Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juli 2015, nr. 737412, houdende wijziging van de Regeling OCW-subsidies in verband met de subsidiëring van SBB

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 1.5.1 en 2.4.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling OCW-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen ingevoegd:

Web:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

SBB:

Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Web.

B

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen t tot en met x worden geletterd u tot en met y.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • t. artikel 1.5.1, derde en vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,.

C

Na Hoofdstuk 5 wordt onder vernummering van Hoofdstuk 6 tot Hoofdstuk 7 een nieuw Hoofdstuk 6 ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 6. VOORSCHRIFTEN UITSLUITEND BEDOELD VOOR SBB

Artikel 33a Reikwijdte hoofdstuk 6

Dit hoofdstuk is uitsluitend en in aanvulling op de hoofdstukken 2 en 4 van toepassing op SBB.

Artikel 33b Afdeling 4.2.8 Algemene wet bestuursrecht van toepassing

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 33c Jaarverslaggeving
  • 1. De financiële verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Voorschriften voor de jaarverslaggeving niet-onderwijsinstellingen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling.

  • 2. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 33d Subsidieaanvragen
  • 1. SBB dient haar subsidieaanvraag voor de taken, genoemd in artikel 1.5.1, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van de Web in voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. De subsidieaanvraag omvat mede de stand van de voorziening, bedoeld in artikel 33e.

Artikel 33e Voorziening
  • 1. SBB treft een voorziening voor de verplichtingen met betrekking tot gewezen personeel alsmede het beheer daarvan en al hetgeen daaruit voortvloeit.

  • 2. De hoogte van de voorziening op het moment van de aanvraag, bedoeld in artikel 33d, staat in een redelijke relatie tot het specifieke doel waarvoor deze is ingesteld en heeft een directe relatie met het risico of met de toekomstige verplichting.

  • 3. Indien in enig jaar uit de subsidieaanvraag blijkt dat de stand van de voorziening hoger is dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor het doel, wordt bij het verlenen van de subsidie waarop die subsidieaanvraag betrekking heeft, het meerdere in mindering gebracht.

  • 4. De minister kan aanvullende gegevens opvragen die nodig zijn om zich over het vorenstaande een juist oordeel te kunnen vormen.

Artikel 33f Egalisatiereserve
  • 1. SBB vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De egalisatiereserve bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste € 5 mln. dan wel ten hoogste een lager percentage dat door de minister bij de beschikking tot verlening is bepaald.

  • 3. De egalisatiereserve wordt uitsluitend besteed aan de taken, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Web.

  • 4. De egalisatiereserve wordt gevormd door een toevoeging bij een positief exploitatieresultaat en een onttrekking bij een negatief exploitatieresultaat.

  • 5. Voor zover het voor de toevoeging beschikbare bedrag hoger is dan de maximale toevoeging, wordt het meerdere bij de vaststelling in mindering gebracht op de subsidie.

  • 6. De regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33g Toestemming

Artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het eerste lid, onderdeel e, wordt gelezen als:

  • e. het aangaan van langlopende kredietovereenkomsten en van langlopende overeenkomsten van geldlening.

D

Na artikel 35a wordt een nieuw artikel 35b toegevoegd, luidende:

Artikel 35b Overgangsbepaling SBB

  • 1. In afwijking van artikel 33d wordt de subsidie voor het subsidietijdvak van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015 aangevraagd voor 15 augustus 2015.

  • 2. In afwijking van artikel 33c geschiedt de verantwoording over de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015 overeenkomstig bij beschikking te stellen regels.

  • 3. De minister vermindert de subsidie voor het jaar 2016 naar evenredigheid, indien hij aan de hand van de financiële verslagen over het verkorte boekjaar 2015 van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, het jaarverslag over 2015 van SBB of andere door SBB overgelegde gegevens vaststelt dat het totaal van de middelen dat door kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven aan SBB wordt overgedragen op grond van de overeenkomsten, bedoeld in artikel V van de Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, groter is dan:

    • a. de middelen noodzakelijk voor de voorziening bedoeld in artikel 33e,

    • b. de egalisatiereserve bedoeld in het derde lid, en

    • c. een bij beschikking door de minister vastgesteld bedrag, dat ten behoeve van investeringen die op korte termijn nodig zijn, bij wijze van bestemmingsreserve wordt aangehouden.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

I. Algemeen

Doel en aanleiding

De Regeling OCW-subsidies (ROS) wordt gewijzigd in verband met het opnemen van regels voor de subsidiering van de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven. Deze organisatie voert vanaf 1 augustus 2015 de taken uit op het gebied van de kwalificatiestructuur en de beroepspraktijkvorming die tot dat moment belegd zijn bij de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Als samenwerkingsorganisatie bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) is aangewezen de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (hierna: SBB). De Web is in verband met deze overgang van taken met ingang van 1 augustus 2015 gewijzigd en biedt een grondslag voor subsidieverstrekking aan SBB. In de memorie van toelichting bij de wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013/14, 34 026, nr. 3) is aangegeven dat in de ROS onder andere zal worden bepaald dat afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is op de boekjaarsubsidies aan de Samenwerkingsorganisatie en dat bepalingen worden opgenomen over de jaarverslaggeving, het controleprotocol en de accountantsverklaring.

SBB is ook werkzaam ten behoeve van het door het ministerie van Economische Zaken (EZ) bekostigd beroepsonderwijs op het gebied van Landbouw, Natuurlijke omgeving en Voedsel en wordt daarom mede door EZ gesubsidieerd. Omwille van de doelmatigheid is gekozen voor een gezamenlijke subsidie van OCW en EZ die tussen de ministeries onderling wordt verrekend.

Administratieve lasten

Voor SBB geldt de gebruikelijke systematiek van subsidieaanvraag tot verantwoording. Dat leidt niet tot een toename van de administratieve lasten; de SBB stelt ook nu al een begroting en een jaarrekening op.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel C (artikel 33b)

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht stelt regels voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze afdeling is alleen van toepassing als dat bij wettelijk voorschrift (of bij besluit van de minister) is bepaald.

Artikel I, onderdeel C (artikel 33c)

De financiële verantwoording door SBB geschiedt door het overleggen van de jaarrekening. Daarnaast moet SBB aan de hand van een activiteitenverslag aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht.

Artikel I, onderdeel C (artikel 33d)

De structurele subsidie wordt aangevraagd voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden. De subsidieaanvraag omvat in elk geval ook de stand van de voorziening, als bedoeld in artikel 33e van de regeling. Subsidie voor eventuele aanvullende activiteiten (als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, onder g, van de Web) kan in voorkomend geval voor aanvang van een projectmatige activiteit worden aangevraagd. Hiervoor geldt dus – in tegenstelling tot de structurele subsidie – geen aanvraagdatum. Het gaat daarbij om incidentele, projectmatige activiteiten die in aanvulling op de structurele taken worden uitgevoerd. De minister kán daarvoor subsidie verlenen. Voor activiteiten die de SBB ook nu al uitvoert als direct voortvloeisel uit de wettelijke taken van de kenniscentra, zoals het onderhouden van de website ‘stagemarkt.nl’, ontvangt de SBB vanzelfsprekend geen afzonderlijke subsidie. Hoofdstuk 4 van de ROS is van toepassing op subsidie verstrekt aan de SBB, wat onder meer inhoudt dat de minister op een subsidieaanvraag binnen 13 weken besluit.

Artikel I, onderdeel C (artikel 33e en 33f)

Het is niet de bedoeling dat SBB met gebruikmaking van gemeenschapsmiddelen overmatige reserves kan vormen. De subsidie wordt teruggevorderd als uit de verantwoording blijkt dat de activiteiten niet zijn verricht. Als de activiteiten wel zijn verricht, wordt de subsidie vastgesteld op het bij de verlening genoemde bedrag, verminderd met de eventuele overschrijding van de maximale toevoeging aan de egalisatiereserve.

Artikel 33e

Rekening moet worden gehouden met de verplichtingen onder meer jegens (gewezen) personeel van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven die aan SBB zijn overgedragen op basis van de overeenkomsten, bedoeld in artikel V van de Wet overgang taken kenniscentra naar de samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven. Ten behoeve van het voldoen aan deze verplichtingen alsmede het beheer daarvan en al hetgeen uit die betreffende verplichtingen voortvloeit, treft SBB een voorziening. Die voorziening moet redelijkerwijs voldoende zijn om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen en mag niet worden ingezet voor andere verplichtingen dan genoemd in het eerste lid van artikel 33e.

Wanneer in enig jaar uit de subsidieaanvraag blijkt dat de stand van de voorziening op dat moment hoger is dan redelijkerwijs noodzakelijk, dan wordt het teveel bij de verlening in mindering gebracht op het met die subsidieaanvraag gevraagde bedrag. De opbouw van een voorziening voor de wachtgeldverplichtingen voor zittend personeel moet apart zichtbaar op de balans worden opgenomen. Op deze wijze vindt geen vermenging plaats tussen de opgebouwde voorziening voor bestaande wachtgeldverplichtingen per 1 augustus 2015, inclusief de mutatie hierop en de nieuw te vormen voorziening voor het zittend personeel.

Artikel 33f

Daarnaast wordt door SBB een egalisatiereserve gevormd om risico’s op te vangen en noodzakelijke investeringen te doen. De omvang van de egalisatiereserve is gemaximaliseerd op 5 mln. dan wel ten hoogste een ander percentage dat door de minister bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald. De beperking van de omvang is om te voorkomen dat Rijksmiddelen onnodig belegd zijn bij de instelling. De egalisatiereserve is in geen geval negatief. De egalisatiereserve wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor de instellingssubsidie is verleend. Het exploitatieresultaat, bedoeld in het vierde lid, is gebaseerd op de verleende instellingssubsidie verminderd met de werkelijke kosten die zijn gemaakt voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is, belegd. De Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is daartoe van overeenkomstige toepassing verklaard. Voor zover het voor de toevoeging beschikbare bedrag hoger is dan de maximaal toegestane toevoeging, wordt het verschil bij de vaststelling in mindering gebracht op de instellingssubsidie. De SBB maakt bij de verantwoording duidelijk wat de omvang van dit bedrag is. Bij ontbinding of faillissement van de rechtspersoon vloeien de middelen uit de egalisatiereserve terug naar de minister. Dat volgt uit artikel 6a van de ROS.

Artikel I, onderdeel C (artikel 33g)

Artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht somt een aantal rechtshandelingen op waarvan het verrichten van invloed kan zijn op de aanwending van subsidiegelden, op de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of op de kwaliteit en omvang van de activiteiten. SBB krijgt wettelijke taken op het gebied van de kwalificatiestructuur en de beroepspraktijkvorming. Daarom zijn de randvoorwaarden voor het uitvoeren van deze taken herzien en is toestemming nodig voor alle in artikel 4:71 opgesomde rechtshandelingen. Deze verplichting wordt opgelegd omdat de minister van OCW verantwoordelijk is voor het toezicht op SBB en de minister zich ervan dient te kunnen vergewissen dat de kwaliteit en continuïteit van de – volledig door de overheid gefinancierde – wettelijke taken niet in gevaar komt. Toepasselijkheid van artikel 4:71 grijpt niet in op de autonomie bij de uitvoering van deze taken. In verband met de vaak noodzakelijke slagvaardigheid bij de in dit artikel opgesomde rechtshandelingen is in het tweede lid bepaald dat het bestuursorgaan ten hoogste vier weken – met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met vier weken – de tijd heeft om op het verzoek om toestemming te reageren. Artikel 6a van de ROS bevat een regeling voor een vergoedingsplicht in het geval de verstrekking van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Belangrijke voorbeelden van situaties waarin een vergoedingsplicht ontstaat, zijn intrekking van de subsidieverlening of subsidievaststelling, de beëindiging van de subsidierelatie of de ontbinding van de rechtspersoon.

Artikel I, Onderdeel D (artikel 35b)

Ingevolge het eerste lid geldt voor het eerste subsidietijdvak (1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015) een afwijkende datum voor de subsidieaanvraag.

Omdat SBB haar financiële administratie moet aanpassen aan de Voorschriften voor de jaarverslaggeving en het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen, kan artikel 33c niet van toepassing zijn voor het verslagjaar 2015. Om die reden zal ingevolge het tweede lid in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald op welke wijze de verantwoording geschiedt. In elk geval zal in de beschikking worden opgenomen dat SBB een aparte projectadministratie zal voeren voor de taken, genoemd in artikel 1.5.1, eerste lid, onderdelen a tot en met g, van de Web.

Het derde lid bepaalt dat SBB haar activiteiten als Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Web, begint met middelen die aan haar zijn overgedragen op grond van de overdrachtsovereenkomsten met de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Die middelen zijn deels nodig om wachtgelduitkeringen en dergelijke te kunnen betalen van personeel dat bij de kenniscentra belast was met de wettelijke taken en dat niet in dienst is of kan blijven bij SBB alsmede om aan andere van de kenniscentra overgenomen verplichtingen te kunnen voldoen. Daartoe treft SBB een voorziening (zie artikel 33e).

Indien de minister vaststelt dat de middelen die zijn overgedragen meer bedragen dan de te treffen voorziening kunnen deze middelen, voor zover het ten hoogste € 5 mln. betreft, toegevoegd worden aan de egalisatiereserve. Hiervoor is gekozen, omdat de middelen die in het kader van een overdracht van onderneming zijn overgedragen aan de SBB, publieke middelen betreffen die voorheen voor hetzelfde doel aan de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven zijn toegekend. Ook kan een deel van de overgedragen middelen gereserveerd worden voor extra investeringen die op de korte termijn nodig zijn. Bij beschikking wordt vastgesteld welk bedrag bij wijze van bestemmingsreserve aangehouden zal mogen worden. Om dit bedrag te kunnen bepalen is aan de SBB gevraagd in haar aanvraag voor het jaar 2015 ook aan te geven welke investeringen op de korte termijn nodig zullen zijn.

De subsidie die voor het jaar 2016 is verleend, zal naar rato worden verminderd, voor zover voornoemde overgedragen middelen meer bedragen dan het totaal van:

  • a. het voor de voorziening redelijkerwijs noodzakelijk te achten bedrag,

  • b. een te vormen egalisatiereserve, van ten hoogste € 5 mln., en

  • c. een door de minister bij beschikking te bepalen bedrag dat bij wijze van bestemmingsreserve ten behoeve van investeringen aangehouden mag worden.

De minister zal dit vaststellen aan de hand van de financiële verslagen over het verkorte boekjaar 2015 van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, het jaarverslag over 2015 van de SBB en – indien daarom gevraagd is – andere gegevens aangeleverd door SBB. Deze gegevens zullen in de loop van 2016 beschikbaar komen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven