Wijziging Mandaatbesluit BZK 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

Mede gelet op artikel 8.4 van het Mandaatbesluit BZK 2012,

BESLUITEN

ARTIKEL I

Het Mandaatbesluit BZK 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3.2 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • p. het wijzigen van bijlage 1 van dit besluit.

B

Aan artikel 3.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen op het terrein van ICT boven de 10 miljoen euro inclusief BTW per (meerjarige) verplichting heeft de Secretaris-generaal volmacht samen met het betreffende diensthoofd

C

Artikel 4.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het mandaat van het diensthoofd met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld op basis van een door de Secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor het diensthoofd verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.

2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor DBFMO-trajecten, reguliere projecten, integrale beheercontracten en huurcontracten heeft de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf volmacht samen met de Secretaris-generaal.

  • 5. Het diensthoofd legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de Secretaris-generaal.

D

Aan artikel 4.12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het verlenen van ondermandaat door het diensthoofd, niet zijnde een diensthoofd die leiding geeft aan een baten-lasten dienst of een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.

E

Artikel 4.14, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd, niet zijnde een diensthoofd die leiding geeft aan een baten-lasten dienst of een agentschap en het plaatsvervangend diensthoofd worden de taken van het diensthoofd bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de Secretaris-generaal.

F

Artikel 6.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het mandaat van de directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door het diensthoofd en de DG-controller goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de directeur verantwoordelijk is met een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan het diensthoofd.

G

Aan artikel 6.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het verlenen van ondermandaat door de directeur, niet zijnde een directeur die leiding geeft aan een baten-lasten dienst of een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.

H

Artikel 6.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur en de plaatsvervangend directeur worden de taken van de directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door het diensthoofd.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de directeur die leiding geeft aan een baten-lastendienst of agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de directeur in overeenstemming met het diensthoofd is aangewezen.

ARTIKEL II

Aan het Mandaatbesluit BZK 2012 wordt bijlage 1 toegevoegd als opgenomen in bijlage A bij dit besluit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

BIJLAGE A BIJ HET BESLUIT VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST VAN 8 JULI 2015 HOUDENDE WIJZIGING VAN HET MANDAATBESLUIT BZK 2012

Bijlage 1

Maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in de artikelen 4.11, eerste lid, 6.7, eerste lid, en 6.8, vijfde lid, van het Mandaatbesluit BZK 2012.

Bedragen zijn per (meerjarige) verplichting, in euro’s en inclusief BTW.

Deze bijlage is niet van toepassing op agentschappen/baten-lasten diensten.

Diensthoofd

tot € 10.000.000

   

Directeur

tot € 2.000.000

   

Middenmanager/programmamanager afdelingshoofd/bureauhoofd

tot € 30.000

   

Managementondersteuner/ (directie)secretaresse/medewerker DIV

tot € 1.500

TOELICHTING

Op aangeven van de Minister voor Wonen en Rijksdienst wordt een extra waarborg ingebouwd bij het aangaan van grote financiële verplichtingen.

Deze extra waarborg houdt in dat het aangaan van een verplichting op bepaalde gebieden en boven bepaalde maxima geschiedt door twee functionarissen. Dit geldt voor overeenkomsten op het gebied van ICT en rijkshuisvesting.

Rijkshuisvesting is de verantwoordelijkheid van het Rijksvastgoedbedrijf, zij ontwikkelt, bouwt en beheert. Het aantal rechtshandelingen verschilt per traject. De collectieve volmacht is niet van toepassing op al die rechtshandelingen, maar blijft beperkt tot de handeling waarbij de Staat zich definitief bindt (één tekenmoment per overeenkomst. Per contractvorm krijgt de collectieve volmacht als volgt vorm:

PPS (publiek private samenwerking)/DBFMO Design, Build, Finance, Maintain & Operate): Bij DBFMO-trajecten wordt voorafgaand aan of bij de Contract Close door de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf en de Secretaris-generaal de overeenkomst gesloten.

Bij een regulier project, een integraal beheercontract en een huurcontract boven het in artikel 4.11 lid vier genoemde grensbedrag wordt de collectieve volmacht door ondertekening van de opdrachtbrief of overeenkomst door de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf en de Secretaris-generaal geëffectueerd.

Een tweede aanleiding voor dit wijzigingsbesluit is het belang om voor derden transparanter te maken tot welk bedrag de bevoegdheid van de ambtenaar tot het aangaan van financiële verplichtingen strekt. Dit gebeurt door het invoeren van maximumbedragen.

Verder wordt de financiële mandatering eenvoudiger en beter beheersbaar gemaakt door het beperken van de mogelijkheid tot financieel ondermandaat aan een beperkte, vast omschreven groep functies en door het beperken van het aantal plaatsvervangers voor diensthoofden en directeuren.

Deze wijzigingen gelden niet voor agentschappen/baten-lastendiensten. Vanwege de bijzondere status van deze onderdelen zullen hiervoor aparte bepalingen volgen.

In het wijzigingsbesluit komt de meerjarige financiële verplichting aan de orde. Een meerjarige verplichting is een verplichting die zich uitstrekt over meerdere begrotingsjaren. Het bedrag van een meerjarige verplichting is het totaal van de bedragen die voor de verschillende begrotingsjaren worden aangegaan.

Dat wil zeggen dat een verplichting in jaar t met een doorlooptijd langer dan jaar t, moet worden aangemerkt als een meerjarige verplichting. Enkele voorbeelden:

In jaar t wordt een verplichting aangegaan voor de levering van goederen in jaar t voor een bedrag van € 250.000. Er is geen sprake van een meerjarige verplichting.

In jaar t wordt een verplichting aangegaan voor de levering van goederen in jaar t (€ 50.000) en in jaar t+1 (€ 200.000); in totaal € 250.000. Er is sprake van een meerjarige verplichting van € 250.000 in jaar t.

In jaar t wordt een toezegging gedaan om gedurende de periode t t/m t+5 maximaal € 500.000 bij te dragen. Verder is afgesproken dat BZK jaarlijks (op basis van de aangeleverde activiteitenplan inclusief raming) bepaalt hoeveel er in het volgende begrotingsjaar uitbetaald zal worden met -in dit voorbeeld- een maximum van € 100.000. Er is dan sprake van een meerjarige verplichting van € 500.000 in jaar t.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven