Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2015, 25150 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2015, 25150 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 4, tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies;
Besluit:
De Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel h vervalt het woord ‘de’ voor ‘bevoegdheidseisen’, wordt ‘en’ tussen ‘de Wet op de beroepen in het onderwijs’ en ‘artikel 3 van de Wet primair onderwijs BES’ vervangen door ‘of’ en wordt ‘en’ tussen de ‘artikel 80 van de Wet voortgezet onderwijs BES’ en ‘artikel 4.2.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES’ vervangen door ‘of’.
2. In onderdeel l wordt het woord ‘persoon die’ vervangen door: leraar die aan geen van de bevoegdheidseisen voldoet zoals vermeld onder h en.
3. In onderdeel w wordt de punt na ‘van het Arbeidsmarktplatform po’ vervangen door: en bedoeld in de kaderregeling VierSlagLeren van Voion;.
4. Na onderdeel w worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
leraar met een coördinerende, begeleidende en innoverende taak met betrekking tot zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs;
leraar binnen de basisschool die coördinerende, begeleidende en innoverende taken heeft;
leraar die zich bezighoudt met de individuele begeleiding van de leerling die onderwijs op maat nodig heeft;
beroepsregister opgezet door de Onderwijscoöperatie voor leraren in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal onderwijs.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c van het eerste lid komt te luiden:
c. voor minimaal 20% van zijn werktijd is belast met lesgebonden taken en pedagogisch-didactisch verantwoordelijk is voor het onderwijs, voor zover de leraar niet is aangesteld als:
1°. ambulant begeleider;
2°. zorgcoördinator;
3°. intern begeleider; of
4°. remedial teacher.
2. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. ingeschreven staat in het registerleraar.nl, tenzij dat op grond van het regelement van dat register niet mogelijk is.
C
Artikel 4a komt te luiden:
In afwijking van artikel 4 kan de subsidie voor studiekosten tevens worden verstrekt aan (startende) leraren primair en voortgezet onderwijs die deelnemen aan het project VierSlagLeren. Indien dit artikel toepassing vindt, heeft het bevoegd gezag ook aanspraak op subsidie voor studieverlof voor de (startende) leraren primair en voortgezet onderwijs.
D
Artikel 5 komt te luiden:
E
In artikel 6, onderdelen b en c, wordt ‘ten hoogste’ steeds vervangen door: van.
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor subsidiëring komt per jaar voor een voltijdsaanstelling, of voor een deeltijdsaanstelling een evenredig deel, ten hoogste het volgende aantal studieverlofuren in aanmerking:
a. voor een bacheloropleiding: 160 uren;
b. voor een masteropleiding voor een subsidieontvanger in de sector:
1°. primair onderwijs: 320 uren;
2°. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: 320 uren;
3°. voortgezet onderwijs: 240 uren;
4°. middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie: 240 uren;
5°. hoger beroepsonderwijs: 320 uren.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De subsidiebedragen voor een studieverlofuur zijn voor een subsidieontvanger in de sector:
a. primair onderwijs: € 35,58;
b. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: € 37,27;
c. voortgezet onderwijs: € 40,35;
d. middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie: € 41,49;
e. hoger beroepsonderwijs: € 45,19.
G
Artikel 8, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. dat de leraar voldoet aan het gestelde in artikel 4, eerste lid, onder c.
H
Artikel 9 komt te luiden:
I
Artikel 10, derde lid, komt te luiden:
3. De verdeling van het beschikbare bedrag over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:
a. € 59.350.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het primair onderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;
b. € 44.200.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;
c. € 10.800.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie;
d. € 20.000.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.
J
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kan de minister een subsidie toekennen indien de aanvrager een masteropleiding volgt en op grond van deze regeling reeds subsidie heeft ontvangen voor een bacheloropleiding.
K
Na artikel 19 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Aanvullend op de begripsbepalingen van artikel 1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:
leraar die een van de volgende aantekeningen heeft behaald en/of opleidingen heeft afgerond:
1. Akte J, oude structuur lerarenopleiding bewegingsonderwijs;
2. Aantekening J;
3. KLOS (de voormalige kleuterleidsteropleiding);
4. Pabo, gestart voor 1 september 2000 en afgestudeerd voor 2005;
5. Pabo, gestart na 1 september 2000 en in het bezit van de Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs via de Pabo;
6. Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO).
een door het CPION geaccrediteerde post-initiële leergang bewegingsonderwijs aan een onderwijsinstelling.
Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op leraren in het primair onderwijs met een onderwijsbevoegdheid die een post-initiële leergang bewegingsonderwijs volgen.
1. De subsidie kan worden verstrekt aan een leraar voor het volgen van een post-initiële leergang bewegingsonderwijs.
2. De subsidie wordt verstrekt voor één studie.
De subsidie voor studiekosten wordt uitsluitend verstrekt aan de leraar, die
a. Bij aanvang van het studiejaar waarvoor de subsidie bestemd is voldoet aan de onder artikel 1, onderdeel h, genoemde bevoegdheidseisen, of
b. Op het moment van de subsidieaanvraag of in de twaalf kalendermaanden daaraan voorafgaand in dienst is of was bij een bevoegd gezag dan wel bij een andere werkgever, en werkt of heeft gewerkt bij een of meer bekostigde onderwijsinstellingen.
Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor de jaren 2015, 2016 en 2017 een bedrag van € 3,15 miljoen per jaar beschikbaar.
De subsidie voor studiekosten bedraagt de som van een vergoeding voor:
1. de werkelijk gemaakte kosten voor collegegeld tot een maximum van € 3.500;
2. de kosten van studiemiddelen van 10% van het verschuldigde collegegeld tot ten hoogste € 350;
3. reiskosten van 10% van het verschuldigde collegegeld tot ten hoogste € 350.
De aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 19c, geschiedt overeenkomstig het aanvraagformulier, dat via de website van DUO beschikbaar wordt gesteld.
Aanvragen voor subsidie kunnen het gehele jaar door worden ingediend, doch minimaal twee maanden voor de datum waarop de post-initiële leergang bewegingsonderwijs waarvoor de aanvraag wordt gedaan aanvangt.
Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd indien de subsidieaanvrager uit andere hoofde een tegemoetkoming in de studiekosten heeft ontvangen voor het volgen van de opleiding.
De minister beslist binnen 8 weken na ontvangst van de volledig ingevulde aanvraag, bedoeld in artikel 19h.
De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.
Aan de subsidieontvanger wordt de volgende verplichtingen opgelegd:
1. De subsidieontvanger behaalt in de daarvoor staande studieperiode aangevuld met een uitloop van een half jaar zijn/haar certificaat.
2. De subsidieontvanger zendt aan DUO vóór het eind van het kalenderjaar waarin de opleiding met goed gevolg is afgerond een kopie van zijn/haar certificaat.
L
In artikel 20, onderdeel d, wordt ‘; of’ vervangen door ‘; en’.
M
Artikel 21 komt te luiden:
N
Artikel 24 komt te luiden:
1. De aanvraag voor de subsidie voor zij-instroom kan worden ingediend nadat de scholing als bedoeld in artikel 20, onderdeel c, is aangevangen, maar uiterlijk op 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de scholing is gestart.
2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag voor de begeleiding van zij-instromers in het kader van het project Eerst de Klas uiterlijk ingediend op 31 juli, voorafgaand aan het studiejaar waarin de scholing start.
O
Artikel 25, tweede lid, komt te luiden:
2. De verdeling van het beschikbare bedrag over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:
a. € 1.200.000 van het budget is beschikbaar voor de activiteiten in het kader van het begeleiden van zij-instromers in het kader van het project Eerst de Klas;
b. € 2.000.000 van het budget is beschikbaar voor de activiteiten in het kader van het begeleiden van zij-instromers in het kader van het project Onderwijstraineeship;
c. € 8.000.000 van het budget is beschikbaar voor de activiteiten in het kader van het begeleiden van andere dan de in de onderdelen a of b bedoelde zij-instromers.
P
Hoofdstuk 4 vervalt.
Q
In artikel 36 wordt ‘scholing en zij-instroom’ vervangen door: scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs.
R
De bijlagen bij deze regeling vervallen.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt daarbij terug tot en met 1 april 2015, met uitzondering van onderdeel k.
2. Onderdeel k treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, en werkt daarbij terug tot en met 1 juli 2015.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Met de onderhavige regeling wordt de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2017 (hierna: Regeling lerarenbeurs) gewijzigd. De Regeling lerarenbeurs regelt twee subsidies: de lerarenbeurs, die bestaat uit de subsidie voor studiekosten en de subsidie voor studieverlof; en de subsidie voor zij-instroom.
De lerarenbeurs stelt bevoegde leraren in staat een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding te volgen om daarmee hun kwalificatieniveau te verhogen. De leraar ontvangt subsidie voor studiekosten die dient ter dekking van de kosten van studie, studiemiddelen en reiskosten. Zijn werkgever kan subsidie ontvangen om de leraar studieverlof te verlenen en een vervanger aan te stellen.
De subsidie voor zij-instroom is bedoeld voor leraren die nog geen onderwijsbevoegdheid hebben en in het onderwijs (willen) werken. Om in het onderwijs te kunnen (blijven) werken dienen ze een zij-instroomtraject te volgen dat binnen twee jaar leidt tot een onderwijsbevoegdheid. De subsidie dient ter bekostiging van het zij-instroomtraject en wordt verleend aan de werkgever van de zij-instromer.
De Regeling lerarenbeurs dient ertoe de doelstellingen uit het actieplan LeerKracht van Nederland (Kamerstukken II 2007/08, 27 923, nr. 45) te realiseren, te weten: het bestrijden van het lerarentekort en het verbeteren van de kwaliteit en de positie van leraren. Er is nu zeven jaar ervaring opgedaan met subsidieverstrekking op grond van de regeling. Op basis van de opgedane ervaringen wordt – in overeenstemming met sociale partners – de regeling tot verdere realisatie van bovengenoemde doelstellingen op een aantal onderdelen gewijzigd.
Schoolbesturen kunnen subsidie krijgen voor de vervangingskosten van de studerende leraren tijdens studieverlof. Tot op heden gaat het om maximaal 160 klokuren per jaar (=4 uur per week) naar rato van de aanstellingsomvang. In de sectoren primair- en voortgezet onderwijs (hierna: po en vo) is extra geld toegevoegd om het studieverlof te kunnen verruimen voor het volgen van een master. Hiermee wordt bevorderd dat leraren een masteropleiding gaan volgen, zoals afgesproken in de sectorakkoorden die gesloten zijn tussen OCW, de PO-Raad en de VO-raad. In het po wordt het maximale aantal uren gesteld op 320 uur per jaar (=8 uur per week) en in het vo op 240 uur per jaar (=6 uur per week). In het po worden meer studieverlofuren ter beschikking gesteld, omdat specifiek in deze sector veel leraren in kleine teams/op kleine scholen werken. Gebrek aan tijd en ruimte speelt daarbij een belangrijke rol. Dit maakt het meerjarig volgen van een masteropleiding naast het werk bijzonder intensief.
Naar analogie van de afspraken in het po en vo ligt het in de rede de verruiming ook te laten gelden voor de sectoren mbo en hbo. In het mbo is voldoende budget beschikbaar om het aantal studieverlofuren te verhogen naar 240 en in het hbo naar 320 voor het doen van een masteropleiding. In het mbo kunnen dan nog evenveel beurzen worden toegekend als in 2014 en in het hbo is ruimte voor een groei van 200 beurzen. In het hbo worden meer uren ter beschikking gesteld, omdat daar een masterambitie is gesteld en meer geld beschikbaar is binnen het Lerarenbeursbudget dan in het mbo.1
In het po biedt het Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs (AP-PO) met het project VierSlagLeren carrièreperspectief aan startende en ervaren leraren. In het vo is Voion met eenzelfde project gestart. Binnen VierSlagLeraren po volgen startende en ervaren leraren beiden een masteropleiding. De starter vervangt de ervaren leraar gedurende twee dagen per week. Samen werken zij aan een (onderzoeks)project rond onderwijsontwikkeling. Bevoegde gezagen po kwamen voorheen niet in aanmerking voor subsidie voor studieverlof voor de startende leraar. Om deze groep ruimte te bieden voor studie en onderzoek wordt het mogelijk ook voor hen subsidie voor studieverlof te ontvangen.
Binnen VierSlagLeraren vo volgen startende of werkloze leraren en ervaren leraren beiden een bachelor- of masteropleiding in een ‘tekortvak’. De starter of werkloze leraar vervangt de ervaren leraar gedurende twee dagen per week. Het toelaten van werkloze leraren heeft tot doel een oplossing te bieden voor het lerarentekort in het vo in de zogenaamde ‘tekortvakken’. Werkloze leraren met een bevoegdheid waar geen vraag naar is, krijgen via VierSlagLeren de kans om zich te scholen in een tekortvak en staan tevens voor de klas. In het vo komen bevoegde gezagen die deelnemen aan het project VierSlagLeren in aan aanmerking voor subsidie voor studieverlof voor deze (startende) leraren. Ook komen de leraren in aanmerking voor subsidie voor studiekosten.
Tot nu toe konden leraren één keer in hun loopbaan gebruik maken van een Lerarenbeurs. Om te bevorderen dat meer leraren een masteropleiding gaan volgen, wordt het mogelijk gemaakt dat leraren die met de beurs al een bacheloropleiding hebben gevolgd (ca. 7.000), opnieuw een beurs kunnen aanvragen voor het volgen van een masteropleiding.
Een van de voorwaarden van de Lerarenbeurs is dat de leraar minimaal 20% van zijn arbeidsuren moet besteden aan lesgeven, zodat de kennis die leraren verkrijgen via hun studie direct benut kan worden in de klas. Om die reden is het niet mogelijk voor Intern Begeleiders, Zorgcoördinatoren en Remedial Teachers die geen lesgebonden taken hebben, gebruik te maken van de Lerarenbeurs. Voor Ambulant Begeleiders is op deze voorwaarde in 2012 al een uitzondering gemaakt als gevolg van de Wet passend onderwijs. Gezien het feit dat zowel Intern Begeleiders, Zorgcoördinatoren als Remedial Teachers een belangrijke taak binnen de school hebben en via hun werkzaamheden bijdragen aan de onderwijskwaliteit wordt de regeling aangepast, zodat deze groepen ook gebruik kunnen maken van de Lerarenbeurs.
De aanvraagtermijn wordt met 1 maand verlengd om leraren langer in de gelegenheid te stellen om een Lerarenbeurs aan te vragen. De aanvraagtermijn is nu van 1 april tot 1 juni en wordt van 1 april tot 1 juli.
In het Nationaal Onderwijsakkoord, een akkoord tussen het ministerie van OCW en de Stichting van het Onderwijs, is afgesproken dat het ministerie leraren stimuleert om zich in te schrijven in het lerarenregister (www.registerleraar.nl) door dit als voorwaarde te stellen voor het toekennen van een Lerarenbeurs. Deze voorwaarde geldt voor zowel nieuwe aanvragers als voor her-aanvragers. Her-aanvragers zijn leraren die hun studie met de Lerarenbeurs willen vervolgen. De regeling wordt aangepast aan deze nieuwe voorwaarde. De wijziging is reeds aangekondigd in de toelichting bij de vorige wijzigingsregeling. Leraren die niet aan de voorwaarden voldoen om zich te kunnen registreren (aanstellingsomvang van minimaal 0,2 fte als leraar of werkzoekende en in de afgelopen vier jaar voor 1.328 uur werkzaam is geweest als leraar) komen wel in aanmerking voor een Lerarenbeurs. Voor hen geldt een uitzondering.
Sinds 2000 leidt het afronden van de Pabo alleen tot een bevoegdheid voor het geven van gym aan de groepen 1 en 2. Voor de overige groepen is een aanvullende kwalificatie vereist via de leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs. Om ervoor te zorgen dat meer lessen voor bewegingsonderwijs gegeven worden door vakleerkrachten en door breed bevoegde leraren wordt het mogelijk gemaakt dat leraren po met subsidie de leergang bewegingsonderwijs kunnen doen door een apart hoofdstuk in de regeling Lerarenbeurs op te nemen onder de noemer ‘subsidie opleiding bewegingsonderwijs’ met eigen voorwaarden. Hiertoe is, in overleg met sociale partners, besloten, omdat de Lerarenbeurs niet bedoeld is voor opleidingen waarbij geen bachelor- of masterdiploma wordt behaald. Door een Lerarenbeurs blijft daardoor exclusief bedoeld voor deze hogere opleidingen, zoals in 2012 ook nadrukkelijk met de partners is afgesproken. De subsidie kan worden aangevraagd door de leraar zelf. Voor de kosten is een apart budget beschikbaar voor de jaren 2015 tot en met 2017 van € 9,45 miljoen (= € 3,15 miljoen per jaar). Hiermee kunnen ca. 3.500 leraren een opleiding volgen. De kosten van de leergang komen gemiddeld op € 2.700 per leraar.
De administratieve lasten zullen stijgen voor alle leraren die in 2015 en 2016 een Lerarenbeurs aanvragen. Deze stijging is het gevolg van de voorwaarde dat leraren zich dienen te registreren in registerleraar.nl om in aanmerking te kunnen komen voor een Lerarenbeurs. De kosten zijn met behulp van het standaardkostenmodel geraamd op € 405.000 per jaar. In 2017 is registratie wettelijk verplicht.
De administratieve lasten voor leraren die gebruik willen maken van de subsidie opleiding bewegingsonderwijs (2015–2018) zijn met behulp van het standaardkostenmodel geraamd op € 40.500 per jaar. Het gaat om het eenmalig digitaal indienen van een aanvraag en het opsturen van het certificaat (diploma) aan DUO na beëindig van de opleiding.
De regeling treedt in niet werking op één van de vaste verandermomenten voor ministeriële regelingen en kent bovendien voor wat betreft de implementatie van de ingevoerde wijzigingen terugwerkende kracht: voor alle onderdelen behalve onderdeel k tot en met 1 april 2015 en voor onderdeel k (het nieuwe hoofdstuk 2a inzake bewegingsonderwijs) tot en met 1 juli 2015.
Bij de keuze voor terugwerkende kracht tot en met 1 april 2015 is meegewogen dat het wenselijk is om de belangrijke verbeteringen die in deze regeling zijn opgenomen te betrekken bij de aanvragen die dit jaar al zijn ingediend. In goed overleg met DUO als uitvoerder van deze regeling is daarom gekozen voor deze oplossing. Mogelijke – en onvoorziene – negatieve gevolgen van de terugwerkende kracht zullen uiteraard niet aan de betrokken aanvragers worden tegengeworpen.
Bij het bewegingsonderwijs is eveneens overwogen dat het wenselijk is dat deze belangrijke aanvulling op de lerarenbeurs nog dit jaar in werking treedt, zeker nu daar ook gelden voor beschikbaar zijn gesteld. Weliswaar kunnen belangstelleden voor deze subsidie het hele jaar aanvragen indienen maar gelet op artikel 19h zou het onthouden van terugwerkende kracht tot 1 juli jl. met zich meebrengen dat er dan dit jaar effectief geen aanvragen toegekend zouden kunnen worden.
Gelet op het voorstaande was het uiteraard onvermijdelijk dat er evenmin twee maanden is gewacht tussen de datum van plaatsing in de Staatscourant en de inwerkingtreding.
In de begripsbepaling zijn de begrippen leraar en zij-instromer aangepast om te regelen dat zij-instroomsubsidie alleen kan worden toegekend voor leraren die nog geen onderwijsbevoegdheid hebben.
In de begripsbepaling worden drie nieuwe groepen toegevoegd die in aanmerking komen voor de Lerarenbeurs, te weten Intern Begeleiders, Zorgcoördinatoren en Remedial Teachers. Ook wordt de term registerleraar.nl opgenomen.
In artikel 4 worden de onderwerpen, genoemd in de onderdelen 5 en 7 van de algemene toelichting geregeld.
Artikel 4a wordt aangepast, zodat het bevoegd gezag po ook subsidie voor studieverlof kan aanvragen voor de startende leraar en het bevoegd gezag vo zowel subsidie voor studieverlof kan aanvragen voor de startende leraar al de leraar zonder dienstverband.
Het subsidieplafond wordt verhoogd als gevolg de extra middelen die in de begroting van OCW beschikbaar zijn gekomen voor uitvoering van de afspraken in de sectorakkoorden die gesloten zijn tussen OCW, de PO-raad en de VO-raad. Het gaat daarbij om extra financiële ruimte ter verhoging van het aantal masteropgeleiden leraren in het po en vo en voor verruiming van het studieverlof.
In artikel 6 wordt een taalkundige verbetering aangebracht.
Het tweede lid wordt gewijzigd om mogelijk te maken dat bevoegde gezagen voor leraren die een masteropleiding volgen meer studieverlofuren aan kunnen vragen, maximaal 320 klokuren per jaar in het po en hbo en 240 klokuren per jaar voor het vo en mbo. Voor bacheloropleidingen blijft het huidige aantal verlofuren van 160 gelden.
In het derde lid worden de subsidiebedragen voor een studieverlofuur zoals die gelden in de verschillende onderwijssectoren aangepast als gevolg van de indexering.
Met deze wijziging wordt geregeld dat de bewijsplicht bij de aanvraag, dat wordt voldaan aan de 20%-eis, niet geldt voor Intern Begeleiders, Zorgcoördinatoren als Remedial Teachers, evenmin als voor Ambulant Begeleiders voor wie dat nu al niet geldt.
De aanvraagtermijn wordt met deze wijziging verlengd met vier weken en is voortaan van 1 april tot en met 30 juni. Met een maximale afhandeltermijn van acht weken is DUO in staat om iedere aanvrager voor de aanvang van zijn opleiding uitsluitsel te geven over aanvraag en het subsidiebedrag tijdig over te maken.
Artikel 10 wordt gewijzigd, omdat de beschikbare budgetten voor de sectoren po en vo zijn verhoogd. Voor po is extra € 17.500.000 beschikbaar en voor vo € 19.000.000. De verhoging is bedoeld als extra financiële ruimte ter bevordering van het aantal masteropgeleiden leraren in het po en vo en voor verruiming van het studieverlof.
Dit artikel wordt aangepast om leraren die eerder een bacheloropleiding gevolgd hebben met de Lerarenbeurs in staat te stellen om opnieuw gebruik te maken van de beurs voor het volgen van een masteropleiding. Twee masteropleidingen volgen met Lerarenbeurs is niet mogelijk.
De subsidie opleiding bewegingsonderwijs is bedoeld voor het volgen van een geaccrediteerde post-initiële leergang bewegingsonderwijs bij een onderwijsinstelling.
De subsidie opleiding bewegingsonderwijs is bedoeld voor leraren die momenteel in het primair onderwijs werkzaam zijn, die reeds een bevoegdheid hebben maar die nog geen bevoegd bewegingsonderwijs mogen geven aan de groepen 3 tot en met 8. De Regeling staat ook open voor leraren die in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag in dienst zijn geweest bij een bevoegd gezag.
Het subsidieplafond voor de jaren 2015, 2016 en 2017 is € 3,15 miljoen per jaar.
De hoogte van de bijdrage is dusdanig gekozen dat het merendeel van de beschikbare opleidingen redelijkerwijs kan worden gevolgd. Ten aanzien van de tegemoetkoming voor studiemiddelen en reiskosten is gekozen voor vaste percentages met het oog op het beperken van administratieve lasten. De gehanteerde percentages zijn bedoeld als tegemoetkoming in de door de leraar werkelijk te maken kosten. De leraar hoeft niet aan te tonen dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. Bij de bedragen zit geen tegemoetkoming voor studieverlof voor de werkgever opgenomen. Dit is conform de eerdere regeling voor korte opleidingen in de Lerarenbeurs.
De leraar vraag zelf subsidie aan voor de opleiding bewegingsonderwijs. Het aanvraagformulier is te downloaden van de website van de DUO en dient digitaal te worden ingediend.
Leraren kunnen het gehele jaar een aanvraag indienen, maar wel minimaal twee maanden voordat de opleiding bewegingsonderwijs start.
De aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag niet volledig is of indien de aanvrager reeds een andere tegemoetkoming heeft ontvangen voor het volgen van de opleiding.
Direct na ontvangst zal DUO een ontvangstbevestiging versturen zodat de aanvrager een bewijs heeft dat zijn aanvraag is ontvangen. Deze ontvangstbevestiging zegt uiteraard niets over het wel of niet ontvangen van een subsidie. Als een aanvraag incompleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag te completeren. DUO zal vervolgens de binnengekomen aanvragen binnen 8 weken behandelen.
Het beschikbare bedrag wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen.
De leraar moet binnen de daarvoor bestemde tijdsduur zijn/haar certificaat van de post-initiële leergang bewegingsonderwijs behalen en een kopie van dit certificaat versturen naar DUO.
Het betreft een taalkundige aanpassing om aan te geven dat de te subsidiëren activiteiten zowel het geven van verlof aan een zij-instromer omvatten als het laten uitvoeren van het bekwaamheidsonderzoek betreffende een zij-instromer.
Het subsidieplafond wordt verlaagd, omdat voor de onderdelen Eerst de Klas en Onderwijstraineeship de begroting van OCW neerwaarts is bijgesteld als gevolg van onderbesteding van het budget. De nu beschikbare middelen voor die onderdelen maken het echter nog mogelijk om dubbel zoveel aanvragen te honoreren als in 2014 zijn gerealiseerd.
De aanvraag voor de zij-instroomsubsidie is gekoppeld aan het jaar waarin het geschiktheidsonderzoek is afgerond. Door een eerdere wijziging van de regeling, waarbij de uiterste inzenddatum van de aanvraag op 15 oktober werd gesteld om de daaruit voortvloeiende verplichting ook in datzelfde jaar aan te kunnen gaan, levert deze koppeling een ongewenste beperking op. De aanvraagtermijn wordt daarom verruimd. Daarnaast wordt de aanvraag niet meer gekoppeld aan het geschiktheidsonderzoek, maar aan het moment waarop de zij-instromer aan zijn opleidingsprogramma begint.
Zij-instromers die deelnemen aan het project Eerst de Klas starten gezamenlijk hun scholing. De aanvraagtermijn voor zij-instroom voor deze groep is daarom tot uiterlijk 31 juli, voorafgaand aan het studiejaar waarin de scholing is gestart.
De verdeling van het subsidieplafond over de verschillende doelgroepen is op basis van de in de begroting van OCW beschikbare middelen voor deze groepen. Wat echter bij de ene doelgroep overblijft, wordt indien nodig naar evenredigheid toegevoegd aan de andere doelgroepen.
De inhoud van dit hoofdstuk is uitgewerkt en kan daarom vervallen.
In artikel 36 wordt de citeertitel verruimd naar ook de Lerarenbeurs voor bewegingsonderwijs.
De bijlagen bij deze regeling vervallen omdat DUO de aanvragen sinds 2012 volledig geautomatiseerd verwerkt en er geen sprake meer is van een fysiek aanvraagformulier.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-25150.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.