Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 29 juni 2015, nr. IenM/BSK-2015/2371 tot aanwijzing van het wegennet bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 1, onderdeel h, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels en artikel 11b, eerste lid, van de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken

BESLUIT:

Artikel 1

Als het wegennet, bedoeld artikel 1, onderdeel h, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels en artikel 11b, eerste lid, van de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken wordt aangewezen het Nederlandse deel van het wegennet, opgenomen in bijlage 1 van de verordening EU nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tot aanwijzing van het Nederlands deel van het trans-Europees wegennet (TEN-T).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Met deze regeling wordt het Nederlandse deel van het TEN-T netwerk als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels en artikel 11b, eerste lid, van de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken aangewezen. Die aanwijzing is van belang voor de reikwijdte van die wettelijke regelingen omdat sommige van de vereisten die daarin staan alleen gelden voor zover het een tunnel of een weg betreft binnen dat TEN-T netwerk. Het is daarom nodig om in de regelgeving duidelijk te maken wat dat netwerk is. Het netwerk is neergelegd in Europese regelgeving. Uit de implementatie van zowel de richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEU L 167, gerectificeerd bij PbEU L 201) als richtlijn nr. 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU L 319) volgt dat in de Nederlandse wetgeving wordt verwezen naar het TEN-T netwerk.

Tot 1 januari j.l. vond de aanwijzing op wetsniveau plaats. Echter, de plaats van het TEN-T Netwerk in de Europese regelgeving is een aantal keer gewijzigd. De beschikking waar de wettelijke aanwijzing tot 1 januari 2015 naar verwees (Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad) dateerde van 1996 en is in 2010 opgevolgd door een ander besluit (Besluit nr. 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende uniale richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (PbEU L240)). Dat laatste besluit is vervolgens per 1 januari 2014 vervangen door een verordening (Verordening 1315/2013).

Het is gezien die opeenvolgende wijzigingen wenselijk de verwijzing naar het EU-besluit waarin het voor de genoemde wetten van belang zijnde netwerk wordt aangewezen niet langer op wetsniveau, maar op het niveau van een ministeriële regeling aan te wijzen. Dat vereenvoudigt eventuele toekomstige aanpassingen van die verwijzing.

De reparatiewet Infrastructuur en Milieu (Stb. 2014, 581) die mogelijk maakt dat het netwerk bij ministeriële regeling kan worden aangewezen is reeds per 1 januari 2015 in werking getreden, vandaar dat deze regeling terugwerkt tot en met die datum. Omdat deze regeling gelet op het bovenstaande zowel een reparatieregeling als implementatie van Europese regelgeving betreft, wordt gebruik gemaakt van de daartoe bestaande uitzonderingsgronden om de regeling in afwijking van de vaste verandermomenten en minimum invoeringstermijnen in werking te doen treden (Zie Aanwijzing 174, vierde lid, onderdelen c en d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De regeling heeft geen milieueffecten, geen bedrijfseffecten en heeft geen effect op administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Omdat deze regeling geen ingrijpende verandering teweeg brengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk heeft over het ontwerp van deze regeling geen internetconsultatie plaatsgevonden (Zie zevende uitzonderingsgrond Kabinetsstandpunt internetconsultatie; Kamerstukken 29 279, nr 114).

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven