GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe
Logo Culemborg
 
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen
De colleges van de gemeenten Culemborg, Geldermalsen en Tiel,
Overwegende:
  • dat de deelnemers op een zo efficiënt en effectief mogelijke manier gezamenlijk bedrijfsvoeringstaken willen uitvoeren;
  • dat zij daartoe een bedrijfsvoeringsorganisatie op grond van artikel 8 lid 3 van de WGR oprichten, die zij organisatorisch dusdanig zullen vormgeven, dat de bedrijfsvoeringsorganisatie functioneert als ware het een onderdeel van de gemeentelijke organisaties;
  • dat zij bereid zijn de gemeenschappelijke regeling op termijn uit te breiden met de colleges van Neerijnen en Lingewaal vanwege het feit dat de gemeente Geldermalsen met deze gemeenten verkent in hoeverre een vergaande manier van samenwerking mogelijk is;
  • dat zij bereid zijn de gemeenschappelijke regeling op termijn uit te breiden met de gemeenschappelijke regelingen waarmee de colleges gezamenlijk, dan wel individueel bestaande dienstverleningsovereenkomsten op het terrein van bedrijfsvoering hebben;
  • dat zij bereid zijn de gemeenschappelijke regeling op termijn uit te breiden met de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland;
gezien het besluit van de onderscheiden gemeenteraden waarbij toestemming is verleend voor het aangaan van deze regeling;
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
hebben besloten
de volgende ‘Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe’ aan te gaan:
Artikel 1 – Begripsbepalingen
  • 1.
    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
    • a.
      deelnemer : het bestuursorgaan dat deze regeling heeft getroffen;
    • b.
      het samenwerkingsgebied : het grondgebied van de deelnemers;
    • c.
      bedrijfsvoeringsorganisatie : de rechtspersoon bedoeld in artikel 2;
    • d.
      het personeel : het personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie;
    • e.
      de WGR : de Wet gemeenschappelijke regelingen;
    • f.
      Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten van Gelderland;
    • g.
      Rivierenland : het grondgebied van de gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Neder-Betuwe, Neerijnen, Maasdriel, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel;
    • h.
      voorzitter : de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 6.
  • 1.
    Onder bedrijfsvoeringsorganisatie worden tevens het bestuur en de medewerkers daarvan verstaan.
  • 2.
    Onder deelnemer wordt tevens begrepen de publiekrechtelijke rechtspersoon waarvan de deelnemer bestuursorgaan is.
Artikel 2 – De bedrijfsvoeringsorganisatie
  • 1.
    Bij deze regeling wordt ingesteld een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd: “Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe”.
  • 2.
    De rechtspersoon is gevestigd in Culemborg.
  • 3.
    Het rechtsgebied van de bedrijfsvoeringsorganisatie omvat het grondgebied van de deelnemers.
Artikel 3 – Belang
  • 1.
    De regeling is getroffen voor gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers in het kader van de uitvoering van hun bedrijfsvoeringstaken. De doelstelling is om gezamenlijke voordelen te realiseren door:
    • -
      de kosten te verlagen;
    • -
      de kwaliteit te verhogen;
    • -
      de kwetsbaarheid te verminderen;
    • -
      kansen te bieden aan medewerkers.
  • 1.
    De deelnemers achten het ook hun belang de taken die zij in het kader van hun bedrijfsvoering uitvoeren zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten. Daarom zullen zij hun beleid, regelgeving en werkprocessen die verband houden met de bedrijfsvoering zo veel mogelijk op elkaar afstemmen.
  • 2.
    Voor zover dat voor een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering noodzakelijk is, achten de deelnemers het ook hun belang om deel te kunnen nemen in publiekrechtelijke rechtspersonen.
  • 3.
    Voor zover dat voor een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering noodzakelijk is, achten de deelnemers het, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31a van de WGR, ook hun belang om deel te kunnen nemen in een privaatrechtelijke rechtspersoon.
Artikel 4 – Taken
  • 1.
    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 voert de bedrijfsvoeringsorganisatie voor de deelnemers de volgende bedrijfsvoerings-taken uit:
    • a.
      Financiën:
    • -
      het voorbereiden en uitvoeren van beleid;
    • -
      het geven van advies en het uitvoeren van projecten;
    • -
      het uitvoeren van het beheer.
    • a.
      Informati emanagement en ICT:
    • -
      het voorbereiden en uitvoeren van beleid;
    • -
      het geven van advies en het uitvoeren van projecten;
    • -
      het uitvoeren van het beheer.
      b.Personeel en organisatie:
    • -
      het voorbereiden en uitvoeren van beleid;
    • -
      het geven van advies en het uitvoeren van projecten;
    • -
      de uitvoering van het beheer, waaronder de salaris- en personeels-administratie.
      • c.
        Vastgoed management
      • -
        het voorbereiden en uitvoeren van beleid;
      • -
        het geven van advies en het uitvoeren van projecten;
      • -
        het uitvoeren van het beheer.
      • a.
        Juridische zaken
      • -
        het voorbereiden en uitvoeren van beleid;
      • -
        het geven van advies en het uitvoeren van projecten;
      • -
        het uitvoeren van het beheer.
      • a.
        Facilitaire zaken
      • -
        het voorbereiden en uitvoeren van beleid;
      • -
        het geven van advies en het uitvoeren van projecten;
      • -
        het uitvoeren van het beheer.
  • 1.
    Verder is de bedrijfsvoeringsorganisatie belast met:
    • a.
      de uitvoering van wet- en regelgeving voor de in het eerste lid genoemde taken;
    • b.
      de uitvoering van nieuwe wet- of regelgeving die in de plaats treedt van of samenhangt met de hiervoor onder a genoemde wet- en regelgeving;
    • c.
      het voorbereiden van regelgeving voortvloeiend uit de in lid 1 genoemde taken en taakonderdelen.
  • 2.
    Als de deelnemers er mee instemmen, verricht de bedrijfsvoeringsorganisatie op verzoek van publiekrechtelijke rechtspersonen buiten het samenwerkingsgebied van de bedrijfsvoeringsorganisatie maar gelegen binnen Rivierenland één of meer van de in lid 1 genoemde taken. Hiertoe worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten voor de duur van één of meer tijdvakken van 5 jaar.
Hoofdstuk II: Het bestuur
Artikel 5 – Verdeling bevoegdheden
  • 1.
    De deelnemers dragen geen bevoegdheden over aan de bedrijfsvoerings-organisatie.
  • 2.
    De deelnemers zorgen voor de vaststelling van toereikende mandaten, volmachten en machtigingen die de bedrijfsvoeringsorganisatie nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken. Het bestuur houdt hier een register van bij.
  • 3.
    Alle bevoegdheden die bij of krachtens enige wet van toepassing zijn op de bedrijfsvoeringsorganisatie komen toe aan het bestuur.
Artikel 6 – Samenstelling van het bestuur
  • 1.
    Iedere deelnemer wijst één lid aan.
  • 2.
    Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met een dienstverband als personeelslid van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
  • 3.
    De aanwijzing van de leden van het bestuur geschiedt voor dezelfde periode als de raden worden benoemd. De deelnemers wijzen ook een plaatsvervangend lid aan.
Artikel 7 – Zittingsduur
  • 1.
    De leden van het bestuur treden af op de dag waarop de nieuw aangewezen leden van het bestuur in functie treden.
  • 2.
    De leden van het bestuur treden af op het moment dat zij ophouden lid te zijn van het bestuursorgaan dat hen heeft aangewezen.
  • 3.
    Een tussentijds aangewezen lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Artikel 8 – Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan.
Artikel 9 – Reglement van orde
  • 1.
    Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
  • 2.
    Dit reglement, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemers gezonden.
Artikel 10 – Vergaderingen
  • 1.
    Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak de voorzitter dit nodig oordeelt, of indien tenminste twee van de leden, met opgave van redenen, daarom schriftelijk verzoeken.
  • 2.
    De directeur van de bedrijfsvoeringsorganisatie woont de vergaderingen bij en heeft daarin een adviserende stem.
  • 3.
    Ook anderen kunnen worden uitgenodigd de vergaderingen van het bestuur bij te wonen.
Artikel 11 – Besluitvorming
  • 1.
    Het bestuur kan beraadslagen en besluiten wanneer de gewone meerderheid van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
  • 2.
    Indien de meerderheid van het aantal zitting hebbende leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering. De oproepingsbriefjes tot deze vergadering melden de te behandelen zaken. In deze nieuwe vergadering wordt een besluit genomen door de dan tegenwoordige leden.
  • 3.
    Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen. Elk bestuurslid heeft 1 stem.
  • 4.
    Indien bij het nemen van een besluit door geen van de leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
  • 5.
    Een lid van het bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
  • 6.
    Bij staken van stemmen over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist het lot.
Artikel 12 – Inlichtingen, verantwoording en ontslag bestuursleden
  • 1.
    Een lid van het bestuur geeft aan het college en de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door één of meer leden van het college en die raad worden verlangd op de bij die gemeente gebruikelijke wijze.
  • 2.
    Een lid van het bestuur kan door de raad van zijn gemeente op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
  • 3.
    Indien een lid van het bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad of college van zijn gemeente, kan het college hem als zodanig ontslaan.
Artikel 13 – Commissies
  • 1.
    Het bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 van de WGR, adviescommissies instellen.
  • 1.
    Bij de instelling van een commissie wordt een reglement vastgesteld waarin de taken, samenstelling en bevoegdheden en werkwijze van de commissie wordt vastgelegd evenals een vergoedingsregeling.
Artikel 14 – De voorzitter
  • 1.
    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het bestuur en zorgt er voor dat de bestuursbesluiten worden uitgevoerd.
  • 2.
    De voorzitter tekent met de directeur de stukken die van het bestuur uitgaan.
  • 3.
    De voorzitter vertegenwoordigt de bedrijfsvoeringsorganisatie in en buiten rechte.
  • 4.
    In gedingen of bij rechtshandelingen met de gemeente, tot welk bestuur de voorzitter behoort, wordt de bedrijfsvoeringsorganisatie vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter.
  • 5.
    De voorzitter kan de vertegenwoordiging, na overleg met het bestuur, aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.
Hoofdstuk III: De organisatie
Artikel 15 – De netwerkdirectie
  • 1.
    Er is een netwerkdirectie die bestaat uit de secretarissen van de gemeenten Culemborg, Geldermalsen en Tiel.
  • 2.
    De netwerkdirectie is, onder de verantwoordelijkheid van het bestuur, belast met en verantwoordelijk voor de functionele aansturing van de directeur, bedoeld in artikel 16.
Artikel 16 – De directeur
  • 1.
    De bedrijfsvoeringsorganisatie heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een directeur staat.
  • 2.
    Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur.
  • 3.
    De directeur vervult in het bestuur de functie van secretaris.
  • 4.
    De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.
  • 5.
    De directeur is verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
  • 6.
    Het bestuur regelt de vervanging van de directeur in geval van diens afwezigheid.
  • 7.
    Alle stukken van het bestuur worden door de directeur mede ondertekend.
Artikel 17 – Personeel
Bij de bedrijfsvoeringsorganisatie is personeel werkzaam. Op het personeel is, met uitzondering van de doelgroep WSW, de CAR-UWO van toepassing.
Hoofdstuk IV: Financiën
Artikel 18 – Financiële administratie en controle
  • 1.
    Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toekomstig.
  • 2.
    Het bestuur stelt voor de in lid 1 genoemde werkzaamheden de daarvoor benodigde verordeningen vast.
  • 3.
    In de verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet wordt in ieder geval geregeld dat minimaal één keer per jaar aan de deelnemers de stand van zaken over de uitvoering van de begroting wordt gerapporteerd (financieel en inhoudelijk).
Artikel 19 Kaderbrief
Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders toe aan de raden van de deelnemers. Deze kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie voor het begrotingsjaar.
Artikel 20 – Begroting
  • 1.
    Het bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal acht weken voordat deze ter vaststelling aan het bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemers. De raden van de deelnemers worden in de gelegenheid gesteld bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te brengen. Het bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het bestuur wordt aangeboden.
  • 2.
    Het bestuur stelt jaarlijks uiterlijk 15 juli van het jaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor zij geldt, een begroting van inkomsten en uitgaven van de bedrijfsvoeringsorganisatie vast.
  • 3.
    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten door.
  • 4.
    Terstond na de vaststelling zendt het bestuur de begroting ter kennisname aan de raden van de deelnemers.
  • 5.
    De begroting kan zo nodig in de loop van het kalenderjaar worden gewijzigd.
  • 6.
    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, wanneer de wijziging leidt tot een verhoging van de totale bijdrage van de deelnemers met meer dan € 100.000,00.
Artikel 21 – Jaarrekening
  • 1.
    Het bestuur zendt de voorlopige jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar jaarlijks vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemers.
  • 2.
    De rekening met bijbehorende accountantsverklaring wordt binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk 15 juli aan Gedeputeerde Staten gezonden.
  • 3.
    Een batig of nadelig saldo zal worden toegevoegd of onttrokken aan een daarvoor gecreëerde reserve/voorziening. Het overige batige of nadelige saldo zal aan de deelnemers worden uitgekeerd of in rekening worden gebracht, naar rato van de inbreng van de deelnemers in de regeling.
  • 4.
    De risicoreserve (weerstandsvermogen) van de bedrijfsvoeringsorganisatie zal een bedrag gelijk aan 3% van de jaarlijkse exploitatielast niet te boven gaan.
  • 5.
    Het bestuur zendt de rekening en bijbehorende accountantsverklaring na vaststelling ter kennisname aan de raden van de deelnemers.
Artikel 22 – Bekostiging
In de begroting staat welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is ter dekking van alle kosten van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de deelnemers er steeds voor zorgen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen
Hoofdstuk V: Archief
Artikel 23 – Archief
  • 1.
    Het bestuur zorgt voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig de regelgeving die geldt binnen de gemeente Tiel.
  • 2.
    Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden.
  • 3.
    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.
  • 4.
    Voor de bewaring van de op grond van de artikelen 12 en 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.
  • 5.
    De in het vierde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de streekarchivaris van het Regionaal Archief Rivierenland.
Hoofdstuk VI: Geschillen
Artikel 24 – Geschillenregeling
Indien een geschil zich voordoet is artikel 28 van de wet van toepassing.
Hoofdstuk VII: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 25 – Toetreding
  • 1.
    Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden indien alle deelnemers daartoe bij gewone meerderheid besluiten.
  • 2.
    Een verzoek tot toetreding dient bij het bestuur te worden ingediend, dat aan de deelnemers een advies uitbrengt over de toetreding en de eventueel daarbij te stellen voorwaarden.
  • 3.
    Een partij die toetreedt, betaalt hiervoor een bijdrage.
  • 4.
    Indien de toetredende partij een gemeente is, bestaat de bijdrage in ieder geval uit een bijdrage in de programmakosten van € 2,-- per inwoner gedurende drie jaren.
  • 5.
    Indien de toetredende partij een gemeenschappelijke regeling is, bestaat de bijdrage uit een nader te bepalen bedrag.
Artikel 26 – Uittreding
  • 1.
    Uittreding van een of meer deelnemers is gedurende een periode van vijf jaar na het aangaan van of toetreding tot de regeling niet mogelijk.
  • 2.
    Na de in het eerste lid genoemde periode kan een deelnemer uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen aan het bestuur.
  • 3.
    De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari van ieder jaar met inachtneming van een opzegtermijn van 2 jaar.
  • 4.
    Het bestuur besluit over de gevolgen van de uittreding, met in acht name van het bepaalde in de leden 6 tot en met 8 van dit artikel.
  • 5.
    De financiële gevolgen van de uittreding worden - inclusief de hierdoor ontstane personele verplichtingen - aan de uittredende deelnemer in rekening gebracht.
  • 6.
    Voor de vaststelling van de financiële gevolgen van uittreding wordt voorafgaande aan de uittreding door de deelnemers gezamenlijk advies gevraagd aan één onafhankelijke externe deskundige.
  • 7.
    Bij de vaststelling van de financiële gevolgen zullen in ieder geval de volgende onkostenposten van de deelnemers die niet uittreden betrokken worden: investeringskosten, frictiekosten, personele kosten, huisvestingskosten, verhuiskosten en materiële kosten.
  • 8.
    Het advies van de in lid 6 genoemde deskundige is bindend. De kosten van inschakeling van de deskundige zijn voor rekening van de deelnemer die uittreedt
Artikel 27 – Wijziging
  • 1.
    Het bestuur of de bestuursorganen van één van de deelnemers kunnen een voorstel indienen tot wijziging van deze regeling.
  • 2.
    Deze regeling kan slechts gewijzigd worden indien alle deelnemers daartoe bij gewone meerderheid besluiten.
Artikel 28 – Opheffing
  • 1.
    Een voorstel aan de deelnemers tot opheffing van de regeling kan worden gedaan door het bestuur of door de bestuursorganen van één van de gemeenten.
  • 2.
    De deelnemers besluiten bij gewone meerderheid tot opheffing van de regeling.
  • 3.
    Het bestuur stelt, nadat hij de bestuursorganen van de deelnemers om zienswijzen heeft gevraagd, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de bedrijfsvoeringorganisatie over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
  • 4.
    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.
  • 5.
    Het bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie en blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.
Artikel 29 – Toezending van besluiten
Het college van de gemeente Culemborg zendt de regeling alsmede de besluiten tot toetreding, uittreding, wijziging of opheffing van de regeling aan Gedeputeerde Staten.
Hoofdstuk IX: Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 30 – Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking en geldt voor onbepaalde tijd.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 treedt de regeling voor de taken genoemd in artikel 4, eerste lid onder d tot en met f in werking op door de deelnemers nader te bepalen tijdstip.
Artikel 31 – Overgang rechten en verplichtingen
  • 1.
    Op de bij of krachtens artikel 30 genoemde data treedt de bedrijfsvoerings-organisatie in de rechten en verplichtingen van de deelnemers voor zover het betreft de taken als bedoeld in artikel 4 van deze regeling.
  • 2.
    Op een nader te bepalen datum wordt het betreffende personeel van de deelnemers, overeenkomstig hetgeen in het Sociaal Statuut of Sociaal Plan is vastgelegd en met inachtneming van de daarin gestelde voorwaarden, geplaatst en treedt dit personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Artikel 32 – Citeertitel
De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe”.
 
Het college van de gemeente Culemborg, datum:
L.Vonk C. Stolwijk
secretaris wethouder
 
Het college van de gemeente Geldermalsen, datum:
J.C. Steurrijs mevrouw dr. M.W.M. de Vries
secretaris burgemeester
 
Het college van de gemeente Tiel, datum:
mr. M.A.J. Oosterwijk L. Verspuij
secretaris wethouder
Naar boven