TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling basisregistratie personen (Regeling
BRP) op een aantal onderdelen, zowel in de tekst van de artikelen van de regeling
zelf als in de bijlagen. De meeste wijzigingen houden verband met de nieuwe versies
van het Logisch Ontwerp Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (LO GBA) en het Logisch Ontwerp Registratie Niet Ingezetenen
(LO RNI), die gevolgen hebben voor de inhoud van de systeembeschrijving van de basisregistratie
personen (BRP). De systeembeschrijving wordt gevormd door de aangewezen onderdelen
van de technische beschrijving (Logisch Ontwerp) van de voorzieningen waarmee de BRP
wordt gevormd en een beschrijving van de wijze waarop de aangewezen onderdelen van
het LO onder de werking van de Wet BRP worden toegepast. Een andere wijziging heeft
betrekking op de bijlage met de aantekeningen in verband met het verblijfsrecht van
de vreemdeling. Deze bijlage is in overeenstemming gebracht met de inhoud van enkele
in werking getreden voorschriften op het terrein van het vreemdelingenrecht. Deze
en de overige wijzigingen van de Regeling BRP worden hieronder nader toegelicht.
2. Logisch Ontwerp GBA en Logisch Ontwerp RNI
De aanpassingen van het LO GBA en het LO RNI hebben geleid tot een andere aanduiding
van het versienummer van deze Logisch Ontwerpen. In de Regeling BRP wordt nu gesproken
over het Logisch Ontwerp GBA, versie 3.9 en over het Logisch Ontwerp RNI, versie 2.11.
Deze nieuwe aanduidingen komen terug in de artikelen 2 en 3 van de Regeling BRP (zie
onderdelen A en B) en in de gewijzigde opschriften van de bijlagen 1, 2, 4 en 5 (zie
Artikel I, onderdelen D, E, F en G).
De bijlagen 1 en 2 van de Regeling BRP, waarin de onderdelen van het LO GBA respectievelijk
van het LO RNI worden aangewezen die deel uitmaken van de systeembeschrijving BRP,
zijn slechts beperkt gewijzigd. Dit is het gevolg van het feit dat de meeste aanpassingen
hebben plaatsgevonden binnen die onderdelen van het LO GBA en het LO RNI die in hun
geheel al zijn aangewezen in de desbetreffende bijlagen. Die aanpassingen leiden daardoor
niet tot wijziging van de opsomming van onderdelen van het LO GBA of het LO RNI in
bijlagen 1 en 2.
De bijlagen 1 en 2 zijn wel aangepast in verband met de aanwijzing van hoofdstuk 1,
paragraaf 1.1 van het LO GBA respectievelijk van het LO RNI. In de desbetreffende
paragraaf is een nieuwe passage opgenomen, die inhoudt dat overal waar geschreven
staat ‘Nederlands reisdocument’, gelezen dient te worden ‘Nederlands reisdocumenten
en Nederlandse identiteitskaart’. Daarmee wordt buiten twijfel gesteld dat ook na
de recente wijziging van de Paspoortwet1, waarin de Nederlandse identiteitskaart niet meer als afzonderlijk reisdocument van
Nederland is opgenomen, de verwerking van de op dit document betrekking hebbende gegevens
in de BRP blijft vallen onder de technische voorschriften in het LO GBA en het LO
RNI die gelden voor het Nederlands reisdocument.
Voorts zijn in bijlage 1 twee nieuwe bijlagen van het LO GBA opgesomd die daarmee
deel zijn gaan uitmaken van de systeembeschrijving BRP. Het betreft ‘Bijlage A3’,
die betrekking heeft op de conversieprocedure in verband met wijzigingen in de registratie
van nationaliteitsgegevens en ‘Bijlage A4’, die voorschriften bevat voor de conversieprocedure
in verband met wijzigingen in de registratie van de reisdocumentgegevens (beëindiging
bijhouding van de gegevens ‘lengte houder’ en ‘bezit buitenlands reisdocument’). Daarnaast
is in bijlage 2 een omissie hersteld en alsnog ‘Hoofdstuk 5 (Autorisatie- en routeringssysteem)’
opgenomen in de opsomming van aangewezen onderdelen van het LO RNI die deel uitmaken
van de systeembeschrijving BRP.
De overige aanpassingen van het LO GBA en het LO RNI zijn terug te vinden in de gewijzigde
versies daarvan (bijlagen 4 en 5 van de Regeling BRP), die ter inzage zijn gelegd
en tevens via www.bprbzk.nl beschikbaar worden gesteld, waarbij de wijzigingen zichtbaar zijn opgenomen in de
doorlopende tekst. Het LO GBA en het LO RNI worden gezien hun status van technische
beschrijving niet als zodanig toegelicht. Op de technische aanpassingen wordt hier
dan ook verder niet ingegaan. Dat neemt niet weg dat de aanpassing van het LO GBA
en het LO RNI in verband met de invoering van een nieuwe webapplicatie wel moet worden
toegelicht. Het betreft namelijk een wijziging die ingevolge artikel 4.15, derde lid,
onderdeel d, van de Wet BRP onder het overgangsrecht valt. Op grond van dit artikel
kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van de artikelen
3.5 en 3.6 van de Wet BRP, waarin de plaatsonafhankelijke verstrekking van gegevens
door het college van burgemeester en wethouders aan overheidsorganen en derden geregeld
wordt, in verband met de overgang van de oude GBA voorzieningen naar de nieuwe BRP
voorzieningen. De nieuwe webapplicatie maakt het voor gemeenten mogelijk om vanuit
de centrale voorziening GBA-verstrekkingen alle gegevens betreffende een ingeschrevene
te raadplegen, die op zijn persoonslijst zijn opgenomen. In het gewijzigde LO GBA
en het gewijzigde LO RNI is aangegeven dat de raadpleging van gegevens in de BRP met
gebruikmaking van de hiervoor genoemde webapplicatie dient ten behoeve van de bijhouding
en in het kader van de uitoefening van de rechten van de betrokken ingeschrevene zelf.
Dit betekent dat deze applicatie niet mag worden toegepast voor het doen van (plaatsonafhankelijke)
verstrekkingen van de geraadpleegde gegevens door een college van burgemeester en
wethouders aan overheidsorganen of derden als bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6 van
de Wet BRP. De reden daarvoor is dat deze applicatie niet voorziet in centrale protocollering
van dergelijke verstrekkingen, zoals die uiteindelijk wel zal plaatsvinden na volledige
invoering van het nieuwe Logisch Ontwerp BRP. Het doen van plaatsonafhankelijke verstrekkingen
zou in de huidige situatie leiden tot een decentrale protocollering van de gegevensverstrekking
bij alle gemeenten afzonderlijk. De burger die vervolgens wil weten aan wie over hem
gegevens zijn verstrekt uit de BRP zou daardoor gedwongen worden dit bij iedere gemeente
na te gaan. Dit dient te worden beschouwd als een te grote beperking van de rechten
van de burger om kennis te nemen van de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens.
Plaatsonafhankelijke verstrekkingen zijn op grond van het LO GBA dan ook niet toegestaan.
Het bovengenoemde protocolleringsprobleem bestaat niet waar het gaat om de verstrekking
van gegevens aan overheidsorganen en derden over personen die als niet-ingezetene
in de BRP zijn geregistreerd, indien deze verstrekking plaatsvindt door het college
van burgemeester en wethouders van een gemeente waar zich een inschrijfvoorziening
voor niet-ingezetenen bevindt als bedoeld in artikel 2.64 van de Wet BRP. Dat dergelijke
verstrekkingen op grond van artikel 3.5 en 3.6 van de Wet BRP hier wel kunnen plaatsvinden
vloeit voort uit paragraaf 5.3.2 van het LO RNI, waarin is vastgelegd dat voor deze
verstrekkingen door het desbetreffende college de RNI kan worden gebruikt. In het
RNI-systeem worden de verstrekkingen van gegevens over niet-ingezetenen wel centraal
geprotocolleerd.
3. Wijziging van aantekeningen in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling
In artikel 2.7 van de Wet BRP is bepaald dat in de BRP over de ingeschrevene gegevens
in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling worden opgenomen. In de artikelen
23 en 32 van het Besluit BRP is geregeld dat deze gegevens nader worden uitgewerkt
bij ministeriële regeling. In artikel 14 van de Regeling BRP is bepaald dat deze gegevens
in verband met het verblijfsrecht zijn opgenomen in bijlage 7 bij de regeling. In
verband met de inwerkingtreding van een tweetal wetten worden in deze bijlage twee
wijzigingen doorgevoerd (zie Artikel I, onderdeel I).
Onderdeel b van bijlage 7 bij de Regeling BRP wordt opnieuw vastgesteld in verband
met de inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Wet arbeid
vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn
2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende
één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van
derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede
inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal
in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343) per 1 april 2014. Op grond van deze
wet is de tewerkstellingsvergunning opgevolgd door twee soorten vergunningen: de tewerkstellingsvergunning
en de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. In allebei de situaties vindt
een individuele toetsing plaats over de vraag of arbeid is toegestaan bij een bepaalde
werkgever; het zijn daardoor even sterke rechten en de vergunningen zijn vergelijkbaar.
De tewerkstellingsvergunning was al geregeld in onderdeel b van bijlage 7 van de Regeling
BRP en wordt met deze wijziging aangevuld met de gecombineerde vergunning. In de omschrijving
van de aantekening wordt verwezen naar artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000 zoals
het artikel is komen te luiden na inwerkingtreding van de genoemde wet. Het onderdeel
van de regeling dat hier betrekking op heeft (Artikel I, onderdeel I, onder 1) zal
daarom met terugwerkende kracht in werking treden tot en met 1 april 2014, omdat dit
de datum is waarop de wet op grond waarvan deze wijziging wordt doorgevoerd in werking
is getreden.
Onderdeel v van bijlage 7 bij de Regeling BRP is opnieuw vastgesteld in verband met
de inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet
2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria
en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling
van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde
land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180)
per 1 januari 2014, op grond waarvan in artikel 8, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet
2000 een nieuwe toelatingsgrond is opgenomen. Daaraan was behoefte naar aanleiding
van het arrest Cimade van het HvJEU van 27 september 2012, C-179/11, waarin is geoordeeld
dat de vreemdeling die kan worden overgedragen op grond van de Dublinverordening 2 (de zogenaamde Dublinclaimant) na een afwijzende asielbeschikking rechtmatig verblijf
en recht op opvang heeft op grond van de Opvangrichtlijn3 tot aan de effectieve overdracht. Met de wijziging van onderdeel v van bijlage 7
bij de Regeling BRP wordt het mogelijk gemaakt om een aantekening op te nemen in de
BRP met betrekking tot deze nieuwe verblijfsgrond. Daarnaast wordt onderdeel v van
bijlage 7 zodanig gewijzigd dat geen nieuwe aantekeningen meer gemaakt kunnen worden
in de basisregistratie personen, dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in afwachting
van de indiening tot een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als
bedoeld in het voormalige artikel 8, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze
verblijfsgrond is met de inwerkingtreding van de bovengenoemde wet namelijk komen
te vervallen, omdat daarin het formele moment van de asielaanvraag van de vreemdeling
naar voren is gehaald en de vreemdeling daarmee gedurende de periode van rust en voorbereiding,
die door de wijziging na het moment van de asielaanvraag is komen te vallen, al op
grond van artikel 8, onderdeel f, van de Vreemdelingenwet 2000 verblijf heeft in afwachting
op de beslissing van een asielaanvraag. In onderdeel v van bijlage 7 is deze nieuwe
toelatingsgrondslag van artikel 8, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet 2000 opgenomen
in de plaats van de geschrapte oude toelatingsgrondslag zoals voor de inwerkingtreding
van de wet in artikel 8, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet 2000 was opgenomen.
De inwerkingtreding van deze aantekening is afhankelijk van de inwerkingtreding van
de genoemde wijziging van de Vreemdelingenwet 2000. Alhoewel de wijziging van de Vreemdelingenwet
2000 in werking is getreden op 1 januari 2014, zal de inwerkingtreding van het onderdeel
terugwerken tot en met 6 januari 2014, aangezien dit de datum betreft waarop de Wet
BRP in werking is getreden.
4. Overige wijzigingen
In artikel 17 van de Regeling BRP was een verkeerde verwijzing opgenomen naar artikel
1 van het Uitvoeringsbesluit WTZi. Verwezen diende te worden naar artikel 1.2 van
dat besluit. Die omissie is hersteld (zie Artikel I, onderdeel C).
In bijlage 6 (Bewaring van geschriften en andere bescheiden) is de bewaartermijn voor
bescheiden betreffende het opnemen of wijzigen van gegevens met betrekking tot Nederlandse
reisdocumenten verlengd van 11 jaar naar 16 jaar (zie Artikel I, onderdeel H). Deze
wijziging houdt verband met de verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en
Nederlandse identiteitskaarten van 5 jaar naar 10 jaar als gevolg van de eerder genoemde
wijziging van de Paspoortwet.
De wijziging van bijlage 8 (De administratieve gegevens) is een gevolg van de wettelijke
verplichting dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit in de BRP worden opgenomen
naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander
wordt behandeld (artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 4 en artikel 2.69, eerste
lid, onderdeel a, onder 2, van de Wet BRP). Daardoor is het noodzakelijk om in de
BRP naast de gegevens omtrent de verkrijging of het verlies van de Nederlandse nationaliteit
ook gegevens te registreren omtrent het opnemen of beëindigen van vreemde nationaliteiten.
Dit heeft ertoe geleid dat in bijlage 8 twee nieuwe administratieve gegevens zijn
toegevoegd (zie Artikel I, onderdeel J).
De wijzigingen in bijlage 10 (Het autorisatie-aanvraagformulier) hebben onder andere
betrekking op de beëindiging van de bijhouding van de gegevens ‘lengte houder’ en
‘bezit buitenlands reisdocument’ in de BRP. Deze gegevens worden uit de systemen verwijderd.
De verstrekking van deze gegevens uit de BRP kan dan ook niet meer worden aangevraagd
en daarom worden deze niet meer vermeld op het autorisatie-aanvraagformulier (zie
Artikel I, onderdeel K). Daarnaast worden vanwege de wettelijke verplichting dat geen
gegevens over een vreemde nationaliteit in de BRP worden opgenomen, naast gegevens
over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld,
nu ook gegevens geregistreerd in de BRP omtrent het opnemen of beëindigen van vreemde
nationaliteiten. In verband hiermee worden de gegevens ‘reden verkrijging Nederlandse
nationaliteit’ en ‘reden verlies Nederlandse nationaliteit’ in de gegevensset op het
autorisatie-aanvraagformulier gewijzigd in ‘reden opname nationaliteit’ en ‘reden
beëindigen nationaliteit’. Deze redenen omvatten zowel de redenen die samenhangen
met het verkrijgen of verliezen van de Nederlandse nationaliteit als de redenen voor
het opnemen en beëindigen van vreemde nationaliteiten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk