Voortzetten van de samenwerking met Zaanstad ten behoeve van de gemeenschappelijke rekenkamer, intrekken van de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam’ en vaststellen van de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam 2016’ (2015, nr. 171/647)
Logo Amsterdam
 
Nummer 171/647
Publicatiedatum 17 juli 2015
Agendapunt 47
Datum besluit presidium 8 juni 2015
Onderwerp
Voortzetten van de samenwerking met Zaanstad ten behoeve van de gemeenschappelijke rekenkamer, intrekken van de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam’ en vaststellen van de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam 2016’
De gemeenteraad van Amsterdam
Gezien de voordracht van het presidium van de gemeenteraad van Amsterdam van 8 juni 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 647),
Besluit:
  • 1.
    de samenwerking met Zaanstad in een gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam de komende zes jaar voort te zetten;
  • 2.
    de huidige jaarlijkse bijdrage voort te zetten voor de periode 2016-2022, met jaarlijkse aanpassing aan de prijspeilontwikkeling;
  • 3.
    per 1 juni 2016 de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam’, vastgesteld bij zijn besluit van 17 februari 2010, nr. 32/64, in te trekken;
  • 4.
    vast te stellen de volgende
Gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam 2016’
Hoofdstuk 1 Inleidende en algemene bepaling
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • a.
    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
  • b.
    raden: de raden van de deelnemende gemeenten;
  • c.
    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;
  • d.
    rekenkamer: de Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam;
  • e.
    regeling: de gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam;
Hoofdstuk 2 Instelling
Artikel 2 Belang
Deze regeling is aangegaan om gezamenlijk op een effectieve en efficiënte wijze de wettelijke opdracht tot het instellen van een rekenkamer vorm en inhoud te geven.
Artikel 3 Gemeenschappelijk orgaan
  • 1.
    De raden richten door deze regeling een gemeenschappelijk orgaan op als bedoeld in artikel 1, juncto artikel 8, lid 2 van de wet.
  • 2.
    Het gemeenschappelijk orgaan is genaamd ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam’ en is gevestigd in de gemeente Amsterdam.
  • 3.
    De rekenkamer kan tevens worden aangeduid als ‘Rekenkamer’ met daaraan toegevoegd de naam van één van de deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk 3 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 4 Toetreding en uittreding
  • 1.
    Toetreding tot de regeling kan geschieden bij een daartoe strekkend gezamenlijk besluit van de deelnemende raden en de raad van de toetredende gemeente.
  • 2.
    Uittreding uit deze regeling kan geschieden na een daartoe strekkend besluit van de raad van de uittredende gemeente.
  • 3.
    Dit besluit wordt uiterlijk twaalf maanden voor de beoogde uittredingsdatum aan de raden en het lid van de rekenkamer medegedeeld.
  • 4.
    Uittreding is mogelijk zes jaar na toetreding tot de regeling.
  • 5.
    De financiële gevolgen van een uittreding en de daarbij behorende verplichtingen van de uittredende gemeente worden door de raden vastgesteld na het horen van het lid van de rekenkamer.
Artikel 5 Wijziging en opheffing
  • 1.
    Deze regeling kan zowel op voorstel van de rekenkamer als op voorstel van een van de raden worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van de raden.
  • 2.
    Deze regeling wordt opgeheven bij uittreding van de gemeente Amsterdam of wanneer er minder dan twee gemeenteraden overblijven om te participeren in deze regeling.
Hoofdstuk 4 Werkwijze
Artikel 6 Bureau van de rekenkamer
  • 1.
    Er is een bureau van de rekenkamer gevestigd in de gemeente Amsterdam.
  • 2.
    Het bureau ondersteunt het lid van de rekenkamer voor een goede uitoefening van zijn werkzaamheden.
  • 3.
    Het lid van de rekenkamer is directeur van het bureau.
  • 4.
    Het college benoemt, op voordracht van het lid van de rekenkamer, de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer.
Artikel 7 Het onderzoek
  • 1.
    De rekenkamer bepaalt welke onderzoeken worden verricht.
  • 2.
    De jaarlijks beschikbare onderzoeksuren worden naar rato van de jaarlijkse bijdrage, bedoeld in artikel 12 lid 2, verdeeld over de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    De rekenkamer legt jaarlijks per deelnemende gemeente een onderzoeksprogramma voor aan de raad voor het komende jaar. De raden kunnen voorstellen voor onderzoek aandragen bij de rekenkamer.
  • 4.
    In het onderzoeksprogramma wordt per onderwerp aangegeven:
    • a.
      de afbakening van het onderzoeksterrein;
    • b.
      doelstelling en onderzoeksvraag.
  • 5.
    Een raad kan in aanvulling op de in lid 3 genoemde voorstellen een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een extra onderzoek bij de rekenkamer.
  • 6.
    De rekenkamer bericht in hoeverre aan een verzoek van een raad zoals bedoeld in de leden 3 en 5 wordt voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van een raad voldoet, geeft zij dit gemotiveerd aan.
  • 7.
    Indien op verzoek van een raad een extra onderzoek zoals bedoeld in lid 5 wordt verricht door de rekenkamer, zijn de daaraan verbonden meerkosten voor rekening van die raad.
  • 8.
    Bij de uitvoering van het onderzoek worden de organisatieonderdelen die te maken krijgen met het onderzoek tijdig op de hoogte gesteld van:
    • a.
      de opzet van het onderzoek;
    • b.
      de planning van het onderzoek.
Artikel 7a Andere onderzoeksactiviteiten
  • 1.
    Het bureau van de rekenkamer kan op verzoek van één van de raden helpen bij het uitvoeren van een raadsonderzoek.
  • 2.
    De rekenkamer moet voor ondersteuning zoals bedoeld in lid 1 toestemming geven.
  • 3.
    De spelregels voor ondersteuning zoals bedoeld in lid 1 zijn door de rekenkamer vastgelegd in het Reglement van Orde.
Artikel 8 Rapportage
  • 1.
    De rekenkamer bepaalt het moment en de wijze van openbaarmaking van het rapport.
  • 2.
    De rekenkamer stelt in aanvulling op artikel 185, lid 1 van de Gemeentewet het college van de betreffende gemeente schriftelijk op de hoogte van het conceptrapport.
  • 3.
    De rekenkamer stelt het college van de betreffende gemeente in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn schriftelijk te reageren op het conceptrapport.
  • 4.
    Na ontvangst van de reactie stelt de rekenkamer het rapport vast waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reactie hierop zijn opgenomen.
  • 5.
    De rekenkamer geeft de raad van de betreffende gemeente voor de publicatiedatum de mogelijkheid om het rapport in te zien.
Artikel 9 Jaarverslag
De rekenkamer zendt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden van het voorgaande jaar naar de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten als bepaald in artikel 185, leden 3 en 4 van de Gemeentewet.
Artikel 10 Overleg
  • 1.
    Het lid van de rekenkamer voert ten minste jaarlijks overleg met een vertegenwoordiging van de raden.
  • 2.
    Bij dit overleg worden in ieder geval de begroting en de jaarrekening van de rekenkamer besproken.
  • 3.
    Het lid van de rekenkamer vraagt bij belangrijke bedrijfsvoeringbeslissingen de vertegenwoordiging van de raden vooraf om een zienswijze.
  • 4.
    Het lid van de rekenkamer meldt het aan de vertegenwoordiging van de raden als er zich zaken voordoen waarvan de raden kennis zouden moeten nemen.
Hoofdstuk 5 Financiën
Artikel 11 Begroting
  • 1.
    De rekenkamer stelt jaarlijks de begroting voor het volgende kalenderjaar vast, zoals bepaald in artikel 34 van de wet.
  • 2.
    De rekenkamer zendt voor de vaststelling van de begroting een ontwerpbegroting inclusief meerjarenraming en toelichting naar de raden teneinde hen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze bij de rekenkamer naar voren te brengen.
  • 3.
    Voor de samenstelling van de begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen alsmede de resultatenrekening van het voorlaatste jaar.
  • 4.
    Binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, wordt de begroting door de rekenkamer aan de raden en aan gedeputeerde staten gestuurd.
  • 5.
    Op een wijziging van de begroting is artikel 35 van de wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 Bijdragen deelnemende gemeenten
  • 1.
    De raden stellen, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
  • 2.
    Elke raad stelt voor een periode van zes jaar de jaarlijkse bijdrage aan de rekenkamer vast. De bijdrage wordt jaarlijks aangepast op basis van het indexcijfer voor lonen voor overheidspersoneel.
  • 3.
    Ten minste twaalf maanden voor afloop van de periode bedoeld in lid 2 stelt een raad opnieuw de jaarlijkse bijdrage vast.
Artikel 13 Jaarrekening
  • 1.
    De rekenkamer stelt jaarlijks de jaarrekening over het daaraan voorafgaand kalenderjaar vast, zoals bepaald in artikel 34 van de wet.
  • 2.
    De jaarrekening wordt voorafgaand aan de vaststelling ter controle voorgelegd aan een accountant.
  • 3.
    De rekenkamer zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden en aan gedeputeerde staten.
Hoofdstuk 6 Benoeming en rechtspositie
Artikel 14 Benoeming
  • 1.
    De rekenkamer heeft één lid.
  • 2.
    De raden worden betrokken bij de selectieprocedure van het lid van de Rekenkamer.
  • 3.
    De raden benoemen het lid van de rekenkamer op voordracht van de vertegenwoordiging van de raden door een gelijkluidend besluit.
Artikel 15 Verklaring en belofte
Het lid van de rekenkamer legt in de vergadering van de gemeenteraad van Amsterdam de eed (verklaring en belofte) af als bedoeld in artikel 81g van de Gemeentewet.
Artikel 16 Rechtspositionele aanspraken en verplichtingen
  • 1.
    Aan de gemeenteraad van Amsterdam wordt door de raden van de andere gemeenten het mandaat verleend om in een apart rechtspositioneel besluit, behorend bij deze regeling, te bepalen welke ambtelijke rechtspositionele regelingen van overeenkomstige toepassing zijn en bij wijziging van deze regelingen van toepassing zullen zijn, alsmede eventuele anders luidende of andere aanspraken.
  • 2.
    De raden van de andere deelnemende gemeenten worden bij bovengenoemd besluit, of de wijziging daarvan, betrokken indien dit belangrijke financiële gevolgen heeft.
Artikel 17 Plaatsvervanger
  • 1.
    De rekenkamer heeft één plaatsvervangend lid.
  • 2.
    De bepalingen in de artikelen 14 en 15 met betrekking tot het lid van de rekenkamer zijn van overeenkomstige toepassing op diens plaatsvervanger.
  • 3.
    Het plaatsvervangend lid voert enkele keren per maand overleg met de rekenkamer en ontvangt daarvoor een onkostenvergoeding overeenkomstig de voorzitter van een adviescollege of commissie zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.
  • 4.
    Bij langdurige afwezigheid van het lid van de rekenkamer vervangt de plaatsvervanger hem en ontvangt daarvoor een vergoeding voor maximaal 16 uur per week, conform de Gedragscode externe inhuur van de gemeente Amsterdam, middentarieven.
  • 5.
    De tijdsbesteding van de plaatsvervanger en de financiële vergoeding daarvoor, wordt separaat verantwoord in het jaarverslag van de rekenkamer.
Hoofdstuk 7 Slotbepalingen
Artikel 18 Inwerkingtreding en evaluatie
  • 1.
    Deze regeling treedt in werking op 1 juni 2016.
  • 2.
    Deze regeling wordt minimaal één maal in de zes jaar geëvalueerd door de raden.
Artikel 19 Citeertitel
Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam 2016’.
Toelichting bij ‘Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam 2016’
Algemeen
De gemeente Amsterdam en de gemeente Zaanstad maken al jaren gebruik van dezelfde rekenkamer. De Gemeentewet schrijft in artikel 81l voor dat een dergelijke samenwerking in de vorm van een gemeenschappelijke regeling moet worden geregeld.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepaling
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel geeft definities. De Gemeentewet schrijft voor dat de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) moet worden toegepast voor samenwerking via een gemeenschappelijke rekenkamer. Bij de toepassing hiervan zijn een aantal artikelen van de Wgr buiten werking verklaard.
Hoofdstuk 2 Instelling
Artikel 2 Belang
De Gemeentewet schrijft voor dat een gemeente gebruik maakt van een rekenkamer of een rekenkamerfunctie. In artikel 81l van de Gemeentewet is bepaald dat ook een gemeenschappelijke rekenkamer kan worden ingesteld.
Artikel 3 Gemeenschappelijk orgaan
Er dient een gemeenschappelijk orgaan te worden opgericht door middel van een gemeenschappelijke regeling, omdat dit zo is voorgeschreven in artikel 81l van de Gemeentewet. De Gemeentewet geeft letterlijk aan dat onder andere de artikelen 1 en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen toegepast dienen te worden bij het instellen van een gemeenschappelijke rekenkamer. Het gemeenschappelijk orgaan is genaamd Rekenkamer Metropool Amsterdam, maar kan ook worden aangeduid als de Rekenkamer Amsterdam of de Rekenkamer met daarachter de naam van één van de andere deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk 3 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 4 Toetreding en uittreding
Bij toetreding van een gemeente zorgen alle deelnemers ervoor dat er zo spoedig mogelijk een gelijkluidend besluit wordt genomen door de raden.
Omdat uittreding tot krimp van de personeelsbezetting kan leiden en ook andere kosten, kunnen de deelnemende gemeenten bepalen dat er kosten zijn verbonden aan de uittreding.
Artikel 5 Wijziging en opheffing
Ook indien deze regeling dient te worden gewijzigd, zorgen de deelnemers ervoor dat dit op zo spoedig mogelijke termijn gebeurt. Verzoeken voor wijzigingen worden aan de raadsgriffie van de gemeente Amsterdam toegezonden in verband met de coördinatie van de besluitvorming.
De regeling wordt opgeheven als de gemeente Amsterdam uittreedt, omdat het personeel van het bureau in dienst is van de gemeente Amsterdam. Bij uittreding van alle gemeenten behalve Amsterdam heeft de gemeenschappelijke regeling geen reden voor bestaan, voor een regeling zijn minimaal twee deelnemers vereist.
Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Amsterdam.
Hoofdstuk 4 Werkwijze
Artikel 6 Bureau van de rekenkamer
Het bureau van de rekenkamer is gevestigd in de gemeente Amsterdam en staat onder leiding van het lid van de rekenkamer. De ambtenaren van het bureau worden aangesteld in dienst van de gemeente Amsterdam.
De Gemeentewet schrijft voor dat de medewerkers door het college moeten worden aangesteld. De ambtenaren van het bureau zijn verder ter zake van de inhoudelijke werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het lid van de rekenkamer. Het college mag bovendien aan deze ambtenaren geen andere werkzaamheden opdragen.
De rechtspositieregeling van de gemeente Amsterdam (NRGA) is rechtstreeks van toepassing op de ambtenaren werkzaam bij de rekenkamer. Wanneer de NRGA wordt gewijzigd, dan zijn deze wijzigingen automatisch van toepassing op deze groep medewerkers.
In een apart besluit worden de rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van de ambtenaren van het bureau gemandateerd door het college van Amsterdam aan het lid van de rekenkamer.
In een apart besluit worden ook mandaat, machtiging en volmacht geregeld ten aanzien van de overige bedrijfsvoeringsaspecten die het bureau van de rekenkamer aangaan. Dit laatste hoeft niet te gebeuren door de andere gemeenten.
Uit de archiefwet (artikel 30, lid 1 en 40, lid 3) volgt dat de rekenkamer ook Amsterdamse regels voor archivering waaronder zorg, bewaring en het beheer der archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop, volgt.
Artikel 7 Onderzoek
De rekenkamer is onafhankelijk en bepaalt zelf welke onderzoeken zij instelt. De rekenkamer kan op verzoek van een raad een onderzoek instellen, maar is dat niet verplicht. Wel wordt de mogelijkheid van de raad om expliciet om een onderzoek te verzoeken vermeld in artikel 182 van de Gemeentewet, waarmee een bepaald gewicht aan een dergelijk verzoek van de raad wordt toegekend. Vandaar dat in het zesde lid wordt aangegeven dat de rekenkamer gemotiveerd aangeeft waarom zij afwijkt van een gemotiveerd verzoek van een raad. Ook wanneer het verzochte onderzoek gedeeltelijk of in aangepaste vorm plaatsvindt, wordt dit gemotiveerd aangegeven.
Fracties, individuele raadsleden en anderen kunnen ook suggesties voor onderzoek doen. Deze worden meegewogen bij het opstellen van het onderzoeksprogramma.
Een onderzoek van de rekenkamer blijft niet beperkt tot het financiële aspect. Ook de rol van de raad kan in het onderzoek worden betrokken. Immers, de rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur in algemene zin. Voor de gemeente Amsterdam is daarbij van belang dat het onderzoek ook betrekking heeft op de bestuurscommissies. De bevoegdheid tot onderzoek omvat alle bestuursorganen die onderdeel uitmaken van de gemeente.
Op grond van artikel 183 van de gemeentewet is de rekenkamer bevoegd alle documenten te onderzoeken die voor het verrichten van haar taken nodig zijn. Dit betekent dat de rekenkamer in beginsel onbeperkt toegang heeft tot de documenten die bij het gemeentebestuur berusten. Documenten moet in dat verband ruim worden opgevat. Hieronder worden niet alleen papieren documenten verstaan maar ook informatie die op andere gegevensdragers beschikbaar is zoals computerapparatuur en USB-sticks maar ook bijvoorbeeld foto’s en kaarten. Tot documenten worden ook gerekend ‘concepten’, documenten ten behoeve van intern beraad en documenten waarbij geheimhouding is opgelegd. Verder moet de rekenkamer ook alle inlichtingen kunnen krijgen waar ze om vraagt en moet de rekenkamer administraties kunnen inzien, ook als deze aan een derde zijn uitbesteed.
De gemeenteraad, het college, het dagelijks bestuur van een bestuurs-commissie of het bestuur van een andere organisatie waarbij een rekenkamer onderzoeksbevoegdheid heeft (daarbij gaat het minimaal om de organisaties omschreven in artikel 184 gemeentewet), moeten er zorg voor dragen, dat de rekenkamer voor de uitvoering van haar taak een onbelemmerde toegang heeft tot de documenten.
De rekenkamer kan ook bij andere organisaties dan de gemeente onderzoek instellen. Artikel 184 van de gemeentewet stelt dat dit minimaal moet kunnen bij:
  • 1.
    openbare lichamen, bedrijfsvoeringsorganisaties en organen van gemeenschappelijke regelingen waarin de gemeente deelneemt;
  • 2.
    naamloze vennootschappen en besloten waarin de gemeente alleen of samen met andere gemeenten voor ten minste 50% participeert;
  • 3.
    andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente alleen of samen met andere gemeenten direct of indirect een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt voor ten minste 50% van de baten van deze instelling.
Maar ook bij (subsidie)verordeningen en (lening)overeenkomsten kunnen de onderzoeksbevoegdheden van de rekenkamer worden uitgebreid.
Artikel 7a Andere onderzoeksactiviteiten
Op grond van artikel 184 van de gemeentewet heeft de rekenkamer de mogelijkheid om in samenwerking met andere rekenkamer(commissie)s een onderzoek in te stellen.
In dit artikel gaat het over inzet van capaciteit van de rekenkamer in een onderzoek waarvoor de raad eindverantwoordelijk is en waarvoor de rekenkamer zelf geen verantwoordelijkheid draagt.
Artikel 8 Rapportage
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat het college van de betreffende gemeente de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) conceptonderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats, waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de desbetreffende personen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden eruit te halen en te corrigeren. Daarnaast wordt het college ook om een bestuurlijke reactie gevraagd naar aanleiding van de aanbevelingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport uit aan de raad. Een paar dagen voor publicatie van het onderzoeksrapport krijgt de raad van de betreffende gemeente de gelegenheid het onderzoeksrapport in te zien. Dat geeft de raadsleden de mogelijkheid om zich voor te bereiden op de publicatie van het rapport. De rekenkamer blijft in deze procedure (lid 1) degene die bepaalt hoe en wanneer het rapport openbaar wordt gemaakt.
Artikel 9 Jaarverslag
Behoeft geen toelichting.
Artikel 10 Overleg
Om een goede communicatie tussen de rekenkamer en de raden te bevorderen wordt tenminste jaarlijks overleg gevoerd tussen het lid van de Rekenkamer en de vertegenwoordiging van de raden. Het overleg heeft onder andere de volgende functies: het adviseren over de ontwerpbegroting (artikel 11-2) alvorens deze voor zienswijze aan de raden wordt voorgelegd, het bespreken van de jaarrekening (artikel 13) alvorens deze wordt vastgesteld en het bespreken van andere belangrijke bedrijfsvoering beslissingen.
Hoofdstuk 5 Financiën
Artikel 11 Begroting
Volgens artikel 34 van de Wgr wordt de begroting door het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld. Dat is de rekenkamer. Met het vaststellen van de begroting wordt niet de hoogte van de bijdrage van de deelnemers aan de regeling vastgesteld. Met andere woorden de begroting wordt vastgesteld aan de hand van de door de raden ter beschikking gestelde financiële middelen. De datum in deze bepaling is gebaseerd op artikel 34 Wgr.
Bij het opstellen van een begroting moet de indexering worden geschat. De werkelijke indexering is pas na afloop van een kalenderjaar bekend. Nacalculatie vindt plaats op basis van de cijfers van het CBS (contractuele loonkosten per maand, CAO-sectoren Overheid).
De rekenkamer brengt gedurende het kalenderjaar voorschotbedragen in rekening gebaseerd op het in de begroting toegekende bedrag. Na afloop van een uitvoeringsjaar verantwoordt de rekenkamer zich via de jaarrekening over de uitgevoerde werkzaamheden en de werkelijk gemaakte kosten. Onderuitputting in enig jaar kan worden gecompenseerd in volgende jaren. Reservevorming is dus mogelijk en ook wenselijk. In overleg met de accountant en een vertegenwoordiging van de raden en op basis van een inventarisatie van mogelijke extra incidentele kosten, worden een streefomvang en een maximum van de algemene reserve afgesproken. Reservevorming betekent niet dat de rekenkamer een eigen vermogen heeft. Het geld is en blijft van de deelnemende gemeenten. Na verloop van de zes jaren maakt de rekenkamer een voorstel voor de eindafrekening. Daarbij wordt aandacht besteed aan een gewenste startreserve voor de nieuwe periode en de financiële compensatie voor gemeenten waarvoor de onderzoeksinspanning over de hele periode bezien achter is gebleven.
Artikel 12 Bijdragen deelnemende gemeenten
De bijdrage van de deelnemende gemeenten is gebaseerd op de reeds bestaande financiële afspraken tussen de gemeenten en de rekenkamer.
Artikel 13 Jaarrekening
Zie toelichting artikel 11. Hetzelfde geldt voor de jaarrekening. Ook hiervoor wordt verwezen naar artikel 34 van de Wgr.
Hoofdstuk 6 Benoeming en rechtspositie
Artikel 14 Benoeming
Na afloop van de wettelijke periode kan het lid van de rekenkamer worden herbenoemd voor een nieuwe periode. De raden herbenoemen het lid van de rekenkamer op voordracht van een vertegenwoordiging van de raden door een gelijkluidend besluit. De herbenoemingsprocedure moet uiterlijk een half jaar voor de (her)benoeming van het lid van de rekenkamer zijn afgerond.
Artikel 15 Verklaring en belofte
Alvorens hun functie uit te oefenen dienen leden van de rekenkamer op grond van artikel 81g van de Gemeentewet een eed af te leggen in de vergadering van de raad. Nu de rekenkamer en het bureau in de gemeente Amsterdam zijn gevestigd, is ervoor gekozen de eed ook in de raad van de gemeente Amsterdam te laten afleggen.
Artikel 16 Rechtspositionele aanspraken en verplichtingen
Artikel 81 Gemeentewet bepaalt dat de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten die zij ontvangen, in de gemeenschappelijke regeling worden geregeld. Om praktische redenen wordt het rechtspositiebesluit van het lid van de rekenkamer op een nader moment door de gemeenteraad van Amsterdam genomen.
Artikel 17 Plaatsvervanger
Dit artikel geeft aan dat er een plaatsvervangend lid is. Het gaat hierbij alleen om vervanging van de rekenkamer in zijn formele wettelijke bevoegdheden. De plaatsvervanger vervangt de rekenkamer niet in zijn functie van directeur van het bureau. Artikel 11 verklaart de artikelen 14 en 15 van overeenkomstige toepassing. Artikel 10 is niet van overeenkomstige toepassing omdat het plaatsvervangend lid een andere vergoeding ontvangt.
Het plaatsvervangend lid krijgt een vaste vergoeding. Bij de onkostenvergoeding wordt een onderscheid gemaakt tussen de “normale” vergoeding en de vergoeding bij daadwerkelijke vervanging.
De “normale” vergoeding is voor enkele keren per maand. Hierbij is aangesloten bij de vergoeding voor voorzitters van adviescolleges en commissies zoals bedoeld in de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. In het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies is in artikel 2 bepaald hoe hoog de vergoeding per vergadering maximaal mag zijn.
De vergoeding bij daadwerkelijke vervanging valt in wat, in de Gedragscode voor externe inhuur van Amsterdam, de klasse van de middentarieven wordt genoemd. De gekozen formulering is bedoeld om een maximum te formuleren en niet om de aanstellingsvorm vast te leggen. Een vergoeding kan ook vorm krijgen via betaling aan een detacherende organisatie.
Hoofdstuk 7 Slotbepalingen
Behoeft geen toelichting.
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
in zijn vergadering op 1 juli 2015.
De voorzitter
mr. E.E. van der Laan
De raadsgriffier
mr. M. Pe
Naar boven