TOELICHTING
Algemeen
Deze wijziging van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met inkomen
(hierna: de Regeling samenloop) heeft ten eerste tot doel om alle inkomensbestanddelen die tot inkomen worden gerekend bij de vaststelling van het
fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage, in de Regeling samenloop op te nemen. In
de situatie voor 1 juli 2015 was dit in twee regelingen geregeld, te weten de Regeling
samenloop én in de artikelen 7 en 11a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
(hierna: Schattingsbesluit). In de tweede plaats wordt bij voornoemd inkomen een subcategorie
van inkomensbestanddelen onderscheiden die tot het begrip ‘loon’ worden gerekend.
De reden daarvan wordt hierna toegelicht.
In de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen (hierna: WAZ) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
(hierna: Wajong) vindt inkomstenverrekening plaats door middel van het vaststellen
van een fictief arbeidsongeschiktheidspercentage. Het vaststellen van dit fictieve
arbeidsongeschiktheidspercentage wordt gedaan op het moment dat de gerechtigde meer
verdient dan zijn resterende verdiencapaciteit. De uitkering wordt uitbetaald op basis
van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Het recht op de uitkering blijft
bestaan op grond van het formele arbeidsongeschiktheidspercentage. Na een periode
van 5 jaar wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV)
beoordeeld of het formele arbeidsongeschiktheidspercentage moet worden aangepast.
In het kader van de inkomstenverrekening in de WAO, WAZ en oWajong is met de Verzamelwet
SZW 20151 (Stb. 2014, 504) geregeld dat voor de gerechtigden die in dienstbetrekking werken of hebben gewerkt,
het loon geacht wordt te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever
of inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan. Hiertoe is een nieuw tweede
lid opgenomen in de artikelen 44 van de WAO, 58 van de WAZ en 3:48 van de Wajong.
Door deze wijziging is mogelijk om bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage
gebruik te maken van de loongegevens uit de polisadministratie en hoeft het UWV geen
loonstroken meer op te vragen bij de gerechtigde zelf. Dit maakt een meer geautomatiseerde
uitvoering van de inkomstenverrekening in de genoemde wetten mogelijk, met een besparing
op de uitvoeringskosten van € 8 miljoen per jaar.
In de situatie voor 1 juli 2015 werd het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage
vastgesteld door een uurloonvergelijking, dat wil zeggen dat het maatmaninkomen per
uur werd vergeleken met het verdiende inkomen per uur. Doordat de loongegevens in
de polisadministratie slechts per aangiftetijdvak bekend zijn, dient het fictieve
arbeidsongeschiktheidspercentage, althans als de arbeidsongeschikte in dienstbetrekking
werkt of heeft gewerkt, voortaan per aangiftetijdvak te worden vastgesteld. Deze zogenaamde
periodeloonvergelijking is geregeld door een aanpassing van het Schattingsbesluit,
die tegelijk met de onderhavige regeling op 1 juli 2015 in werking treedt. In een
nieuw artikel 10a van het Schattingsbesluit is ten eerste bepaald dat als een arbeidsongeschikte
in dienstbetrekking werkt of heeft gewerkt, het maatmaninkomen per uur wordt herleid
naar een maatmaninkomen per aangiftetijdvak. Ten tweede is bepaald dat het fictieve
arbeidsongeschiktheidspercentage wordt bepaald door dat maatmaninkomen per aangiftetijdvak
te vergelijken met het in een aangiftetijdvak genoten loon. Voor het begrip ‘loon’
wordt verwezen naar de in de vorige alinea genoemde bepalingen, terwijl in de huidige
situatie daarvoor wordt verwezen naar artikel 7, eerste lid, onderdeel a, juncto derde
lid, van het Schattingsbesluit. Omdat de onderhavige wijziging onder andere tot doel
heeft om alle inkomensbestanddelen bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage
in de Regeling samenloop te regelen, worden voornoemde bepalingen van het Schattingsbesluit
in artikel 2 van de Regeling samenloop opgenomen. Daarnaast is in de huidige situatie
de Regeling samenloop van toepassing als de arbeidsongeschikte die in dienstbetrekking
werkt of heeft gewerkt, een uitkering ontvangt vanwege ziekte (waaronder loondoorbetaling),
werkloosheid e.d. uit die dienstbetrekking. Omdat het de bedoeling is dat in dat geval
de periodeloonvergelijking blijft worden toegepast, worden de bedoelde uitkeringen
e.d. ook als loon aangemerkt in artikel 2 van de Regeling samenloop. De onderhavige
regeling brengt dus geen uitbreiding of beperking mee van de inkomensbestanddelen
die worden meegeteld bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage.
Wel nieuw is dat wordt omschreven wat onder loon wordt verstaan, omdat in dat geval
een periodeloon- in plaats van een uurloonvergelijking moet worden toegepast op grond
van artikel 10a van het Schattingsbesluit.
De uurloonvergelijking wordt straks nog wel toegepast als een arbeidsongeschikte een
inkomen uit arbeid verdient (bijvoorbeeld resultaat uit overige werkzaamheden of winst),
maar dat niet verdient in een verzekeringsplichtige dienstbetrekking. In de situatie
voor 1 juli 2015 was in artikel 7, eerste lid, onderdeel b tot en met d, tweede lid
juncto derde lid, van het Schattingsbesluit geregeld wat in dat geval onder inkomen
werd verstaan. Door de onderhavige regeling worden deze bepalingen in artikel 2a van
de Regeling samenloop opgenomen. Voorts worden in dat artikel de hiervoor genoemde
uitkeringen e.d. genoemd, indien zij niet worden ontvangen uit een dienstbetrekking
(bijvoorbeeld op grond van een vrijwillige verzekering). Ook dit brengt dus geen uitbreiding
of beperking mee van de inkomensbestanddelen die worden meegeteld bij de vaststelling
van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Wel nieuw is dat nu in artikel
2a van de Regeling samenloop is geregeld wat onder inkomen wordt verstaan bij de uurloonvergelijking
op grond van artikel 10 van het Schattingsbesluit.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (artikel 1)
In artikel 2, eerste lid, onderdeel b en artikel 2a, eerste lid, onderdeel c, ten
tweede, van de Regeling samenloop wordt het begrip loondervingsuitkering geïntroduceerd.
In artikel 1, onderdeel h, is omschreven wat onder dit begrip wordt verstaan. Deze
bepaling is identiek aan artikel 1, onderdeel k, van het Schattingsbesluit.
Artikel I, onderdeel B (artikel 2)
In artikel 2 is bepaald wat onder loon wordt verstaan in de zin van de artikelen 44,
tweede lid, van de WAO, 58, tweede lid, van de WAZ en 3:48, tweede lid, van de Wajong.
Eerste lid
Voor het loonbegrip wordt verwezen naar artikel 16 van de Wfsv, met dien verstande
dat een aantal uitkeringen daarvan wordt uitgezonderd. Dit is het SV-loon dat het
UWV uit de polisadministratie kan halen. Deze bepaling is identiek aan artikel 7,
eerste lid, onderdeel a juncto derde lid, van het Schattingsbesluit.
Tweede lid
In het tweede lid zijn enkele uitkeringen opgenomen die, als deze worden ontvangen
omdat de betrokkene arbeid in een dienstbetrekking verricht of heeft verricht, als
loon worden aangemerkt.
Deze uitkeringen waren voor 1 juli 2015 in artikel 2, eerste lid, van de Regeling
samenloop opgenomen. De onderdelen a, d en h zijn niet overgenomen, omdat bij die
uitkeringen niet de uitkering zelf als loon wordt aangemerkt, maar het loon dat de
betrokkene genoot voordat hij de uitkering ontving. Zie artikel 3, tweede lid, van
de Regeling samenloop zoals die luidde voor 1 juli 2015 (dat is het nieuwe artikel
2, vierde lid).
Derde lid
Indien één van de in het tweede lid genoemde uitkeringen, of een uitkering op grond
van de Ziektewet (ZW), de Werkloosheidswet (WW) of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de
Wet arbeid en zorg (Wazo) die wordt ontvangen vanwege eerder verrichte arbeid in dienstbetrekking,
geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald vanwege een sanctie of wachttijd, wordt
voor de vaststelling van het loon gedaan alsof deze uitkering wel volledig is uitbetaald.
Op deze wijze wordt voorkomen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verhoogd,
waardoor het doel van de sanctie of wachttijd niet zou worden bereikt. Deze bepaling
is inhoudelijk identiek aan het oude artikel 3, eerste lid.
Vierde lid
Indien een uitkering op grond van de ZW, de WW of de Wazo wordt ontvangen vanwege
eerder verrichte arbeid in dienstbetrekking, dan wordt vanaf de eerste dag van dat
aangiftetijdvak als loon aangemerkt het loon dat de betrokkene genoot in het aangiftetijdvak
voor het aangiftetijdvak waarin het recht op uitkering is ontstaan. Voorheen werd
gekeken naar het laatstelijk verdiende loon, dit komt in de meeste gevallen overeen
met het loon in het aangiftetijdvak waar vanaf 1 juli 2015 naar gekeken zal worden.
Daarom wordt het loon in het voorgaande aangiftetijdvak vanaf de eerste dag van het
aangiftetijdvak waarin de uitkering aanvangt aangemerkt als loon. Indien de uitkering
halverwege het aangiftetijdvak eindigt, zal het loon uit het aangiftetijdvak voor
het aangiftetijdvak waarin de uitkering is aangevangen, prorata worden toegerekend
aan die periode. Door dit lid wordt voorkomen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering
toeneemt op het moment dat de betrokkene ziek of werkloos wordt dan wel met zwangerschapsverlof
gaat. De ratio van deze bepaling is inhoudelijk gelijk aan die van het oude artikel
3, tweede lid.
Vijfde en zesde lid
In het geval de betrokkene recht heeft op loondoorbetaling of bezoldiging vanwege
ziekte dan wel een daarmee overeenkomende inkomensoverdracht om niet wordt als loon
aangemerkt het loon dat werd genoten in het laatste aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak
waarin dat recht op loon of bezoldiging vanwege ziekte is ontstaan. Per abuis was
bovenstaande niet geregeld voor de overeenkomende inkomensoverdracht om niet, deze
omissie wordt in het zesde lid hersteld. Het loon uit het voorgaande aangiftetijdvak
wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin het recht op doorbetaling
van het loon of de bezoldiging is ontstaan, aangemerkt als loon. Indien geen recht
op loon of de bezoldiging bestaat omdat de betrokkene een verplichting niet is nagekomen,
wordt gedaan alsof er wel recht op doorbetaling van loon of bezoldiging bestaat. Het
vijfde lid is qua strekking gelijk aan het oude artikel 2, tweede lid juncto artikel
3, vijfde lid, van de Regeling samenloop. Het zesde lid is qua strekking gelijk aan
het oude artikel 2, tweede lid juncto artikel 3, zesde lid, van de Regeling samenloop.
Zevende lid
In het geval betrokkene recht heeft op pensioen of prepensioen, of verlof heeft opgenomen,
wordt als loon aangemerkt het loon dat de betrokkene genoot in het laatste aangiftetijdvak
voor het aangiftetijdvak waarin dat recht op pensioen of prepensioen is ingegaan of
het verlof is aangevangen. Voorheen werd gekeken naar het laatstelijk verdiende loon,
dit zal in de meeste gevallen overeenkomen met het loon in het aangiftetijdvak waar
vanaf 1 juli 2015 naar gekeken zal worden. Daarom geldt hier dat in het aangiftetijdvak
waarin het verlof, pensioen of prepensioen aanvangt vanaf de eerste dag van dat aangiftetijdvak
wordt loon uit het voorgaande aangiftetijdvak wordt aangemerkt als loon. Indien het
verlof, pensioen of prepensioen halverwege het aangiftetijdvak eindigt, zal het loon
uit het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het verlof, pensioen of prepensioen
is aangevangen, prorata worden toegerekend aan die periode. De ratio van deze bepaling
is inhoudelijk gelijk aan die van het oude artikel 3, vierde lid.
Achtste lid
Met het achtste lid wordt geregeld dat het UWV bij verrekening van loon uit kan gaan
van het opgebouwde bedrag van vakantiebijslag en extra periodiek salaris en het uitbetaalde
bedrag van vakantiebijslag en extra periodiek salaris buiten beschouwing kunnen laten.
Hiermee wordt voorkomen dat het onvoldoende verspreid wordt meegerekend waardoor de
ene maand de uitkering veel lager zou zijn dan in een andere maand. Deze mogelijkheid
geldt niet voor andere incidentele uitbetalingen, zoals overwerkvergoedingen, bonussen
et cetera. Het beperken van deze mogelijkheid tot vakantiegeld en extra periodiek
salaris is gelegen in het feit dat vakantiegeld en extra periodiek salaris algemeen
voorkomen en de hoogte daarvan in sterke mate voorspelbaar is. Vaak betreft het een
vast percentage van het loon. Door uit te gaan van het opgebouwde bedrag krijgt de
uitkeringsgerechtigde een constanter inkomen. Deze bepaling is inhoudelijk identiek
aan artikel 11a, eerste lid, van het Schattingsbesluit.
Artikel I, onderdeel C (Artikel 2a)
In artikel 2a wordt bepaald wat onder inkomen in de zin van de artikelen 44, eerste
lid, van de WAO, 58, eerste lid, van de WAZ en 3:48, eerste lid van de Wajong wordt
verstaan. Ook hiervoor geldt dat er geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de
praktijk voor 1 juli 2015 wordt beoogd.
Eerste lid
Het begrip inkomen bestaat uit meerdere inkomensbestanddelen. Ten eerste is loon een
onderdeel van inkomen; vandaar dat in onderdeel a wordt verwezen naar hetgeen is bepaald in artikel 2.
Daarnaast kunnen de uitkeringen die in artikel 2, tweede lid, zijn opgenomen bijvoorbeeld
ook worden verkregen op grond van een vrijwillige verzekering. In dat geval wordt
de uitkering niet verkregen in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking.
In onderdeel b wordt geregeld dat de uitkering in dat geval wordt aangemerkt als inkomen.
Voor de onderdelen c tot en met e wordt verwezen naar de toelichting van artikel 7 van het Schattingsbesluit. Deze
onderdelen zijn namelijk identiek aan artikel 7, eerste lid, onderdelen b tot en met
d juncto derde lid, van het Schattingsbesluit.
Tweede lid
Deze bepaling is analoog aan artikel 2, derde lid, ingeval de uitkering niet wordt
genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht.
In dit geval wordt de volledige uitkering als inkomen aangemerkt.
Derde lid
Er kan geen sprake zijn van een negatieve uitkering. Daarom wordt in het geval het
resultaat uit overige werkzaamheden of winst een negatief bedrag bedragen, deze bedragen
op nihil gesteld. Deze bepaling is identiek aan artikel 7, tweede lid, van het Schattingsbesluit.
Vierde lid
Deze bepaling is analoog aan artikel 2, vierde lid, ingeval de uitkering niet wordt
genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht.
In dit geval wordt het inkomen dat werd genoten voordat het recht op uitkering ontstond,
als inkomen aangemerkt.
Vijfde lid
Deze bepaling is analoog aan artikel 2, zevende lid, ingeval de betrokkene met pensioen,
prepensioen of verlof gaat, maar niet vanuit een verzekeringsplichtige dienstbetrekking.
In dit geval wordt het inkomen dat werd genoten voordat de betrokkene met pensioen
of prepensioen ging of het verlof aanving, als inkomen aangemerkt.
Zesde lid
Deze bepaling is analoog aan artikel 2, negende lid, ingeval de betrokkene inkomen
geniet uit een niet verzekeringsplichtige dienstbetrekking.
Artikel I, onderdeel D (artikel 3)
In artikel 3, eerste lid, wordt geregeld wat voorheen in artikel 3, derde lid, werd
geregeld en artikel 3, tweede lid, komt overeen met het oude artikel 3, zevende lid.
Deze leden zijn alleen redactioneel aangepast. De overige leden van het oude artikel
3 zijn opgenomen in artikelen 2 en 2a. Hieronder een schematisch overzicht waar de
voorheen in artikel 3 opgenomen bepalingen na 1 juli 2015 terug zijn te vinden.
Artikel 3 voor 1 juli 2015
|
Artikel 2 na 1 juli 2015
|
Artikel 2a na 1 juli 2015
|
Artikel 3 na 1 juli 2015
|
Eerste lid
|
Derde lid
|
Tweede lid
|
–
|
Tweede lid
|
Vierde lid
|
Vierde lid
|
–
|
Derde lid
|
–
|
–
|
Eerste lid
|
Vierde lid
|
Zevende lid
|
Vijfde lid
|
–
|
Vijfde lid
|
Vijfde lid
|
–
|
–
|
Zesde lid
|
Zesde lid
|
–
|
–
|
Zevende lid
|
–
|
–
|
Tweede lid
|
Artikel I, onderdelen E en F (artikelen 6 en 7)
Dit betreft een aanpassing van verwijzingen in de artikelen 6 en 7.
Artikel I, onderdeel G (artikel 8a)
Met dit artikel worden de verwijzingen naar de delegatiegrondslagen van deze regeling
aangepast. De nu genoemde Algemene Arbeidsongeschiktheidswet bestaat niet langer en
de verwijzing naar artikel 44, vijfde en zesde lid, is niet langer correct. Vandaar
dat nu wordt verwezen naar de artikelen 44, achtste lid, van de WAO, 58, zevende lid
van de Waz en 3:48, achtste lid van Wajong, waarin is opgenomen dat er op het niveau
van een ministeriele regeling kan worden geregeld wat er onder inkomen en loon wordt
verstaan voor deze artikelen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher