Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen,
gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
gelezen het besluit van de raad van de gemeente Alphen-Chaam d.d. 16 juli 2015; gelezen het besluit van de raad van de gemeente Baarle-Nassau d.d. 24 juni 2015; gelezen het besluit van de raad van de gemeente Gilze en Rijen d.d. 13 juli 2015;
gelezen het advies van de ondernemingsraden van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen van 18 mei 2015;
overwegende dat - de colleges van Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen besloten hebben intensief te gaan samenwerken; - bij deze samenwerking de zelfstandigheid van de drie gemeenten gerespecteerd wordt; - deze samenwerking vorm krijgt door een fusie van de ambtelijke organisaties van de drie gemeenten per 1 januari 2016; - deze integrale ambtelijke samenwerking tot doel heeft de krachten van de gemeenten te bundelen; - de colleges in het Statement ambtelijke fusie (26 november 2013) het vertrouwen hebben uitgesproken dat de gemeenten door de samenwerking - samen sterker staan, - een betere kwaliteit kunnen bieden, - minder kwetsbaar zijn in de ambtelijke bezetting, - extra doelmatigheid kunnen genereren en - beter in staat zijn de dienstverlening dichter bij de burger te brengen;
Besluiten vast te stellen de volgende gemeenschappelijke regeling:
Gemeenschappelijke regeling ABG-organisatie
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. ABG-organisatie: de bedrijfsvoeringsorganisatie opgericht bij deze regeling;
b. ambtenaar: hij die door of vanwege de ABG-organisatie is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie de ABG-organisatie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;
c. bedrijfsvoeringsorganisatie: de rechtspersoonlijkheid bezittende bedrijfsvoeringsorganisatie die is ingesteld ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten, genaamd ABG-organisatie”;
d. begroting: een overzicht van de inkomsten en uitgaven van een boekjaar van de ABG-organisatie;
e. bestuur: het bestuur van de ABG-organisatie, als bedoeld in artikel 6;
f. colleges: burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
g. deelnemende gemeente: een van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau of Gilze en Rijen;
h. directie: de directie van de ABG-organisatie als bedoeld in artikel 12;
i. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant;
j. kadernota: de algemene financiële en beleidsmatige kaders als bedoeld in artikel 34b van de wet;
k. raden: de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten;
l. regeling: deze Gemeenschappelijke Regeling ABG-organisatie;
m. voorzitter: degene die de vergaderingen van het bestuur leidt;
n. wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 2 Bedrijfsvoeringsorganisatie
1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8, derde lid van de wet, genaamd ABG-organisatie. 2. De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Alphen.
HOOFDSTUK 2 BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Deze regeling wordt getroffen ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten. De doelstelling is een kwalitatief hoogwaardige en doelmatige uitvoering door de bedrijfsvoeringsorganisatie van de door de deelnemende gemeenten opgedragen taken te bewerkstelligen met het oog op een goede dienstverlening aan de inwoners en een krachtige ondersteuning aan de besturen van de deelnemende gemeenten.
1. De deelnemende gemeenten laten de bedrijfsvoeringsorganisatie alle gemeentelijke taken uitvoeren, voor zover deze niet op basis van een gemeenschappelijke regeling aan anderen zijn of worden opgedragen. De uitvoering ziet in ieder geval op:
a. beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding;
b. uitvoering van vastgesteld beleid en wettelijke regelingen;
c. toezicht op aan derden uitbesteed werk;
d. handhaving van de hiervoor genoemde uitvoering;
e. het verrichten van feitelijke handelingen;
f. het verrichten van bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting.
2. De deelnemende gemeenten kunnen gezamenlijk besluiten taken bij een andere gemeenschappelijke regeling onder te brengen.
3. De bedrijfsvoeringsorganisatie voert uitsluitend taken uit voor de deelnemende gemeenten.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 worden de bij aanvang van deze regeling geldende afspraken omtrent werkzaamheden door en voor derden en de daarmee samenhangende verplichtingen overgenomen door de bedrijfsvoeringsorganisatie, mits dat voor de niet bij de afspraken betrokken deelnemende gemeente(n) geen financiële gevolgen heeft.
Artikel 5 Mandaat, aanwijzing en delegatie
1. De colleges van de deelnemende gemeenten kunnen bevoegdheden mandateren aan de algemeen directeur.
2. Ondermandaat is toegestaan tenzij dat uitdrukkelijk is voorbehouden.
3. Er wordt een register bijgehouden van de overeenkomstig het eerste en tweede lid gemandateerde bevoegdheden.
4. De colleges van de deelnemende gemeenten kunnen elk ambtenaren van de bedrijfsvoeringsorganisatie aanwijzen als heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar of belastingdeurwaarder.
5. De aanwijzing bedoeld in het vierde lid vindt niet plaats dan nadat het bestuur daarmee heeft ingestemd.
HOOFDSTUK 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR
De colleges wijzen elk uit hun midden twee leden van het bestuur aan, alsmede twee plaatsvervangende leden.
Artikel 7 Incompatibiliteiten
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van deze regeling of van een van de deelnemende gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt.
1. Op de vergaderingen van het bestuur zijn de artikelen 52 en 54 tot en met 59 van de Gemeentewet van toepassing, tenzij in deze regeling anders is bepaald.
2. Ieder lid van het bestuur heeft in de vergadering van het bestuur één stem.
3. Het tot stand komen van een besluit bij stemming vereist de volstrekte meerderheid van hen die een stem hebben uitgebracht, tenzij in deze regeling anders is bepaald.
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter voor zijn vergaderingen en regelt de vervanging van de voorzitter. 2. Het bestuur kan beslissen een andere voorzitter te kiezen. 3. De voorzitter ondertekent met inachtneming van artikel 12 lid 8 de stukken die van het bestuur uitgaan.
HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR
Artikel 10 Bevoegdheden bestuur
1. Alle in deze regeling overgedragen bevoegdheden berusten bij het bestuur.
2. In afwijking van artikel 8 van deze regeling besluit het bestuur bij unanimiteit over vraagstukken met betrekking tot huisvesting van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Artikel 11 Verantwoordings- en informatieplicht
1. Het bestuur verschaft de raden en colleges alle inlichtingen die door deze organen of door een of meer van hun leden worden gevraagd.
2. Een lid van het bestuur verschaft aan het college waarvan hij lid is alle inlichtingen die door dit college of één of meer leden daarvan worden verlangd.
3. Een lid van het bestuur is aan het college waarvan hij lid is verantwoording verschuldigd voor het door hem in het bestuur gevoerde beleid.
4. De colleges bepalen op welke wijze aan de in de vorige leden genoemde verplichtingen moet worden voldaan.
5. Het tweede tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.
HOOFDSTUK 5 AMBTELIJKE ORGANISATIE
1. De directie van de bedrijfsvoeringsorganisatie bestaat uit de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten.
2. De directieleden worden door het bestuur benoemd. Het bestuur benoemt een van de directieleden tot algemeen directeur, de andere twee directieleden tot directeur.
3. De algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor de inrichting en het functioneren van de ambtelijke organisatie.
4. Het bestuur schorst resp. ontslaat een directielid indien deze als gemeentesecretaris wordt geschorst of ontslagen door het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente waarvoor hij als gemeentesecretaris functioneert.
5. De directie ondersteunt het bestuur bij de uitoefening van zijn taken.
6. Het bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de directie.
7. De algemeen directeur fungeert als secretaris van het bestuur.
8. De stukken die van het bestuur uitgaan worden door de algemeen directeur mede ondertekend.
9. Bij ontstentenis van een gemeentesecretaris neemt de door het college van de betreffende deelnemende gemeente aangewezen loco-secretaris plaats in de directie.
10. De algemeen directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden
1. Het bestuur beslist tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van ambtenaren in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie, de directie uitgezonderd.
2. Het bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directie.
3. Op het personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn de collectieve arbeidsvoorwaarden regelingen van de sector gemeenten en de uitwerkingsovereenkomst van overeenkomstige toepassing, tenzij overeenkomstig het bepaalde in de Ambtenarenwet het bestuur op enig moment zelf voorziet in de rechtspositie en bezoldiging.
4. Waar in de in het derde lid bedoelde regelingen gesproken wordt van gemeenteraad of college, dan wel hoofd van dienst, wordt voor de toepassing in het kader van deze regeling respectievelijk gelezen: het bestuur onderscheidenlijk de algemeen directeur.
HOOFDSTUK 6 FINANCIEN EN BEHEER VAN DE ABG-ORGANISATIE
Het bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 15 Voorbereiding begroting
1. Acht weken voordat het bestuur beslist over de begroting zendt het de ontwerpbegroting toe aan de raden.
2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging geschiedt openbare kennisgeving.
3. De raden beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
4. De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.
Artikel 16 Vaststelling begroting
1. Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. In afwijking van artikel 8, derde lid, besluit het bestuur bij unanimiteit over de vaststelling van de begroting.
2. Na vaststelling zendt het bestuur de begroting aan de raden.
3. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
4. Het bestuur besluit bij unanimiteit over wijziging van de begroting.
5. Indien wijziging van de begroting van invloed is op de hoogte van de bijdrage, is artikel 35 van de wet van toepassing.
6. In de begroting wordt vastgelegd welke bijdrage elke gemeente is verschuldigd aan de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Artikel 17 Vaststelling jaarrekening
1. Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
2. Het bestuur zendt de jaarrekening aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling hiervan, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
3. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling aan de raden.
Artikel 18 Financiële administratie
1. Het bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van de bedrijfsvoeringsorganisatie. 2. Artikel 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De deelnemende gemeenten betalen uiterlijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar ten bedrage van 25 procent van de bijdrage. 2. Het bestuur kan bij unanimiteit bepalen dat een afwijkend voorschot wordt betaald.
Artikel 20 Garantstelling
1. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen. 2. Indien aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
1. Het bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur overeenkomstig een door het bestuur met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.
2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar bestuur is aangewezen de archiefbewaarplaats van Gilze en Rijen.
3. De algemeen directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganistatie en haar bestuur voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
4. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
5. De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.
6. Bij opheffing van deze regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.
7. Voor door de deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten.
8. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de gemandateerde taken is belast de archivaris van de desbetreffende gemeenten.
HOOFDSTUK 8 KLACHTEN EN GESCHILLEN
Artikel 22 Klachtenregeling
1. Het bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een klachtenregeling vast.
2. De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Als er tussen de bedrijfsvoeringsorganisatie en een of meer deelnemende gemeente dan wel tussen deelnemende gemeenten onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling treden het bestuur en het college van de betreffende gemeente terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.
2. Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.
3. Op geschillen tussen de deelnemende gemeenten onderling of tussen de deelnemende gemeenten en de bedrijfsvoeringsorganisatie is artikel 28 van de wet van toepassing.
HOOFDSTUK 9 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING
Artikel 24 Wijziging van deze regeling
1. Het college van een deelnemende gemeente en het bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van deze regeling.
2. Deze regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de colleges.
3. De colleges besluiten niet tot wijziging dan nadat zij ingevolge artikel 1, tweede lid, van de wet toestemming hebben gekregen van hun raden.
1. Tot deze regeling kunnen uitsluitend colleges van andere gemeenten toetreden.
2. De toetreding als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk bij unaniem besluit van de colleges van de deelnemende gemeenten.
3. De colleges nemen geen besluit als bedoeld in het tweede lid, dan nadat zij ingevolge artikel 1, tweede lid, van de wet toestemming hebben gekregen van hun raden.
4. Aan toetreding kan het bestuur voorwaarden verbinden.
Artikel 26 Uittreding en opheffing
1. De colleges kunnen uit deze regeling treden na verkregen toestemming van hun gemeenteraad met inachtneming van een opzegtermijn van twee kalenderjaren.
2. De termijn genoemd in het eerste lid kan bij unaniem besluit van het bestuur worden verkort.
3. Uittreding kan uitsluitend plaatsvinden per 1 januari van een kalenderjaar met dien verstande dat uittreding niet mogelijk is vóór 1 januari 2020.
4. De uittredende gemeente is een schadeloosstelling verschuldigd. Deze wordt vastgesteld door een commissie van een drietal onafhankelijke deskundigen welke wordt aangewezen door het bestuur.
5. Op voorstel van het bestuur kunnen de colleges van de deelnemende gemeenten besluiten tot opheffing van deze regeling.
6. Het bestuur stelt een liquidatieplan op om tot opheffing van de bedrijfsvoeringsorganisatie te komen. Dit liquidatieplan wordt vastgesteld door de colleges van de deelnemende gemeenten, de raden van die gemeenten gehoord.
7. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Indien de bedrijfsvoeringsorganisatie alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan gemeenten uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn gemeenten naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.
HOOFDSTUK 10 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 27 Onvoorziene omstandigheden
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen de colleges bij unanimiteit.
Artikel 28 Toezending regeling
Het college van Alphen-Chaam zendt deze regeling aan gedeputeerde staten en draagt zorg voor publicatie in de Staatscourant.
Artikel 29 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016 voor wat betreft artikel 4 en 5 en voor het overige op de 1e dag van de maand volgend op vaststelling.
Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling ABG-organisatie.
Aldus vastgesteld op 21 juli 2015
te Alphen door Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, de burgemeester, de secretaris,
mr. J.W.M. S. Minses mr. M.M. Hendrickx
te Baarle-Nassau door Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, de burgemeester, de secretaris,
mw. M.H.M.R. de Hoon-Veelenturf T.P.G. van der Horst
te Rijen door Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, de burgemeester, de secretaris,
dr. A.J.W. Boelhouwer ir. G.J.F.M. Vlekke