TOELICHTING
1. Inleiding
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in de begroting en het jaarverslag
worden, ingevolge artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies
en gemeente (BBV), kengetallen opgenomen voor: de netto schuld quote, de netto schuldquote
gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, de solvabiliteitsratio, de structurele
exploitatieruimte, de grondexploitatie en de belastingcapaciteit. De kengetallen maken
het de leden van provinciale staten en de gemeenteraad gemakkelijker om inzicht te
krijgen in de financiële positie van hun provincie of gemeente.
De wijze waarop de kengetallen meewegen in de uiteindelijke beoordeling van de financiële
positie van de medeoverheid is voorbehouden aan het horizontale controle- en verantwoordingsproces.
Het kan wel behulpzaam zijn dat daarbij de kengetallen worden gerelateerd aan bijvoorbeeld
de signaleringswaarden zoals die bij stresstesten worden gehanteerd.
Wat de kengetallen uitdrukken en waarvoor ze kunnen worden gebruikt is reeds toegelicht
in de wijziging van het BBV van 15 mei 2015.1 De onderhavige regeling regelt uitsluitend de wijze waarop de kengetallen moeten
worden berekend (de tabellen in bijlage 1 bij deze regeling) en via hoe ze in de paragraaf
weerstandsvermogen en risicobeheersing moet worden opgenomen (de tabellen in bijlage
2 bij deze regeling).
Hieronder wordt in de tweede paragraaf per kengetal aangegeven wat met kengetal wordt
weergegeven en hoe ze worden vastgesteld. Daarna wordt in de derde paragraaf de tabel
toegelicht die gebruikt wordt om de kengetallen in de paragraaf weerstandsvermogen
en risicobeheersing in de begroting en het jaarverslag op te nemen.
2. Vaststelling van de kengetallen
In de tabellen in bijlage 1 bij deze regeling wordt per kengetal weergegeven uit welke
componenten uit het BBV het kengetal is samengesteld en hoe het kengetal wordt berekend.
De berekeningswijze hoeft niet te worden opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen
en risicobeheersing.
1. Netto schuldquote & de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid
ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate
de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken.
Omdat bij leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald
wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal
te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier
wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en
ook wat dat betekent voor de schuldenlast. De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd
voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de netto schuldquote, met
dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgnomen
(zie artikel 36, onderdelen b en c, van het BBV).
Bij de berekening deze twee kengetallen voor de begroting moet voor de componenten
in de linker kolom een raming worden gemaakt. Voor de raming wordt gebruik gemaakt
van het gemiddelde van de jaarekeningcijfers van de drie voorafgaande jaren.
2. De solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is
aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.
Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van
het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel
42 van het BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves)
en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
3. Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde)
baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden
en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten
uit de programmabegroting of jaarstukken (ingevolge artikel 17, onderdeel c, van het
BBV) en uitgedrukt in een percentage. De boekwaarde van de voorraden grond is van
belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant
moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn
opgenomen.
4. Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente
of provincie heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van
de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Voor de beoordeling
van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid
gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten
en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves
gedeeld door de totale baten (zie artikel 17, onderdeel c, van het BBV) en uitgedrukt
in een percentage.
In artikel 19, onderdeel c, van het BBV wordt een overzicht gevraagd van de geraamde
incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma tenminste de belangrijkste
posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaal bedrag
kunnen worden opgenomen. In artikel 19, onderdeel d, van het BBV,wordt een overzicht
gevraagd van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves.
In artikel 23 van het BBV staat dat deze gegevens ook moeten worden verstrekt voor
de meerjarenraming. Deze gegevens worden ook verstrekt bij de jaarrekening
Op basis van deze gegevens kan het saldo van de structurele baten en structurele lasten
worden berekend. Daarbij wordt het saldo opgeteld van de structurele onttrekkingen
en toevoegingen aan reserves.
5. Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten
zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde.
De uitkomst van de berekening van dit kengetal is voor het jaarverslag hetzelfde als
bij de begroting. Het kengetal hoeft dus voor het opnemen in het jaarverslag niet
opnieuw te worden berekend. Het toch opnieuw opnemen houdt verband met het feit dat
de kengetallen gezamenlijk en in samenhang bezien inzicht geven in de financiële positie
van een provincie of gemeente.
5a. Belastingcapaciteit voor gemeenten
De definitie van het kengetal belastingcapaciteit is:
Woonlasten meerpersoonshuishouden in jaar t (het begrotingsjaar) ten opzichte van
het landelijk gemiddelde in jaar t-1 (het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar)
uitgedrukt in een percentage.
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen, wordt vaak gerelateerd
aan de totale woonlasten. Het Coelo publiceert ieder jaar deze lasten in de Atlas
van de lokale lasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing
en reinigingsheffing voor een woning met gemiddelde waarde in die gemeente. Deze cijfers
worden voortaan ook in de jaarlijkse meicirculaire bekendgemaakt zodat de gemeenten
tijdig op de hoogte zijn van de hoogte van de lasten die voor de berekening moeten
worden gebruikt.
5b. Belastingcapaciteit voor provincies
Een provincie heeft de mogelijkheid om het aantal opcenten te verhogen tot het maximaal
te heffen aantal opcenten zoals dat door het Rijk wordt bepaald. De belastingcapaciteit
van provincies wordt berekend door het aantal opcenten in jaar t (het begrotingsjaar)
te vergelijken met het gemiddelde van het aantal opcenten van alle provincies in jaar
t-1 (het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar) en uit te drukken in een percentage.
Het gemiddelde van het aantal opcenten van alle provincies wordt voortaan in de jaarlijkse
meicirculaire opgenomen.
3. Opnemen kengetallen in begroting en jaarverslag
Alleen (de uitkomsten van de berekening van) de kengetallen hoeven in de paragraaf
weerstandsvermogen en risicobeheersing in begroting en jaarverslag te worden opgenomen.
Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van respectievelijke tabel 1 en 2 van bijlage 2 van
deze regeling. Naast het opnemen van de tabel in de paragraaf weerstandsvermogen en
risicobeheersing wordt een beoordeling gegeven van de onderlinge verhouding van de
kengetallen in relatie tot financiële positie.
In tabel 1 en 2 in de bijlage 2 van deze regeling wordt niet alleen de het kengetal
voor het begrotingsjaar (en de verantwoording van het begrotingsjaar) gevraagd, maar
ook van de kengetallen van de daaraan voorafgaande jaren. Bij de beoordeling van de
financiële positie is het immers ook relevant om inzicht te hebben hoe de kengetallen
zich ontwikkelen ten opzicht van de voorgaande jaren. Daarom bevat de tabel die moet
worden gebruikt ook het ‘verloop van kengetallen’. Voor het opnemen van de kengetallen
in begroting wordt in tabel 1 verlangd dat naast het kengetal voor het begrotingsjaar
(jaar t) om ook het kengetal op te nemen uit de begroting van het voorgaande begrotingsjaar
(jaar t-1) en het kengetal dat is opgenomen in het jaarverslag waarmee het begrotingsjaar
(jaar t-2) wordt verantwoord (bijvoorbeeld: voor het begrotingsjaar 2016 worden dus
de kengetallen uit het jaarverslag 2014 gebruikt). In tabel 2 van bijlage 2 ten behoeve
van opnemen van de kengetallen in het jaarverslag, worden naast de kengetallen voor
het desbetreffende begrotingsjaar (jaar T) dat wordt verantwoord, de kengetallen uit
de begroting van dat jaar (jaar t) en uit het voorlaatste jaarverslag (t-1) opgenomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk