ADDENDUM bij het Convenant Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer; Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming, als overeengekomen op 4 december 2014 tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en Staatsbosbeheer

PARTIJEN,

– De Staatssecretaris van Economische Zaken en

– Staatsbosbeheer;

met betrekking tot het op 4 december 2014 gesloten ‘Convenant Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer (Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming)’, hierna verder Convenant te noemen;

OVERWEGEN HET VOLGENDE:

  • (1) Op 4 december 2014 hebben partijen het Convenant ondertekend;

  • (2) In artikel 4, derde lid, van het Convenant is opgenomen dat partijen nadere afspraken maken over de in artikel 3, tweede en vierde lid, en artikel 8, derde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer genoemde bevoegdheden van de minister, waarbij recht wordt gedaan aan de ruimte die Staatsbosbeheer nodig heeft bij de invulling van de taken, overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 van het Convenant;

  • (3) Partijen hebben ter uitvoering van artikel 4, derde lid, van het Convenant nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop de minister invulling geeft aan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, tweede en vierde lid, en artikel 8, derde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, zoveel mogelijk op basis van in algemene kaders vervat beleid en waar mogelijk in de vorm van een generieke toestemming voor categorieën van gevallen en achten het wenselijk om in transparantie de nadere afspraken vast te leggen. Dit addendum bij het Convenant voorziet hierin.

VERKLAREN DE VOLGENDE AANVULLINGEN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:

Paragraaf 1. Goedkeuring vervreemding objecten

Artikel 1

  • 1. Op grond van artikel 3, vierde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer zal een voorafgaande generieke goedkeuring worden verleend voor de volgende categorieën vervreemdingen:

    • a. vervreemding van objecten op grond van een groot openbaar belang, blijkend uit een onherroepelijke wijziging van de planologische bestemming ten behoeve van de nieuwe functie;

    • b. verkoop en ruil van gronden aan/met andere natuurbeheerders, zoals Natuurmonumenten, maar ook drinkwaterbedrijven, mits de kwaliteit en toegankelijkheid van de natuur voldoende gewaarborgd is. Onder 'natuurbeheerders' wordt in dit verband verstaan: door de Stichting Certificering gecertificeerde natuurbeherende organisaties;

    • c. verkoop binnen de kaders van gebiedsontwikkelingen op het vlak van natuur en landschap die plaatsvinden onder regie van de beleidsverantwoordelijke provincies, waaronder begrepen het oplossen van ruimtelijke knelpunten. Het kan bijvoorbeeld gaan om landschapselementen in gebieden met een agrarische bestemming waarvoor gronden ter afronding van robuuste natuurgebieden terug komen;

    • d. vervreemding op basis van herverkaveling op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) (voorheen de Landinrichtingswet);

    • e. vervreemding van objecten waarbij sprake is van juridische overmacht. Hierbij moet met name worden gedacht aan eigendomsverlies door verjaring;

    • f. herstel van ongewenste grondtoedeling, bijvoorbeeld vanuit een landinrichting. Onder deze categorie vallen ook de zogenaamde EBO nota gevallen: stukjes grond die op grond van dat beleid door waterschappen of gemeenten moeten worden beheerd vanuit een eigendomspositie.

  • 2. Waar in voorkomend geval bij transacties als hierboven bedoeld sprake is van natuurcompensatieverplichtingen, wordt daarvan melding gemaakt in de verkoopovereenkomst.

  • 3. Een door de minister genomen besluit, houdende de goedkeuring voor de in het eerste lid genoemde categorieën van vervreemdingen, zal aan Staatsbosbeheer worden toegezonden.

Paragraaf 2. Verklaring van geen bezwaar

Artikel 2

  • 1. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder f, juncto derde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer zal een voorafgaande verklaring van geen bezwaar worden verleend – mede ter vervanging van bestaande verklaringen van geen bezwaar1 – voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet en voor het oprichten of mede-oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon of het deelnemen in dan wel ontbinden van een vennootschap.

  • 2. Als voorwaarde verbonden aan de verklaring van geen bezwaar geldt dat telkens van een voornemen tot het uitvoeren van 'andere werkzaamheden', een voorgenomen (mede)oprichting van een rechtspersoon of een voorgenomen deelname in dan wel ontbinding van een vennootschap – melding wordt gedaan aan de minister, met een 'voorhangprocedure' van zes weken. Deze voorhangprocedure geldt ook voor het (mede-)oprichten van dochters van door Staatsbosbeheer (mede-) opgerichte rechtspersonen. Binnen deze periode kan de minister Staatsbosbeheer verzoeken om nadere informatie aan te leveren en/of om met hem in overleg te treden over het bestaande voornemen. Gedurende deze periode houdt Staatsbosbeheer de uitvoering van het bestaande voornemen aan, tenzij de minister binnen deze periode te kennen heeft gegeven geen behoefte te hebben aan nadere informatie of overleg.

  • 3. Bij het uitvoeren van werkzaamheden van artikel 3, zesde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, het (mede-)oprichten van rechtspersonen of deelname in dan wel ontbinding van vennootschappen zijn de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en de Mededingingswet, in het bijzonder de artikelen 25i en 25j, op Staatsbosbeheer van toepassing. Bij transacties met marktpartijen is de Aanbestedingswet van toepassing en voor zover Staatsbosbeheer met overheidsmiddelen aan derden financiële voordelen verschaft, geldt het staatssteunkader.

  • 4. Een door de minister genomen besluit, houdende een verklaring van geen bezwaar voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, en voor het oprichten of mede-oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersonen of het deelnemen in dan wel ontbinden van vennootschappen, zal aan Staatsbosbeheer worden toegezonden.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 3

Staatsbosbeheer rapporteert in het jaarverslag over het proces rond vervreemding van objecten, het oprichten of mede-oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersonen en het deelnemen in dan wel ontbinden van vennootschappen. Bij de jaarafsluiting 2016 wordt de in dit addendum opgenomen werkwijze geëvalueerd.

Artikel 4

  • 1. Dit addendum dient als onderdeel van het Convenant van 4 december 2014 te worden beschouwd en zal aan het Convenant worden gehecht.

  • 2. Dit addendum op het Convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening.

  • 3. Binnen 6 weken na ondertekening van dit addendum op het Convenant van 4 december 2014 wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgesteld.

Den Haag, 24 juni 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Driebergen-Rijsenburg, 30 juni 2015

Directeur Staatsbosbeheer, S. Thijsen


X Noot
1

De verklaringen van geen bezwaar de dato 12 januari 2000, 10 december 2001 en 5 maart 2003 (kenmerken TRC 2000/5204, TRC2001/12136 en TRC2003/1773)

Naar boven