NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen
In artikel 81b van het besluit en nader uitgewerkt in hoofdstuk 8 van de Nadere regeling
is de verplichting voor levensverzekeraars neergelegd tot het aanzetten van cliënten
tot het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot hun beleggingsverzekering,
ook wel aangeduid als het ‘activeren’ van cliënten. Onder het ‘activeren’ van cliënten
wordt verstaan: de inspanningen van de levensverzekeraar om zijn cliënten een weloverwogen
keuze te laten maken tot voortzetting, wijziging of stopzetting van hun beleggingsverzekering.
Hiervoor is het noodzakelijk dat de cliënt inzicht krijgt in de financiële situatie
van zijn beleggingsverzekering, overzicht krijgt van zijn verbetermogelijkheden en,
indien gewenst, stappen onderneemt om zijn situatie te verbeteren en aldus een weloverwogen
keuze maakt over zijn beleggingsverzekering. Voor zover cliënten in een eerder stadium
kwalitatief en kwantitatief voldoende zijn geactiveerd en dit ook is vastgelegd, hoeven
deze cliënten na inwerkingtreding van deze regeling niet opnieuw geactiveerd te worden.
Dit activeren van cliënten vindt bij voorkeur plaats via een (herstel)advies aan de
cliënt; hetzij via de adviseur of bemiddelaar, hetzij via de levensverzekeraar. Hiermee
kan een advies onderdeel zijn van het proces van activeren, dit is echter niet per
definitie een vereiste om de cliënt een weloverwogen keuze te laten maken. Dit (herstel)advies
valt in die zin buiten de scope van deze bepalingen, omdat deze niet zien op de inhoud
en de totstandkoming van dit advies. Daarvoor gelden immers de bestaande wettelijke
verplichtingen omtrent onder meer het zorgvuldig adviseren.
Via deze regeling zijn de concrete doelstellingen voor het activeren die zijn opgelegd
aan levensverzekeraars, de zogenaamde streefcijfers, geformaliseerd. Als gevolg hiervan
kan niet langer worden gesproken van streefcijfers, maar van ‘het vereiste resultaat’.
Indien immers de betreffende levensverzekeraar er niet in slaagt binnen de door de
AFM gestelde termijn het vastgestelde percentage cliënten op de door de in artikel
81b van het besluit omschreven wijze te activeren, kan de AFM passende maatregelen
tegen deze levensverzekeraar treffen nu de nieuwe bepaling in artikel 81b van het
besluit de AFM de bevoegdheden tot handhaven geeft. Het is daarom nog belangrijker
geworden dat de levensverzekeraar alle handelingen die hij heeft verricht om de cliënt
te bereiken en te bewegen tot het nemen van een weloverwogen keuze omtrent zijn beleggingsverzekering,
zorgvuldig vastlegt zodat hij desgevraagd aan de AFM zijn inspanningen en de resultaten
daarvan kan aantonen.
Artikelsgewijs
§ 8.1 Regels met betrekking tot het activeren van cliënten
Artikel 8:1
Een cliënt is alleen geactiveerd als het proces, zoals vastgelegd in artikel 81b van
het besluit, van voldoende kwaliteit is. In artikel 8:1 zijn verschillende kwaliteitselementen
van het activeringsproces nader uitgewerkt.
Van adequate informatieverstrekking zoals omschreven in artikel 81b, eerste lid, sub
a, van het besluit1 is slechts sprake indien het proces en de informatie van een zodanige kwaliteit zijn
dat de cliënt op basis van deze informatie tot een weloverwogen keuze kan komen. Hiervoor
is het nodig dat de levensverzekeraar de verstrekte informatie zo samenstelt dat deze
informatie voor de gemiddelde cliënt te begrijpen is. Verstrekte informatie moet overeenkomstig
artikel 4:19 van de wet correct, duidelijk en niet misleidend zijn.
In de informatie die aan de cliënt wordt verstrekt staat duidelijk wat het verschil
is tussen de waarde op de einddatum zoals deze bij aanvang van de beleggingsverzekering
aan de cliënt is voorgerekend en de waarde op de einddatum zoals die naar de huidige
verwachting zal bedragen. De verwachte eindwaarde wordt daarbij berekend op een in
de markt gebruikelijk wijze op basis van een pessimistische voorspelling, een netto
rendement bij een bruto rendement van 4% en het historisch rendement.
Bij het inzichtelijk maken van bovenstaand verschil in waarde sluit de levensverzekeraar
zoveel als mogelijk aan bij het persoonlijke doel van de cliënt ten tijde van het
afsluiten van de beleggingsverzekering. Dit persoonlijk doel omvat zowel de aard van
de doelstelling als het (doel)kapitaal (cijfermatig). Hierbij is het wenselijk dat
de levensverzekeraar het oorspronkelijke doelkapitaal als uitgangspunt neemt. Het
doel van de cliënt met bijvoorbeeld de hypotheekgebonden beleggingsverzekering is
aflossing van (een deel van) de hypotheek (de aard van de doelstelling). Daarbij is
dan van belang dat de levensverzekeraar de cliënt informeert over de hoogte van het
mogelijke tekort (cijfermatig) dat de cliënt op einddatum heeft om het gewenste bedrag,
het (doel)kapitaal, te kunnen aflossen op de hypotheeklening en ook uitdrukkelijk
duidelijk maakt wat het gevolg daarvan is: de cliënt kan op einddatum zijn hypotheeklening
niet of slechts gedeeltelijk aflossen. Indien een levensverzekeraar zelf niet beschikt
over het doelkapitaal van een cliënt met een hypotheekgebonden beleggingsverzekering
zal de levensverzekeraar deze dienen te achterhalen bij de cliënt, de adviseur of
bemiddelaar of bij de hypothecaire geldverstrekker. Bij pensioengebonden beleggingsverzekeringen
is het doel om een volledig pensioeninkomen op te bouwen of een aanvulling te hebben
op het opgebouwde tweede pijler pensioen. Daar waar bij een hypotheekgebonden beleggingsverzekering
vaak sprake zal zijn van een concreet (doel)kapitaal, is bij pensioengebonden beleggingsverzekeringen
veelal de premie het uitgangspunt en wordt er veelal niet een specifiek (doel)kapitaal
nagestreefd. Niettemin is het ook voor cliënten met een pensioengebonden beleggingsverzekering
van belang om inzichtelijk te maken hoe hun huidige verwachte eindwaarde zich verhoudt
tot de oorspronkelijke verwachting. Indien het oorspronkelijk voorgerekende verwachte
eindkapitaal niet met redelijke inspanningen achterhaald kan worden kan de levensverzekeraar
er voor kiezen om onmiskenbaar duidelijk te maken dat het huidige verwachte eindbedrag
naar alle waarschijnlijkheid lager ligt dan het oorspronkelijk verwachte eindbedrag.
Daarnaast moet ook het gevolg worden geschetst: de cliënt zal naar verwachting een
minder hoog (aanvullend) pensioen opbouwen.
Let wel, het gaat hier uitdrukkelijk om het oorspronkelijke doel. Dit is het doel
dat de cliënt voor ogen had bij het aangaan van de beleggingsverzekering. Dit betreft
zowel de aard van de doelstelling (zoals hierboven geschetst bijvoorbeeld voor de
aflossing van de hypotheeklening of als aanvulling voor het pensioeninkomen) als de
hoogte van het (doel)kapitaal dan wel de vooraf verwachte eindwaarde op basis van
de premie-inleg. Besluit een cliënt bijvoorbeeld nu, dat hij op dit moment een groter
deel van de hypotheek wil aflossen dan bij aanvang van de beleggingsverzekering, dan
is die gewijzigde cliëntwens geen onderdeel van de informatieverplichting.
De levensverzekeraar voldoet pas aan de in deze bepaling neergelegde norm wanneer
de door hem verstrekte informatie de cliënt in staat stelt de mogelijke gevolgen van
het ongewijzigd voorzetten, het wijzigen of afkopen van de beleggingsverzekering te
kunnen overzien. Bij het verstrekken van deze informatie moet de levensverzekeraar
in ieder geval in generieke zin aan de cliënt duidelijk maken welke voordelen, nadelen
en risico’s zitten aan de verschillende mogelijkheden voor de cliënt. Hierbij dienen
bijvoorbeeld ook mogelijke fiscale consequenties of mogelijke wijzigingen in de dekking
van een beleggingsverzekering meegenomen te worden.
Tot slot moet de informatie de urgentie om een weloverwogen keuze te maken over de
beleggingsverzekering aan de cliënt overbrengen. Het moet voor de cliënt duidelijk
zijn dat het belangrijk is dat hij zo spoedig mogelijk een weloverwogen keuze moet
maken om, indien mogelijk, zijn situatie te verbeteren en het doelkapitaal (zoveel
als mogelijk) alsnog te behalen.
Artikel 8:2
In dit artikel is vastgelegd dat een levensverzekeraar zich ervan vergewist dat de
cliënt daadwerkelijk de consequenties van zijn keuze overziet. Dit geldt bijvoorbeeld
ook als een cliënt besluit om niets te wijzigen aan zijn beleggingsverzekering. Een
cliënt kan alleen de consequenties van zijn keuze overzien wanneer hij in ieder geval
de belangrijkste kenmerken van zijn huidige product begrijpt, de (financiële) gevolgen
van zijn keuze begrijpt (zoals voor de dekking van zijn beleggingsverzekering en de
waarde opbouw) en, in het geval van een niet opbouwende beleggingsverzekering zoals
omschreven in artikel 8:5, tweede lid en artikel 8:6, eerste lid, begrijpt dat hij
periodiek premie betaalt, maar daarmee naar verwachting geen waarde opbouwt. De levensverzekeraar
zal met betrekking tot deze drie punten, voor zover van toepassing op de situatie
van de cliënt, duidelijke, voor de cliënt te begrijpen, informatie moeten verstrekken.
De vergewisplicht strekt niet zo ver dat de levensverzekeraar elke cliënt een kennistest
dient af te nemen. Wanneer het de levensverzekeraar echter duidelijk is dat de cliënt
het niet heeft begrepen, en er dus ook geen sprake kan zijn van een bewuste keuze
van de cliënt dient de levensverzekeraar inspanningen te verrichten om deze cliënt
alsnog een bewuste keuze te laten maken. Een cliënt zal dus niet als geactiveerd worden
beschouwd indien het de levensverzekeraar blijkt of had moeten blijken dat de cliënt
de informatie niet heeft begrepen. Dit is bijvoorbeeld wanneer de cliënt spreekt over
een uitvaartverzekering, terwijl het een beleggingsverzekering betreft. De levensverzekeraar
zal in een dergelijk geval nadere stappen moeten ondernemen om ervoor te zorgen dat
de cliënt de vereiste informatie begrijpt.
Artikel 8:3
Dit artikel bepaalt wanneer wordt verondersteld te zijn voldaan aan het proces, zoals
vastgelegd in artikel 81b van het besluit, indien niet de levensverzekeraar maar de
adviseur of bemiddelaar de inspanningen heeft verricht om de cliënt een weloverwogen
keuze te kunnen laten maken. De levensverzekeraar hoeft in dat geval dus niet opnieuw
het hele proces te doorlopen maar zal wel moeten achterhalen (al dan niet via de cliënt)
welke adviseur of bemiddelaar de cliënt heeft geadviseerd en/of bemiddeld.
Dit geldt overigens uitdrukkelijk niet voor de situatie als omschreven in artikel
8:4 eerste lid: de cliënt is ondanks voldoende inspanningen niet bereikt of heeft
geen keuze aan de levensverzekeraar kenbaar gemaakt. In die gevallen gelden namelijk
de verplichtingen zoals neergelegd in dat artikel.
Aan het proces zoals omschreven in artikel 81b van het besluit wordt verondersteld
te zijn voldaan door de levensverzekeraar indien hij op dossierniveau heeft vastgelegd
bij welke adviseur of bemiddelaar het volledige cliëntdossier is opgeslagen, wat de
keuze is van de cliënt en wat de onderbouwing van deze keuze is. De keuze van de cliënt
kan bestaan uit voortzetting, wijziging of stopzetting van de beleggingsverzekering,
al dan niet in combinatie met een oplossing buiten de beleggingsverzekering. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht wordt aan het afsluiten van een aanvullend product. Uit de
onderbouwing moet blijken waarom de cliënt zijn keuze heeft gemaakt. Met de onderbouwing
van de door de cliënt gemaakte keuze wordt een inhoudelijke onderbouwing bedoeld.
Deze onderbouwing moet zien op de persoonlijke overwegingen van de cliënt dan wel
op de kenmerken van de beleggingsverzekering van de cliënt. In ieder geval wordt met
deze onderbouwing geen procesmatige onderbouwing bedoeld. Zo is het niet toereikend
als de onderbouwing van de keuze is dat de cliënt met de adviseur of bemiddelaar heeft
gesproken.
Het vastleggen van de gegevens van de adviseur of bemiddelaar waar het volledige cliëntdossier
is opgeslagen is belangrijk zodat de levensverzekeraar kan aantonen dat hij heeft
voldaan aan zijn inspanningsverplichting van artikel 81b van het besluit. Verwacht
wordt dat levensverzekeraars en adviseurs en bemiddelaars deze informatie met elkaar
delen zoals van hen verwacht wordt op grond van artikel 4:99 van de wet.
§ 8.2 Voldoende inspanning met betrekking tot activeren van cliënt
Artikel 8:4
In dit artikel is vastgelegd dat levensverzekeraars cliënten met een hypotheekgebonden
of pensioengebonden beleggingsverzekering mogen meetellen voor het behalen van het
vereiste resultaat indien zij kunnen aantonen dat zij, of de adviseur of bemiddelaar2, voldoende inspanningen hebben geleverd om deze cliënten een weloverwogen keuze te
laten maken, ondanks het feit dat deze cliënt niet is bereikt dan wel geen weloverwogen
keuze heeft gemaakt. Dit geldt, zoals vastgelegd in artikel 8:4, tweede lid, uitdrukkelijk
niet indien er sprake is van cliënten met een niet opbouwende beleggingsverzekering,
zoals bedoeld in artikel 8:5, tweede lid. Wanneer er sprake is van ‘voldoende inspanningen’
kan, als gevolg van de invulling die hieraan door de levensverzekeraars wordt gegeven,
verschillen. Zo kan het voldoende zijn wanneer een levensverzekeraar minder pogingen
doet om de cliënt telefonisch te bereiken wanneer er meerdere pogingen tot een huisbezoek
hebben plaatsgevonden. Voor de beoordeling hiervan kijkt de AFM naar het gehele proces
dat een levensverzekeraar, al dan niet samen met de adviseur of bemiddelaar, doorlopen
heeft om de desbetreffende cliënt te activeren.
Bij die beoordeling hanteert de AFM het in artikel 8:4, eerste lid, omschreven (minimale)
proces als maatstaf, waarbij de activiteiten door zowel de levensverzekeraar als de
adviseur of bemiddelaar kunnen zijn verricht. De verplichting rust echter uitdrukkelijk
op de levensverzekeraar, waardoor onderstaand ook uitsluitend over de levensverzekeraar
wordt gesproken. De kwaliteit waarmee het proces wordt uitgevoerd speelt een doorslaggevende
rol bij het bepalen of er gesproken kan worden van ‘voldoende inspanningen’.
Onder sub a is als eerste stap beschreven dat de cliënt één of meerdere brieven heeft
ontvangen. De door de levensverzekeraar in de brieven verstrekte informatie aan de
cliënt moet voldoen aan de vereisten van artikel 8:1. De informatie is daarom zo samengesteld
dat de gemiddelde consument de informatie kan begrijpen. Daarnaast geldt dat de cliënt
de informatie daadwerkelijk heeft ontvangen. Verzekeraars kunnen de post bijvoorbeeld
aangetekend versturen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de levensverzekeraar dus over
de juiste adresgegevens beschikt. Indien blijkt dat de adresgegevens niet correct
zijn, zal de levensverzekeraar de juiste gegevens moeten achterhalen.
Sub b bepaalt verder dat de cliënt binnen een redelijke termijn na het verzenden van
de onder sub a genoemde brieven, over een langere periode, meermalen telefonisch wordt
benaderd. Naar het oordeel van de AFM is slechts voldaan aan deze verplichting wanneer
er door de levensverzekeraar meerdere belpogingen worden ondernomen om de cliënt te
bereiken. Deze belpogingen worden gedaan over een langere periode, zodat ondervangen
wordt dat de cliënt niet bereikt wordt omdat hij bijvoorbeeld op vakantie is. Daarnaast
dienen de belpogingen te worden ondernomen verspreid over verschillende dagdelen.
Indien de levensverzekeraar niet beschikt over het telefoonnummer van de cliënt, dan
kan de levensverzekeraar niet voldoen aan deze stap en zullen er stappen ondernomen
moeten worden om de juiste contactgegevens te achterhalen.3
In sub c is opgenomen dat wanneer andere handelingen zijn verricht door de levensverzekeraar,
of adviseur of bemiddelaar, om de cliënt een weloverwogen keuze te kunnen laten maken,
ook deze meewegen in het bepalen of er sprake is van ‘voldoende inspanningen’. Pogingen
van de levensverzekeraar om cliënten een weloverwogen keuze te laten maken mogen daarmee
ook anders zijn dan het versturen van brieven en telefonisch benaderen van de cliënt,
mits deze voldoen aan de vereisten van artikel 8:1. Het gaat immers om het behalen
van het doel: de cliënt een weloverwogen keuze te laten maken. In de praktijk ziet
de AFM bijvoorbeeld dat levensverzekeraars cliënten thuis bezoeken om hen te spreken
over de beleggingsverzekering en dat cliënten aan de hand van dit gesprek een weloverwogen
keuze maken. De inhoud en de eventuele uitkomsten van een dergelijk gesprek worden
door de levensverzekeraar vastgelegd. Een ander voorbeeld uit de praktijk van ‘andere
handelingen’ die levensverzekeraars verrichten om hun cliënten een weloverwogen keuze
te laten maken is het voorleggen van een overzicht van een beperkt aantal keuzemogelijkheden
aan de cliënt ten aanzien van de beleggingsverzekering. Dit overzicht wijkt in die
zin af van het handelingsperspectief dat levensverzekeraars hun cliënten op grond
van artikel 8:1 sub b bieden, dat dit overzicht geen generiek overzicht van de financiële
gevolgen van de keuze biedt maar juist persoonlijk doorgerekende voorstellen. Een
dergelijk overzicht kan daarmee onderdeel vormen van het totale activeringsproces,
maar is geen vereiste. Levensverzekeraars (proberen) vervolgens telefonisch deze voorstellen
te bespreken waarbij het cliënten vrij staat een andere keuze te maken dan een keuze
die is voorgesteld of contact op te nemen met een adviseur of bemiddelaar om deze
keuzemogelijkheden te bespreken.
Tot slot is in sub d bepaald dat als laatste stap bij het uitblijven van een weloverwogen
keuze van de cliënt aan hem een slotbrief wordt gestuurd, waarin de verrichte inspanningen
zijn weergegeven, de urgentie en de mogelijke consequenties van het niet maken van
een keuze worden benadrukt en waarin de cliënt alsnog, blijvend, de mogelijkheid wordt
geboden om een weloverwogen keuze te maken. De vereisten aan de slotbrief zijn cumulatief.
Ook deze brief kan alleen door de cliënt zijn ontvangen indien de levensverzekeraar
beschikt over de juiste adresgegevens. In de praktijk ziet de AFM dat levensverzekeraars
deze brief aangetekend versturen om hier zeker van te zijn.
Wanneer cliënten met een niet opbouwende beleggingsverzekering ondanks voldoende inspanningen
van de levensverzekeraar niet bereikt kunnen worden of geen weloverwogen keuze kenbaar
hebben gemaakt aan de levensverzekeraar mogen zij, op grond van het tweede lid, niet
meegeteld worden voor het vereiste resultaat voor deze groep beleggingsverzekeringen.
Er moet dan een andere passende oplossing gevonden worden voor deze cliënten om het
niet opbouwende karakter van de beleggingsverzekering weg te nemen. Hierop wordt één
in de praktijk sporadisch voorkomende uitzondering gemaakt; namelijk de cliënt die
aantoonbaar en expliciet te kennen heeft gegeven dat hij alle medewerking aan het
maken van een weloverwogen keuze weigert. Dit geldt voor een cliënt die zich schriftelijk
of telefonisch in niet mis te verstane bewoordingen uitlaat over het feit dat hij
ten aanzien van zijn beleggingsverzekering niet meer benaderd wil worden door de levensverzekeraar
of bijvoorbeeld bij alle pogingen tot telefonisch contact de verbinding verbreekt.
Deze cliënten mogen, wanneer de levensverzekeraar voldaan heeft aan de vereisten van
artikel 8:4, eerste lid, toch meegeteld worden voor het resultaat voor de niet opbouwende
beleggingsverzekeringen. Deze restcategorie cliënten met een toelichting daarop, mag
echter maar een zeer beperkt percentage van het totaalresultaat beslaan.
De cliënt met een hypotheekgebonden of pensioengebonden beleggingsverzekering, niet
zijnde een niet opbouwende beleggingsverzekering, die in niet mis te verstane bewoording
te kennen geeft dat hij alle medewerking aan het maken van een weloverwogen keuze
weigert, wordt op gelijke wijze meegeteld voor het vereiste resultaat bij deze categorieën
beleggingsverzekeringen.
§ 8.3 Niet opbouwende beleggingsverzekering
Artikel 8:5
In dit artikel staat vermeld wanneer levensverzekeraars cliënten met een niet opbouwende
beleggingsverzekering mogen meetellen voor het vereiste resultaat voor deze categorie
beleggingsverzekeringen. Een niet opbouwende beleggingsverzekering is een voor 1 januari
2013, de peildatum, afgesloten beleggingsverzekering waarvoor premie wordt betaald,
waarbij de verwachte aangroei in vermogen tussen de peildatum en einddatum, berekend
op 4% per jaar overeenkomstig Modellen De Ruiter, op 1 januari 2013 lager is dan de
door de cliënt naar verwachting nog in te leggen premies tussen de peildatum en de
einddatum. Dit betreft alleen premiebetalende beleggingsverzekeringen, omdat er dan
sprake is van nog in te leggen premies tussen peildatum en einddatum.
Onderstaand is een rekenvoorbeeld uitgewerkt van een niet opbouwende beleggingsverzekering.
Peildatum
|
1-1-2013
|
Ingangsdatum beleggingsverzekering
|
1-1-2000
|
Einddatum beleggingsverzekering
|
1-1-2030
|
Looptijd in jaren
|
30
|
Maandpremie (a)
|
€ 50,00
|
Resterende looptijd in maanden na peildatum (b)
|
204
|
Nog in te leggen premies na peildatum(c)=(a)x(b)
|
€ 10.200,00
|
Fondswaarde op 1 januari 2013 (d)
|
€ 5.200,00
|
Prognosekapitaal op einddatum (e)
|
€ 15.042,00
|
Verwachte aangroei in vermogen na peildatum (f)=(e)-(d)
|
€ 9.842,00
|
Mate van niet-opbouwend (f)/(c)
|
96%
|
De levensverzekeraar projecteert de ontwikkeling van de fondswaarde vanaf de peildatum
naar de einddatum van de beleggingsverzekering. In deze projecties wordt de ontwikkeling
van de beleggingsverzekering gesimuleerd op basis van een bruto fondsrendement van
4%. Door te beginnen met de fondswaarde op de peildatum, vervolgens rekening te houden
met inleg van premies, kosteninhoudingen op de premies en kosteninhouding op de fondswaarde,
inhouding van de risicopremies en een rendement van 4% op de units, wordt de ontwikkeling
van de beleggingsverzekering gesimuleerd.
Als de uitkomst van de berekening onder de 100% ligt dan is er sprake van een niet
opbouwende beleggingsverzekering. Immers in dit geval is de verwachte vermogensgroei
lager dan de nog in te leggen premie.
Voor alle cliënten met een niet opbouwende beleggingsverzekering geldt dat een passende
oplossing moet worden gevonden. De reden hiervoor is dat de cliënten met een niet
opbouwende beleggingsverzekering, ondanks dat ze premie betalen, op basis van de bovenstaande
definitie naar verwachting geen waarde opbouwen. Het is dan ook de verantwoordelijkheid
van de levensverzekeraar dat hij cliënten die een dergelijke beleggingsverzekering
hebben, aanzet tot het maken van een aantoonbare weloverwogen keuze op basis van het
bepaalde in artikel 81b van het besluit of dat hij op een andere manier een passende
oplossing biedt. Onder dit laatste wordt een maatregel verstaan waardoor het niet
opbouwende karakter van de beleggingsverzekering wordt weggenomen. Hierbij geldt dat
een dergelijke oplossing in het voordeel van de cliënt moet zijn, ook in verschillende
scenario’s die zich in de toekomst kunnen voordoen. Bijvoorbeeld in het geval dat
een cliënt vroegtijdig komt te overlijden of in het geval van positievere beursrendementen.
Een verlaging van het kostenniveau of het doen van een extra storting(en) in de beleggingsverzekering
ligt het meest voor de hand, waarbij van belang is dat dit op verantwoorde wijze mogelijk
moet zijn.
De voorkeur bij het vinden van een oplossing voor deze cliënten gaat uit naar een
oplossing in samenspraak met de cliënt, en dus een oplossing waarbij de cliënt een
aantoonbare weloverwogen keuze maakt.
De levensverzekeraar heeft niet voldaan aan de verplichtingen van de bepaling van
artikel 81b van het besluit, wanneer de cliënt met een niet opbouwende beleggingsverzekering
ondanks voldoende inspanningen, zoals omschreven in artikel 8:4, eerste lid, niet
is bereikt of geen weloverwogen keuze kenbaar heeft gemaakt. In dat geval is er immers
geen sprake van een passende oplossing voor de cliënt. De levensverzekeraar moet dan
op een andere manier een passende oplossing bieden voor de cliënt. Een uitzondering
vormt de beperkte groep cliënten met een niet opbouwende beleggingsverzekering die
aantoonbaar en expliciet in niet mis te verstane bewoording de levensverzekeraar duidelijk
maakt dat hij alle medewerking aan het maken van een weloverwogen keuze weigert, zoals
toegelicht bij artikel 8:4, tweede lid.
Een cliënt met een beleggingsverzekering die op 1 januari 2013 in de categorie niet
opbouwend valt, maar van wie de beleggingsverzekering in de loop van de tijd door
een positief beursrendement weer opbouwend is geworden, valt niet meer onder de definitie
van een niet opbouwende beleggingsverzekering. Voor deze beleggingsverzekeringen geldt
dan dat de levensverzekeraar de inspanningen zoals vereist voor de overige categorieën
beleggingsverzekeringen om de cliënt een weloverwogen keuze te laten maken, moet verrichten.
Er hoeft in dat geval geen passende oplossing te worden aangeboden wanneer de cliënt
ondanks voldoende inspanningen geen keuze kenbaar maakt of niet wordt bereikt. Als
er dan sprake is van ‘voldoende inspanningen’ zoals beschreven in artikel 8:4, eerste
lid, mag de levensverzekeraar deze cliënt ook meetellen voor het vereiste resultaat
voor hypotheekgebonden dan wel pensioengebonden beleggingsverzekeringen.
Artikel 8:6
Met deze bepaling ontstaat een jaarlijkse verplichting voor de levensverzekeraar om
op een door hem gekozen meetmoment vast te stellen of beleggingsverzekeringen in de
portefeuille van de levensverzekeraar die afgesloten zijn voor 1 januari 2013 en op
1 januari 2013 opbouwend waren, alsnog niet opbouwend zijn geworden volgens de definitie
van artikel 8:5, tweede lid.
Op het moment dat een voor 1 januari 2013 afgesloten beleggingsverzekering die op
1 januari 2013 opbouwend was, alsnog niet opbouwend blijkt op het jaarlijkse meetmoment
en de desbetreffende cliënt nog niet is geactiveerd, dient er alsnog een passende
oplossing geboden te worden aan deze cliënt conform de vereisten in artikel 8:5, derde
lid. Dit geldt ook indien een cliënt voor het niet opbouwend worden van de beleggingsverzekering
ondanks voldoende inspanningen niet is bereikt of geen weloverwogen keuze kenbaar
heeft gemaakt en daarmee meetelde voor het vereiste resultaat bij bijvoorbeeld hypotheekgebonden
beleggingsverzekeringen op grond van artikel 8:4, eerste en tweede lid.
Omdat de AFM cliënten met een niet opbouwende beleggingsverzekering als zeer kwetsbaar
ziet, vereist artikel 8:6, derde lid, dat deze cliënten binnen een termijn van zes
maanden nadat op het jaarlijkse meetmoment is vastgesteld dat de beleggingsverzekering
niet opbouwend is, een passende oplossing wordt geboden. De verzekeraar bepaalt wanneer
het jaarlijkse meetmoment plaatsvindt en voert jaarlijks op of omstreeks hetzelfde
moment een meting uit. Indien de cliënt met een niet opbouwende beleggingsverzekering
als bedoeld in artikel 8:6, eerste lid, echter aantoonbaar en expliciet in niet mis
te verstane bewoordingen kenbaar maakt dat hij alle medewerking aan het maken van
een weloverwogen keuze weigert of bij alle telefonische contacten de verbinding verbreekt,
hoeft geen passende maatregel meer geboden te worden.
§ 8.4 Vereist resultaat voor te activeren cliënten
Artikel 8:7
In de tabel in bijlage 13 is voor vijf categorieën cliënten met beleggingsverzekeringen
een vereist resultaat met einddatum opgenomen waarvoor dit resultaat moet zijn gerealiseerd.
Dit vereiste resultaat is gedeeltelijk de vastlegging van de eerder door de AFM gecommuniceerde
‘streefcijfers’.
Let wel, bij het behalen van de vereiste resultaten wordt gerekend met het aantal
beleggingsverzekeringen en niet met het aantal cliënten. Dat betekent dat een cliënt
met meerdere beleggingsverzekeringen meerdere keren terug kan komen in de resultaten
en over meerdere categorieën. Bijvoorbeeld zowel bij het vereiste resultaat voor hypotheekgebonden
beleggingsverzekeringen als bij het vereiste resultaat voor pensioengebonden beleggingsverzekeringen.
De percentages die zijn vastgesteld zijn kwantitatief, maar bij het vaststellen van
het behalen van deze vereiste resultaten wordt beoordeeld of de inspanningsverplichting
zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende is.
De vereiste resultaten lopen in alle categorieën op tot 100%. De AFM realiseert zich
echter dat het kan voorkomen dat ondanks vele inspanningen de contactgegevens van
een kleine groep cliënten niet te achterhalen zijn en dat deze cliënten daarmee een
weerbarstige en zeer beperkte restcategorie vormen. Bij de vereiste resultaten voor
de hypotheekgebonden beleggingsverzekeringen en de pensioengebonden beleggingsverzekeringen
wordt de levensverzekeraars daarom de mogelijkheid geboden om deze weerbarstige restcategorie
toe te lichten, en met die toelichting tot een resultaat van 100% te komen. Deze restcategorie
cliënten met een toelichting daarop, mag echter maar een zeer beperkt percentage van
het totaalresultaat beslaan en de levensverzekeraar moet aantonen dat hij de nodige
inspanningen heeft betracht om de contactgegevens van deze groep cliënten te achterhalen.
In de onder sub a vermelde categorie vallen cliënten met een niet opbouwende beleggingsverzekering
als bedoeld in artikel 8:5, tweede lid. Als een cliënt met een niet opbouwende beleggingsverzekering
die tevens hypotheekgebonden of pensioengebonden is, een passende oplossing geboden
is als bedoeld in artikel 8:5, derde lid, dan mag de cliënt op gelijke wijze terugkomen
in het resultaat voor de hypotheekgebonden of pensioengebonden beleggingsverzekeringen.
Een voorbeeld hiervan is de cliënt die een weloverwogen keuze heeft gemaakt om de
desbetreffende niet opbouwende hypotheekgebonden beleggingsverzekering af te kopen.
Voor beide categorieën (niet opbouwend en hypotheekgebonden/pensioengebonden) geldt
dan dat de cliënt een weloverwogen keuze heeft gemaakt. Dit geldt niet wanneer de
cliënt met een niet opbouwende beleggingsverzekering niet is bereikt of geen weloverwogen
keuze kenbaar heeft gemaakt. Immers, er is dan nog geen sprake van een passende oplossing
voor een niet opbouwende beleggingsverzekering en dus mag deze cliënt niet meetellen
voor het vereiste resultaat voor de categorie niet opbouwende beleggingsverzekeringen.
Dit mag pas wanneer deze cliënt een andere passende oplossing is geboden. Voor wat
betreft het resultaat voor hypotheekgebonden beleggingsverzekeringen of pensioengebonden
beleggingsverzekeringen kan deze cliënt met een beleggingsverzekering wel meetellen
wanneer er sprake is van ‘voldoende inspanningen’ als omschreven in artikel 8:4, eerste
lid. Als de cliënt met een niet opbouwende beleggingsverzekering tot de sporadisch
voorkomende cliënten behoort die zich expliciet, aantoonbaar en in niet mis te verstane
bewoording hebben uitgelaten dat zij alle medewerking aan het maken van een weloverwogen
keuze weigeren, geldt dat de cliënt wanneer voldaan is aan artikel 8:4, eerste lid,
eveneens meegeteld mag worden voor het vereiste resultaat voor de categorie niet opbouwende
beleggingsverzekeringen.
In de categorie onder sub b vallen alle cliënten met een beleggingsverzekering waarbij
het doel een (gedeeltelijke) aflossing van de hypotheek is. Daarbij gaat het niet
alleen om beleggingsverzekeringen die een KEW (kapitaalverzekering eigen woning)-clausule
hebben, ook cliënten met een beleggingsverzekering zonder KEW-clausule maar wel met
als doel (gedeeltelijke) aflossing van de hypotheek, vallen binnen deze categorie.
In de tabel in Bijlage 13 zijn twee verschillende percentages als vereist resultaat
opgenomen voor deze groep beleggingsverzekeringen. Het eerste percentage is de vastlegging
van het ‘streefcijfer’ dat de AFM eerder aan de markt heeft gecommuniceerd. Levensverzekeraars
dienden zich gedurende een bepaalde periode extra in te spannen om dit streefcijfer
van 80% te behalen. Om te verzekeren dat de cliënten met een hypotheekgebonden beleggingsverzekering
waarvoor de levensverzekeraar nog niet de inspanningen heeft verricht als bedoeld
in artikel 81b van het besluit, ook de mogelijkheid wordt geboden om een weloverwogen
keuze te kunnen maken, is voor deze overige 20% ook een vereist resultaat opgenomen
in Bijlage 13 met een latere einddatum. Voor deze groep cliënten geldt dat de levensverzekeraar
een toelichting kan geven op een eventuele zeer beperkte restcategorie waarvan de
levensverzekeraar de contactgegevens niet kan achterhalen.
In de categorie onder sub c vallen alle cliënten met een beleggingsverzekering die
als doel heeft de opbouw van een vermogen voor pensioeninkomen. Daarbij gaat het in
ieder geval om beleggingsverzekeringen die een lijfrenteclausule hebben. Daarnaast
vallen ook cliënten met een beleggingsverzekering zonder lijfrenteclausule, maar die
wel door verzekeraars zijn geïdentificeerd als cliënten met een beleggingsverzekering
met als doel het opbouwen van pensioeninkomen binnen deze categorie.
In deze categorie vallen ook die pensioengebonden beleggingsverzekeringen van cliënten
die pensioen opbouwen, of hebben opgebouwd, maar niet via een werkgever (bijvoorbeeld
zelfstandigen of DGA’s). Deze personen zijn voor hun pensioenvoorziening (grotendeels)
afhankelijk van het vermogen dat zij opbouwen met derde pijler pensioenproducten.
Vanwege de complexiteit van pensioengebonden beleggingsverzekeringen is er bij dit
vereiste resultaat gekozen voor een gelaagde structuur, waarbij eerst de naar verwachting
meest kwetsbare cliënten worden geactiveerd en vervolgens de overige cliënten. Daarbij
zijn de einddata voor deze groepen cliënten wel gelijk aan elkaar, namelijk eind Q4
2016. Er is daarbij een uitzondering gemaakt op het vereiste resultaat voor cliënten
met een beleggingsverzekering met een kleine bruto jaarinleg.
Voor de cliënten met een pensioengebonden beleggingsverzekering geldt dat de levensverzekeraar,
net als bij cliënten met een hypotheekgebonden beleggingsverzekeringen, een toelichting
kan geven op een eventuele zeer beperkte restcategorie waarvan de levensverzekeraar
de contactgegevens niet kan achterhalen.
In de categorie in sub c, onder 1, vallen de vermoedelijk meest kwetsbare cliënten
met pensioengebonden beleggingsverzekeringen die premiebetalend zijn, dan wel zijn
gesloten op basis van een koopsom of die premievrij gemaakt zijn en die op 1 januari
2013 een verwachte eindwaarde hadden van € 40.000 of hoger ongeacht de jaarlijkse
inleg, of waarvan de totale inleg in 2013 € 3.500 of meer was. Deze totale inleg in
2013 kan bijvoorbeeld bestaan uit een jaarlijkse premie of twaalf maandelijkse premies.
In deze categorie vallen, in tegenstelling tot de andere categorieën ook cliënten
met een premievrij gemaakte beleggingsverzekering. De verwachte eindwaarde wordt berekend
op een in de markt gebruikelijk wijze op basis van een bruto rendement van 4%.
In de categorie in sub c, onder 2, vallen alle cliënten met pensioengebonden beleggingsverzekeringen
die op 1 januari 2013 een verwachte eindwaarde hadden van € 25.000 tot € 40.0004, ongeacht de jaarlijkse inleg, of waarvan de totale inleg in 2013 tussen € 1.000
en € 3.500 bedroeg.
In de categorie in sub c, onder 3, vallen alle overige cliënten met pensioengebonden
beleggingsverzekeringen die niet onder artikel 8:7 sub c onder 1 en 2 vallen. Het
gaat in deze categorie om beleggingsverzekeringen die op 1 januari 2013 een verwachte
eindwaarde hadden van maximaal € 25.0005, of waarvan de totale inleg in 2013 maximaal € 1.000 bedroeg. Voor deze groep cliënten
geldt een vereist resultaat dat gebaseerd is op een minder intensieve aanpak. De verplichte
aanpak bestaat uit het informeren van cliënten, zoals bedoeld in artikel 8:1. De reden
hiervoor is dat de verwachte opgebouwde waarde of premie-inleg dermate laag is, dat
hier geen substantieel bedrag mee wordt opgebouwd. Bij deze kleine bedragen kan men
ervan uitgaan dat deze over het algemeen geen noodzakelijke aanvulling vormen op het
pensioen, daar de uiteindelijke uitkering ook zeer beperkt zal zijn.
Artikel 8:8
Omdat de cliënten met een pensioengebonden beleggingsverzekering als bedoeld in artikel
8:7 aanhef, sub c, onder 3, minder kwetsbaar worden geacht dan de andere twee categorieën
pensioengebonden beleggingsverzekeringen, wordt van levensverzekeraars een minder
intensieve aanpak verlangd om deze cliënten een weloverwogen keuze te laten maken.
Wanneer de levensverzekeraar aantoonbaar de informatie als bedoeld in artikel 8:1
aan deze cliënten heeft verstrekt, dan heeft de levensverzekeraar voor deze cliënten
aan de inspanningsverplichting van artikel 81b van het besluit voldaan. Voor cliënten
die zich (op basis van de ontvangen informatie) tot de levensverzekeraar wenden voor
hulp, wordt van de levensverzekeraar verwacht dat hij geen onderscheid maakt in de
beschikbaarheid van zijn dienstverlening naar deze cliënten toe ten opzichte van cliënten
met een andere pensioengebonden beleggingsverzekering.
§ 8.5 Regels met betrekking tot de vastlegging
Artikel 8:9
Omdat artikel 81b van het besluit spreekt over een aantoonbare inspanningsverplichting
voor de levensverzekeraar, is het van groot belang dat de levensverzekeraar zorgdraagt
voor een zorgvuldige vastlegging van alle inspanningen en de door de cliënt gemaakte
keuze. Dat betekent dat ook de gegevens die de levensverzekeraar op basis van artikel
8:3 of artikel 8:8 in het cliëntdossier opneemt onder de bepalingen van dit artikel
vallen.
Het tweede lid, sub c vergt van de levensverzekeraar dat hij de van de cliënt ontvangen
informatie vastlegt. De keuze van de cliënt die vastgelegd dient te worden kan bestaan
uit voortzetting, wijziging of stopzetting van de beleggingsverzekering, al dan niet
in combinatie met een oplossing buiten de beleggingsverzekering. Hierbij kan bijvoorbeeld
gedacht wordt aan het afsluiten van een aanvullend product. Met de onderbouwing van
de door de cliënt gemaakte keuze wordt een inhoudelijke onderbouwing bedoeld. Deze
onderbouwing moet zien op de persoonlijke overwegingen van de cliënt en/of op de kenmerken
van de beleggingsverzekering van de cliënt. In ieder geval wordt met deze onderbouwing
geen procesmatige onderbouwing bedoeld. Zo is het niet toereikend als de onderbouwing
van de keuze is dat de cliënt telefonisch contact heeft gehad met de levensverzekeraar.
Op grond van het derde lid bedraagt de bewaarplicht voor de levensverzekeraar minimaal
5 jaar. Als er twee verschillende vereiste resultaten gelden voor een cliënt met een
beleggingsverzekering (bijvoorbeeld omdat de cliënt met de beleggingsverzekering zowel
in de categorie niet opbouwende beleggingsverzekeringen valt als in de categorie pensioengebonden
beleggingsverzekeringen) dan geldt dat de informatie tot minimaal 5 jaar na het verstrijken
van de termijn die het verst in de toekomst ligt bewaard dient te blijven.