Organisatiebesluit BZK 2015

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

besluit

vast te stellen het navolgende Organisatiebesluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Ministerie:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. bewindspersonen:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Minister voor Wonen en Rijksdienst;

c. capaciteitsplan:

schriftelijk stuk waarin de uitwerking van de flexibele organisatiestructuur van een dienstonderdeel periodiek wordt vastgelegd evenals de verdeling van de formatie binnen deze structuur.

HOOFDSTUK 2. HOOFD- EN OVERLEGSTRUCTUUR

Artikel 2

  • 1. De hoofdstructuur van het Ministerie bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de Algemene Leiding (ALGL);

    • b. het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR);

    • c. het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties (DGBK);

    • d. het directoraat-generaal Wonen en Bouwen (DGWB);

    • e. het Rijksvastgoedbedrijf (RVB);

    • f. de baten-lastendienst Dienst van de Huurcommissie (DHC);

    • g. de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD);

    • h. het Bureau Algemene Bestuursdienst (BABD);

    • i. de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering (DCB);

    • j. het Bureau Digitale Overheid.

  • 2. De dienstonderdelen bestaan uit organisatieonderdelen waarvan de inrichting nader kan worden beschreven op een wijze als bedoeld in artikel 15, tweede lid.

  • 3. De in het eerste lid, onder a, d, e, g, h en j genoemde dienstonderdelen ressorteren onder de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4. De in het eerste lid, onder b, c, f en i, genoemde dienstonderdelen ressorteren wat betreft beleid en uitvoering onder de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

  • 5. De secretaris-generaal geeft rechtstreeks leiding aan de leidinggevende functionarissen van de dienstonderdelen, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van de baten-lastendienst Dienst van de Huurcommissie die ressorteert onder het bestuur van de Huurcommissie.

Artikel 3

  • 1. Er is een Bestuursraad Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BR).

  • 2. De Bestuursraad is samengesteld uit de secretaris-generaal, de directeuren-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk, Bestuur en Koninkrijksrelaties, Algemene Bestuursdienst, Wonen en Bouwen, Rijksvastgoedbedrijf, Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de hoofddirecteur Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering. De leden kunnen zich incidenteel laten vervangen door hun plaatsvervangers of, in uitzonderlijke gevallen, door een andere rechtstreeks onder hen ressorterende functionaris. De directeur Financieel-economische Zaken heeft een permanente uitnodiging tot het als adviseur bijwonen van de Bestuursraad.

  • 3. Het overleg in de Bestuursraad heeft, onverminderd het bepaalde in de departementale mandaat- en volmachtbesluiten over de bevoegdheden van de afzonderlijke leden van de Bestuursraad ten aanzien van de onderwerpen die in het overleg aan de orde komen, ten doel het bespreken en het bereiken van overeenstemming over de departementale beleids- en beheerskaders en het toezien op de uitvoering van deze kaders.

  • 4. Daarnaast heeft de Bestuursraad tot doel het bespreken en het bereiken van overeenstemming over aspecten van het departementale personeelsbeleid en personele aangelegenheden alsmede het toezien op de uitvoering hiervan. In het overleg komen in ieder geval de volgende aangelegenheden aan de orde:

    • a. de ontwikkeling van het departementale HRM-beleid in brede zin;

    • b. de beleidsontwikkeling van management-development bij het Ministerie;

    • c. de benoeming van kandidaten bij het Ministerie in vacatures opengesteld door de Algemene Bestuursdienst;

    • d. de werkzaamheden van de Bestuursraad met betrekking tot de personeelsschouw, zoals aangegeven in het departementale beleid ter zake.

  • 5. Al hetgeen in de vergaderingen aan de orde komt is vertrouwelijk, voor zover niet anders is besloten of indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 6. De directeur Bestuursondersteuning voert het secretariaat van de Bestuursraad.

  • 7. De directeur Personeel en Organisatie voert het secretariaat van de bespreking van het departementale personeelsbeleid.

Artikel 4

  • 1. Er is een Audit Committee (AC).

  • 2. Het Audit Committee bestaat uit de secretaris-generaal, de directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk en daarnaast uit ten minste twee externe leden.

  • 3. De betrokken directeur Auditdienst Rijk en de betrokken directeur Financieel-economische Zaken ondersteunen het Audit Committee als deskundigen bij zijn advisering van het departementale management.

  • 4. Het Audit Committee staat onder voorzitterschap van één van de externe leden.

  • 5. Een vertegenwoordiger van de Algemene Rekenkamer is agendalid.

  • 6. Het Audit Committee vergadert ten minste vier maal per jaar.

  • 7. De overige functionarissen van het Ministerie kunnen verzocht worden onderdelen van de vergadering bij te wonen door de voorzitter van het Audit Committee dan wel door de secretaris-generaal.

  • 8. Al hetgeen in de vergaderingen aan de orde komt is vertrouwelijk, voor zover niet anders is besloten of indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 9. De directeur Financieel-economische Zaken voert het secretariaat van het Audit Committee.

  • 10. Het Audit Committee regelt de eigen werkwijze en legt dit vast in het huishoudelijk reglement.

HOOFDSTUK 3. DIENSTONDERDELEN

Paragraaf 3.1. Algemene Leiding

Artikel 5
  • 1. De Algemene Leiding berust bij de secretaris-generaal.

  • 2. De secretaris-generaal is belast met de ambtelijke leiding van het Ministerie. Tot deze taak behoort in ieder geval:

    • a. het informeren en adviseren van de bewindspersonen over aangelegenheden, de bewindspersonen of het Ministerie betreffende;

    • b. het zorgdragen voor de coördinatie en integratie van beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering binnen het Ministerie;

    • c. het uitoefenen van de algemene controlfunctie bij het Ministerie;

    • d. het rechtstreeks leiding geven aan de directeuren-generaal en de hoofddirecteur van de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering;

    • e. het voorzitterschap van de Bestuursraad;

    • f. het zorgdragen voor het nemen van besluiten over en het geven van algemene aanwijzingen ten aanzien van het algemene beleid en beheer inzake de bedrijfsvoering en de formatie van het Ministerie;

    • g. het voeren van overleg met de Groepsondernemingsraad (als bestuurder in de zin van de WOR) en de centrales van verenigingen van ambtenaren, bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

    • h. het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van de Uitvoeringsregeling openbaarheid van bestuur Binnenlandse Zaken;

    • i. het plegen van inhoudelijke afstemming met het gemeenschappelijke secretariaat van de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de financiële verhoudingen (sRob/Rfv);

    • j. het toezicht op het beheer van de Kiesraad (KR) en toezicht op het Bureau Architectenregister;

    • k. het beheersmatig aansturen van de kabinetten van de Gouverneurs en de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • l. het beheersmatig en inhoudelijk aansturen van de Rijksdienst Caribisch Nederland;

    • m. het nemen van besluiten met betrekking tot de toepassing van uitzonderingen op de aanbestedingsregelgeving.

  • 3. De secretaris-generaal is niet belast met de inhoudelijke leiding van het in artikel 2, eerste lid, onder j, genoemde organisatieonderdeel.

  • 4. De in het tweede lid, onder i, genoemde organisatieonderdelen vallen onder beheersmatige leiding van de hoofddirecteur van de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering.

Paragraaf 3.2. Directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk

Artikel 6
  • 1. Het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal draagt zorg voor een integrale aanpak op het terrein van bedrijfsvoering van de Rijksoverheid door:

    • a. het stellen van kaders op de onderscheiden terreinen van de bedrijfsvoering;

    • b. het bevorderen, realiseren en (doen) in stand houden van samenwerking en gezamenlijke uitvoeringsorganisaties;

    • c. het in programma’s (doen) realiseren van Rijksbrede voorzieningen op het terrein van de bedrijfsvoering;

    • d. het voeren van het centraal opdrachtgeverschap aan P-Direkt voor de uitvoering van de standaard dienstverlening en het beheren van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen;

    • e. het bij de start van een omvangrijk overheids-ICT programma of project toetsen of aan een aantal cruciale eisen is voldaan.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau Directeur-generaal van het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (bDGOBR);

    • b. de directie Faciliteiten-, Huisvesting- en Inkoopbeleid Rijk (FHIR);

    • c. de directie Organisatie en Personeelsbeleid Rijk (OPR);

    • d. de directie Informatiseringsbeleid Rijk (IR);

    • e. de programmadirectie Opdrachtgeverschap Rijkskantoren (POR);

    • f. de baten-lastendienst Shared Service Centrum ICT Haaglanden (SSC-ICT Haaglanden);

    • g. de baten-lastendienst P-Direkt;

    • h. de baten-lastendienst Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR);

    • i. de baten-lastendienst Doc-Direkt (D-Direkt);

    • j. de baten-lastendienst Logius;

    • k. de baten-lastendienst FM-Haaglanden (FMH).

Paragraaf 3.3. Directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties

Artikel 7
  • 1. Het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal draagt zorg voor het bestuurlijk en ambtelijk functioneren van de publieke sector in Nederland en voor de handhaving en uitvoering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, door het uitvoeren van de volgende taken:

    • a. het bevorderen van een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur, waaronder begrepen de relaties met de overige onderdelen van het Koninkrijk, de Europese Unie en andere internationale instellingen;

    • b. het zorgdragen voor een goede en adequate organisatie met betrekking tot het Nederlandse openbaar bestuur, onder andere met betrekking tot de financiën van gemeenten en provincies (het Gemeentefonds, BES-fonds en het Provinciefonds);

    • c. het in overleg met de overige ministeries zorgdragen voor goede interbestuurlijke relaties, beredeneerd vanuit de eigenstandige positie van provincies en gemeenten;

    • d. het zorgdragen voor de kwaliteit, integriteit, diversiteit en veiligheid van het overheidpersoneel;

    • e. het ontwikkelen van een adequate dienstverlening en vermindering van regeldruk;

    • f. het zorgdragen voor een goede identiteitsinfrastructuur, onder meer door het beheer van de stelsels van de basisregistratie personen (BRP), de persoonsinformatievoorziening in de Caribische delen van het Koninkrijk (PIVA), het burgerservicenummer (BSN) en de reisdocumenten met de bijbehorende reisdocumentenregistraties;

    • g. het zorgdragen voor goede relaties met en coördinatie van de samenwerking met Caribisch Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten;

    • h. het verlenen van brede (bedrijfsvoerings)dienstverlening en/of -capaciteit aan (het primaire proces) van de departementale units alsmede politie en brandweer in Caribisch Nederland;

    • i. het ter beschikking stellen van mensen en middelen aan de Hoge Raad van Adel en het College Financieel Toezicht Curaçao en Sint Maarten onderscheidenlijk het College Financieel Toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • j. het nemen van besluiten en treffen van handelingen ter uitvoering van de Wet raadgevend referendum.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau Directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties (bDGBK);

    • b. het bureau Verkenningen en Onderzoek (BVO);

    • c. de directie Bestuur, Democratie en Financiën (BDF);

    • d. de directie Arbeidszaken Publieke Sector (APS);

    • e. de directie Burgerschap en Informatiebeleid (BI);

    • f. de directie Koninkrijksrelaties (KR);

    • g. de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN);

    • h. de baten-lastendienst Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG);

    • i. het secretariaat van het College Financieel Toezicht Curaçao en Sint Maarten onderscheidenlijk het College Financieel Toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 4. De directie Koninkrijksrelaties wordt beleidsinhoudelijk en beheersmatig aangestuurd door de secretaris-generaal.

Paragraaf 3.4. Directoraat-generaal Wonen en Bouwen

Artikel 8
  • 1. Het directoraat-generaal Wonen en Bouwen staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal draagt zorg voor:

    • a. een functionerende woningmarkt met aandacht voor keuzevrijheid en betaalbaarheid;

    • b. betaalbare woningen voor lagere inkomensgroepen, de aansluiting op de woningmarkt van bijzondere aandachtsgroepen;

    • c. het bevorderen dat woningcorporaties het publiek belang behartigen en het waarborgen van een goed werkend corporatiestelsel;

    • d. het garanderen van een minimum bouwtechnische kwaliteit en gebruikskwaliteit van bouwwerken;

    • e. het bevorderen van het tot stand komen van voldoende woningen en de kwaliteit daarvan en het ontwikkelen van beleid op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving;

    • f. invulling geven aan de rijksverantwoordelijkheid voor de leefbaarheid in Nederland door lokale partijen te stimuleren en ondersteunen bij het integraal versterken van de leefbaarheid in buurten, wijken en regio’s;

    • g. het door middel van kennis onderbouwen en verantwoorden van beleid op het gebied van Wonen en Bouwen.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau Directeur-generaal Wonen en Bouwen (bDGWB);

    • b. de directie Bouwen (Bw);

    • c. de directie Woningmarkt (Wm);

    • d. de directie Kennis en Verkenningen (K&V);

    • e. de directie Woon- en Leefomgeving (W&L).

Paragraaf 3.5. Het Rijksvastgoedbedrijf

Artikel 9
  • 1. Het Rijksvastgoedbedrijf staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het Rijksvastgoedbedrijf draagt zorg voor:

    • a. het verwerven en ter beschikking stellen van vastgoed aan onderdelen van de Rijksoverheid;

    • b. het efficiënt beheren, onderhouden en gebruiken van een uitgebalanceerde Rijksvastgoedportefeuille;

    • c. de transformatie en het afstoten van overtollig Rijksvastgoed;

    • d. het genereren van inkomsten met Rijksvastgoed, indien (wettelijk) mogelijk.

  • 3. Het Rijksvastgoedbedrijf bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf (bDGRVB);

    • b. de directie Portefeuillestrategie & Portefeuillemanagement (P&P);

    • c. de directie Transacties & Ontwikkeling (T&O);

    • d. de directie Vastgoedbeheer (VB);

    • e. de directie Financiën (FIN);

    • f. de directie Bestuur en Bedrijfsvoering (B&B);

    • g. het Atelier Rijksbouwmeester (ARbm).

Paragraaf 3.6. Dienst van de Huurcommissie

Artikel 10
  • 1. De Dienst van de Huurcommissie staat onder leiding van het bestuur van de Huurcommissie bedoeld in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

  • 2. De Dienst van de Huurcommissie heeft de taken bedoeld in de artikelen 4, 4a en 5 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

  • 3. De Dienst van de Huurcommissie is als baten-lastendienst in beheersmatige zin ondergebracht bij het directoraat-generaal Wonen en Bouwen.

Paragraaf 3.7. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Artikel 11
  • 1. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst staat onder leiding van een directeur-generaal en een plaatsvervangend directeur-generaal.

  • 2. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft de taken, bedoeld in artikel 6 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

  • 3. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de Directie Inlichtingen;

    • b. de Directie Operatiën;

    • c. de Directie Veiligheidsonderzoeken & Bedrijfsvoering;

    • d. de Centrale Staf.

  • 4. De Centrale Staf staat onder leiding van de plaatsvervangend directeur-generaal.

Paragraaf 3.8. Bureau Algemene Bestuursdienst

Artikel 12
  • 1. Het Bureau Algemene Bestuursdienst staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het Bureau heeft de volgende taken:

    • a. het bijdragen aan de versterking van het management door beleid te ontwikkelen en uit te voeren op het gebied van management development;

    • b. het ontwikkelen van instrumenten nodig voor de realisatie van het beleid;

    • c. het ontwikkelen van producten en diensten ter bevordering van de ontwikkeling van managers;

    • d. het adviseren en begeleiden van individuele managers op gebied van opleiding en in hun (loopbaan)ontwikkeling;

    • e. het bijdragen aan de beschikbaarheid van managers en aan talentontwikkeling;

    • f. het waar nodig realiseren van strategisch advies en/of de bezetting met tijdelijke capaciteit;

    • g. het zorgen voor loopbaanbegeleiding en fungeren als gedelegeerd werkgever voor het topmanagement van de Rijksdienst;

    • h. het uitvoeren van HRM-dienstverlening voor de bewindspersonen.

  • 3. Het Bureau bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Management Development Rijk (MDR);

    • b. de directie Beleid en Bestuursondersteuning (B&B;

    • c. ABD Topconsult.

Paragraaf 3.9. Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering

Artikel 13
  • 1. De Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering staat onder leiding van een hoofddirecteur.

  • 2. De Dienst heeft de volgende taken:

    • a. de concernsturing en de strategische advisering van de Bestuursraad;

    • b. de dienstverlening en vakinhoudelijke advisering ten behoeve van het beleid van de bedrijfsvoering;

    • c. de ondersteuning en het beheer van de bedrijfsprocessen.

  • 3. De Dienst bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het bureau Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering (bDCB);

    • b. het bureau Regie Bedrijfsvoering BZK (bRB);

    • c. de directie Bestuursondersteuning (BO);

    • d. de directie Financieel-economische Zaken (FEZ);

    • e. de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW);

    • f. de directie Communicatie (C);

    • g. de directie Personeel en Organisatie (PO);

    • h. het gemeenschappelijk secretariaat van de Raad voor het openbaar bestuur (sRob) en de Raad voor de financiële verhoudingen (sRfv).

  • 4. De directeur Financieel-economische Zaken bekleedt de functie van coördinerend directeur Inkoop (CDI). Deze is verantwoordelijk voor:

    • a. het stellen van kaders voor het inkoopbeleid van het Ministerie;

    • b. de coördinatie van de inkoopfunctie en het contractbeheer van het Ministerie;

    • c. de centrale ondersteuning en advisering bij inkoopvraagstukken.

  • 5. De directeur Bestuursondersteuning bekleedt de functie van departementale Chief Information Officer (CIO). Deze is verantwoordelijk voor:

    • a. het opstellen en coördineren van de departementale strategie en visie op de informatievoorziening voor bedrijfsvoering en beleid;

    • b. het adviseren over risicobeheersing op het gebied van ICT en bij projecten of programma’s met een belangrijke ICT-component;

    • c. het toezicht houden op en handhaven van de kaderstelling op de informatievoorziening en ICT binnen bedrijfsvoering en beleid;

    • d. het volgen en vertalen van ICT-ontwikkelingen voor het Ministerie.

Paragraaf 3.10. Bureau Digitale Overheid

Artikel 14
  • 1. Het Bureau Digitale Overheid staat onder leiding van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid.

  • 2. Het Bureau Digitale Overheid ondersteunt de Nationaal Commissaris Digitale Overheid bij zijn taak.

  • 3. Het Bureau Digitale Overheid is in beheersmatige zin ondergebracht bij de secretaris-generaal.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Paragraaf 4.1. Inrichting van de organisatie

Artikel 15
  • 1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt de inrichting van de organisatie vast conform het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011.

  • 2. De secretaris-generaal is bevoegd tot het nader vaststellen van de inrichting van de onder de directoraten-generaal, het Bureau Algemene Bestuursdienst en de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering ressorterende organisatieonderdelen, na advisering door de directeur Personeel en Organisatie. De secretaris-generaal is bevoegd tot het nader vaststellen van de inrichting van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op voordracht van de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en na advisering door de directeur Personeel en Organisatie.

  • 3. De directeuren-generaal stellen met inachtneming van dit besluit ten behoeve van hun dienst- of organisatieonderdelen periodiek een capaciteitsplan vast.

Paragraaf 4.2. Overige taken

Artikel 16
  • 1. Tot de taak van de directoraten-generaal, het bureau Algemene Bestuursdienst en de dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering, behoort voorts de uitvoering van andere taken dan hiervoor genoemd, in opdracht van de bewindspersonen of de secretaris-generaal, voor zover hogere wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet.

  • 2. Tot de taak van de in dit besluit genoemde organisatieonderdelen, ressorterend onder de dienstonderdelen genoemd in het eerste lid, behoort voorts de uitvoering van andere taken dan vermeld, in opdracht van de bewindspersonen, de secretaris-generaal of het diensthoofd, voor zover hogere wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet.

Paragraaf 4.3. Beheer

Artikel 17
  • 1. De directeur Personeel en Organisatie is belast met het beheer van dit besluit.

  • 2. De secretaris-generaal, de directeuren-generaal, en de hoofddirecteur van de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur Personeel en Organisatie van de gegevens die een goed beheer van dit besluit mogelijk maken.

  • 3. Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.

Artikel 18

Wijziging van dit besluit is voorbehouden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst, en geschiedt op voordracht van de directeur Personeel en Organisatie.

Paragraaf 4.4. Slotbepalingen

Artikel 19

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2015.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatiebesluit BZK 2015.

Artikel 21

Het Organisatiebesluit BZK 2012 wordt ingetrokken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

1. Algemeen

Het eerdere Organisatiebesluit BZK 2012 is sinds de datum van inwerkingtreding (26 juli 2012) regelmatig gewijzigd. Het Organisatiebesluit BZK 2015 heeft als voornaamste doel de leesbaarheid van de wijzigingen te verwerken in één leesbaar besluit waarbij artikelen zijn hernummerd. In de titel worden nu de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst genoemd.

Naast de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kent het Ministerie per 5 november 2012 ook de Minister voor Wonen en Rijksdienst. De portefeuille van de Minister voor Wonen en Rijksdienst omvat de volgende onderwerpen:

  • de Rijksdienst;

  • het Directoraat-generaal Wonen en Bouwen, inclusief fiscaliteit;

  • de Algemene Bestuursdienst;

  • het Rijksvastgoedbedrijf;

  • de Zelfstandige Bestuursorganen (doorlichting);

  • de administratieve lastenverlichting burgers.

2. Onderdeelsgewijs

Hoofdstuk 2

In artikel 2 zijn de dienstonderdelen van het Ministerie opgenomen. De wijzigingen ten opzichte van het Organisatiebesluit BZK 2012 zijn als volgt.

Per 5 november 2012 is de directie Integratie en Samenleving van het directoraat-generaal Wonen, Bouwen en Integratie overgeheveld naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De naam van het genoemde directoraat-generaal wijzigt hiermee in het directoraat-generaal Wonen en Bouwen.

Eveneens per 5 november 2012 is het directoraat-generaal Vreemdelingenzaken waartoe de directie Migratiebeleid, de Dienst Terugkeer en Vertrek, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Secretariaat van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken en het Secretariaat Commissie Integraal Toezicht Terugkeer behoren, overgeheveld naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het Rijksvastgoedbedrijf is per 1 december 2012 als Rijksvastgoedbedrijf in oprichting ingesteld door het samenvoegen van de Rijksgebouwendienst en de van het ministerie van Financiën overgehevelde organisatieonderdelen, te weten het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en de directie Rijksvastgoed. Per 1 juli 2014 is het Rijksvastgoedbedrijf formeel opgericht en bevat de organisaties van de ministeries van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vastgoedtaken uitvoeren.

Waar dat nodig is, bijvoorbeeld in verband met de grote omvang of bijzondere taken, zijn specifieke bepalingen opgenomen die de bijzondere positie onderstrepen. Zo is voor het Rijksvastgoedbedrijf, het directoraat-generaal Wonen en Bouwen, het directoraat-generaal Organisatie Bedrijfsvoering Rijk en de Algemene Bestuursdienst bepaald dat deze wat betreft beleid en uitvoering van zijn taken ressorteren onder de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Per 1 september 2013 is de Projectdirectie Nieuwbouw opgeheven.

Verder is de beheersmatige aansturing van een aantal organisatieonderdelen geregeld. Ook is de secretaris-generaal belast met een meer inhoudelijke en beheersmatige aansturing van de directie Koninkrijksrelaties. De directie Koninkrijksrelaties blijft wel aangesloten bij het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties. Laatstgenoemde wijziging trad per 1 september 2013 in werking. Onder beheersmatige aansturing wordt verstaan: het integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.

Per 1 augustus 2014 is het Bureau Digitale Overheid aan het Ministerie toegevoegd.

In artikel 3 wordt de werkwijze van de Bestuursraad geregeld. De directeur Bestuursondersteuning voert het secretariaat van de Bestuursraad.

In de Bestuursraad wordt ook het departementale personeelsbeleid behandeld. Daarnaast wordt overlegd over de vacatures die door de ABD voor haar doelgroep worden behandeld. De definitie van de ABD doelgroep is als volgt:

  • alle medewerkers in schaal 17 en hoger;

  • alle managers in schaal 15 en 16 en met eindverantwoordelijkheid.

De directeur Personeel en Organisatie voert hierbij het secretariaat.

Artikel 4 beschrijft de werkwijze van het Auditcommittee zoals deze per 1 juni 2014 is vastgesteld.

Paragraaf 3.1

In artikel 5, tweede lid, aanhef en onder m, wordt geregeld dat het besluit met betrekking tot de toepassing van uitzonderingen op de aanbestedingsregelgeving, voor opdrachten met een waarde boven de Europese aanbestedingsdrempel, per 1 januari 2015 uitsluitend door de secretaris-generaal wordt genomen.

Paragraaf 3.2

Per 1 januari 2014 is bij een tweetal organisatieonderdelen van het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering de naam van het onderdeel gewijzigd. De Shared Services Organisatie ICT (SSO- ICT) is gewijzigd in: het Shared Service Centrum ICT Haaglanden (SSC-ICT Haaglanden). De baten-lastendienst de Werkmaatschappij (DWM) is gewijzigd in: de baten-lastendienst de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR).

Om de departementale projectbeheersing en toetsende rol van de departementale CIO’s te versterken wordt een tijdelijk Bureau ICT Toetsing (BIT) ingericht, vooralsnog voor een periode van vijf jaar, ingaande per 1 juli 2015. ICT-projecten bij de overheid en het welslagen of mislukken daarvan hebben de afgelopen periode veel politieke en maatschappelijke aandacht gekregen. De tijdelijke commissie ICT-projecten heeft een onderzoek gedaan waarbij de conclusies ten aanzien van het welslagen van ICT-projecten bij de Rijksoverheid kritisch zijn. Het kabinet heeft in januari jl. besloten een aantal maatregelen te treffen op basis van de aanbevelingen van deze tijdelijke commissie ICT-projecten (commissie Elias). Een belangrijke aanbeveling van de commissie was strenger te gaan toetsen bij de start van een programma of project van vijf miljoen euro of hoger of aan een aantal cruciale eisen is voldaan.

De aansturing van de bedrijfsvoering van het Rijk wordt heringericht. Eén aspect hiervan is de invoering van het centraal opdrachtgeverschap voor de generieke dienstverlening door een Shared Service Organisaties (SSO). Het centraal opdrachtgeverschap houdt onder ander in:

  • het opdracht verlenen aan de SSO, mede namens de andere afnemers;

  • het vertegenwoordigen van de afnemers met betrekking tot de generieke dienstverlening in het bestuurlijk overleg;

  • het toezicht houden op de kwaliteit en de kosten van de door de SSO geleverde dienstverlening.

Het centraal opdrachtgeverschap voor P-Direkt is per 1 januari 2015 belegd bij de directeur Organisatie Personeelsbeleid Rijk (OPR). Er is sprake van centrale bekostiging, dat wil zeggen dat de deelnemende ministeries hun budget hebben overgeheveld naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De centraal opdrachtgever is beheerder van dit budget en is als budgethouder verantwoordelijk voor alle bijbehorende werkzaamheden, zoals begrotingsvoorbereiding en toezicht op budgetuitputting.

Basis voor de rol van centraal opdrachtgever tevens budgethouder van P-Direkt is de ‘Startnotitie nieuwe aansturing EC O&P en P-Direkt op basis van kader SGO 5’ van 17 september 2014, definitief vastgesteld op 29 september 2014.

Paragraaf 3.3

In artikel 7, tweede lid, aanhef en onder i, wordt de bevoegdheden geregeld die aan de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties met betrekking tot de Colleges Financieel Toezicht zijn verleend. De Colleges financieel toezicht worden bijgestaan door een secretariaat. Dit secretariaat is een onderdeel van DGBK.

Na het van kracht worden van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) is per 1 maart 2015, om verwarring te voorkomen met de afkorting van het Agentschap Basisadministratie, Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR), gekozen voor het wijzigen van de naam van het agentschap zoals opgenomen onder artikel 7, derde lid, onderdeel 1, in Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG).

Per 1 juli 2015 treedt de Wet raadgevend referendum in werking. Op grond van deze wet moet de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen een week na bekrachtiging van een wet besluiten of de wet referendabel is en hiervan mededeling doen in de Staatscourant. Daarnaast vloeien er andere taken op beslis- en organisatorisch niveau voort uit deze wet.

Paragraaf 3.7

Per 1 januari 2015 is de organisatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst gewijzigd. Aanleiding voor het wijzigen van de organisatie is de taakstelling AIVD die is opgelegd in het regeerakkoord van Rutte II. De dienst staat vanaf 1 januari 2015 onder leiding van een directeur-generaal.

Paragraaf 3.8

Het Bureau Algemene Bestuursdienst heeft een scheiding aangebracht tussen beleid en uitvoering. Deze scheiding moet bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van het topmanagement en een intelligentere mobiliteit en. De gewijzigde organisatiestructuur is een bestendiging van de ontwikkelingen die reeds in gang zijn gezet.

Paragraaf 3.9

De directeur Financieel-economische Zaken voert per 1 maart 2014 de rol van departementale coördinerend directeur Inkoop (CDI) uit. Dit is geregeld in artikel 13, vierde lid.

De directeur Bestuursondersteuning is ingevolge het vijfde lid belast met de rol van Chief Information Officer (CIO). Deze rollen waren eerder belegd bij de hoofddirecteur Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering.

Paragraaf 3.10

Het Bureau Digitale Overheid is per 1 augustus 2014 opgericht als onderdeel van het Ministerie. Het bureau ondersteunt de door het Kabinet aangestelde Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO). Dit bureau staat onder leiding van een directeur. Deze directeur legt verantwoording af aan de Nationaal Commissaris Digitale Overheid. De Nationaal Commissaris Digitale Overheid heeft de opdracht beleidsontwikkeling en vernieuwing aan te jagen.

De Nationaal Commissaris Digitale Overheid legt beheersmatige verantwoordelijkheid af aan de secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en inhoudelijk legt hij verantwoording af aan de ministeriële commissie voorgezeten door de minister-president.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven