schatting drie keer zo laag als de kans voor taalstudenten:
zij reageren gemiddeld genomen pas bij een hoger bedrag dan taalstudenten. Met een
hogere subsidie willen we deze keus voor de lerarenopleiding bij bètastudenten stimuleren.
Artikel 19t. Vereisten subsidieaanvraag
De student vraagt zelf subsidie aan voor de hbo- of wo masteropleiding. Het aanvraagformulier
is te downloaden van de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs en dient digitaal
dan wel op een andere door DUO aangewezen wijze te worden ingediend.
Artikel 19u. Termijn indiening aanvraag
In afwijking van het eerste en tweede lid, kan subsidie voor de opleidingen bedoeld
in artikel 19o, onderdelen e tot en met m, tevens aangevraagd worden in de periode
december tot en met februari van het lopende studiejaar met uitzondering van 2019.
Voor de opleidingen bedoeld in artikel 19o onderdelen a, b, c en d is dit niet mogelijk
omdat te weinig opleidingen een tweede instroommoment kennen waardoor het langer openstellen
van de inschrijfperiode niet loont. Van de opleidingen bedoeld in artikel 19o, onderdelen
e tot en met m, kent bijna elke opleiding een tweede instroommoment. De aanvragen
voor het tweede instroommoment vallen in het subsidieplafond van het jaar waarin de
studie aanvangt. Aanvragen voor het instroommoment in september kunnen gedaan worden
vanaf april tot oktober. Aanvragen voor het instroommoment in februari worden gedaan
tussen december en februari.
Artikel 19v. Weigeringsgronden
In afwijking van artikel 11 kan de subsidieverlening aan de student niet worden geweigerd
indien de subsidieaanvrager uit andere hoofde van de minister een tegemoetkoming in
de studiekosten heeft ontvangen voor het volgen van de opleiding. Een uitzondering
hierop zijn de regelingen Vierslagleren, Eerst de Klas en de Onderwijstraineeships.
De aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag niet volledig is. Waarbij een redelijke
termijn, van veertien dagen, voor herstel van de aanvraag geboden wordt. Subsidie
wordt geweigerd als de student ingeschreven aan een masteropleiding als bedoeld in
artikel 19o, onderdelen a, b, c of d geen stage- dan wel onderzoeksovereenkomst met
een school voor primair onderwijs heeft bij aanvang van het studiejaar.
Artikel 19w. Termijn beslissing
Direct na ontvangst zal DUO een ontvangstbevestiging versturen zodat de aanvrager
een bewijs heeft dat zijn aanvraag is ontvangen. Deze ontvangstbevestiging zegt uiteraard
niets over het wel of niet ontvangen van een subsidie. Als een aanvraag incompleet
is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag te completeren. Waarbij
een redelijke termijn, van veertien dagen, voor herstel van de aanvraag geboden wordt.
DUO zal vervolgens de binnengekomen aanvragen binnen 8 weken behandelen.
Artikel 19x. Wijze van verdeling beschikbare middelen
Het beschikbare bedrag wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen.
Artikel 19y. Subsidieverplichting student
De student behaalt binnen maximaal een halfjaar na het studiejaar als bedoeld in artikel
1 onderdeel r voor de betreffende masteropleiding, het certificaat van de hbo- of
wo- masteropleiding. Zo niet, dan zal de subsidie worden teruggevorderd.
Artikel 19z. Toepassing artikelen hoofdstuk 2
De artikelen 15 tot en met 18 van zijn van overeenkomstige toepassing op de student,
bedoeld in dit hoofdstuk, met dien verstande dat in artikel 17 voor ‘22 weken na afloop
van het studiejaar’ wordt gelezen: 22 weken na afloop van het studiejaar met maximaal
0,5 jaar uitloop. Hierbij is de toegestane uitloop van maximaal 0,5 jaar bedoeld.
Waarbij er natuurlijk rekening wordt gehouden met verzachtende omstandigheden, als
bijvoorbeeld de dood van een familielid.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker