Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 juni 2015, 2015-0000157599, tot wijziging van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen vanwege de invoering van periodeloonvergelijking in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 44, achtste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 58, zevende lid van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en 3:48, achtste lid van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. loondervingsuitkeringen:

    • 1°. uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet;

    • 2°. uitkeringen op grond van de Ziektewet;

    • 3°. hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of de bezoldiging op grond van artikel 76a van de Ziektewet;

    • 4°. uitkeringen op grond van de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

    • 5°. uitkeringen bij ziekte of werkloosheid op grond van een regeling die geldt voor personen die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Ziektewet onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Werkloosheidswet, niet op grond van die wet verzekerd zijn;

    • 6°. een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

    • 7°. uitkeringen op grond van de wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, een andere Mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie die naar aard en strekking overeenkomen met de uitkeringen, bedoeld onder 1° tot en met 6°;

    • 8°. uitkeringen en inkomensvoorzieningen op grond van de Wet WIA, de WAO, de Waz en de Wajong en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die daarmee naar hun strekking overeenkomen.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Onder loon als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, van de WAO, 58, tweede lid, van de Waz en 3:48, tweede lid, van de Wajong wordt verstaan het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer in de zin van die wet, met uitzondering van:

    • a. het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

    • b. loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;

    • c. de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;

    • d. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in artikel 39d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald extra verlof.

  • 2. Onder loon als bedoeld in de artikelen 44, tweede lid, van de WAO, 58, tweede lid, van de Waz en 3:48, tweede lid, van de Wajong, wordt tevens verstaan een van de volgende uitkeringen, indien deze wordt genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht:

    • a. een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet op grond van die wet verzekerd zijn;

    • b. een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

    • c. een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet op grond van die wet verzekerd zijn;

    • d. een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

    • e. een uitkering als bedoeld in de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

    • f. een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

  • 3. Indien de uitkering, bedoeld in het tweede lid, of een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg wegens het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald, wordt voor de vaststelling van het loon gehandeld alsof die uitkering wel volledig is uitbetaald.

  • 4. Indien betrokkene recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg wegens het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, wordt, vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin de uitkering aanvangt, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het recht ontstond op die uitkering.

  • 5. Ingeval recht ontstaat op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of van bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin dat recht is ontstaan, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging. Indien geen recht op doorbetaling van het loon of bezoldiging bestaat door toepassing van artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 76b, eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.

  • 6. Indien recht bestaat op doorbetaling van het loon of bezoldiging die naar aard en strekking overeenkomt met loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin dat recht is ontstaan, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging. Indien geen recht op doorbetaling van het loon of bezoldiging bestaat op gronden die naar aard en strekking overeenkomen met artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76b, eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.

  • 7. Indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht ontstond op pensioen of prepensioen, tevens onder loon verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht op pensioen of prepensioen ontstond.

  • 8. Bij de vaststelling van het loon kan het in de relevante aangiftetijdvakken opgebouwde bedrag aan vakantie bijslag en extra periodiek salaris in aanmerking worden genomen in plaats van het in de relevante aangiftetijdvakken betaalde bedrag aan vakantiebijslag en extra periodiek salaris.

C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. Onder inkomen als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, van de WAO, 58, eerste lid, van de Waz en 3:48, eerste lid, van de Wajong wordt verstaan:

    • a. het loon, bedoeld in artikel 2;

    • b. de volgende uitkeringen die worden genoten omdat betrokkene anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht of heeft verricht:

      • 1°. een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet op grond van die wet verzekerd zijn;

      • 2°. een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

      • 3°. een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, die geldt voor personen, die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet op grond van die wet verzekerd zijn;

      • 4°. een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

      • 5°. een uitkering als bedoeld in de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

      • 6°. een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale wetgeving van een ander land;

    • c. het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, voor zover de verzekerde of de jonggehandicapte niet als werknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet financiering sociale verzekeringen, inkomen verdient, met uitzondering van:

      • 1°. het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

      • 2°. loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;

      • 3°. de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;

      • 4°. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in artikel 39d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald extra verlof;

    • d. het belastbaar loon of het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1, onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 3.92 van die wet, voor zover de verzekerde of de jonggehandicapte geen werknemer is als bedoeld in de artikel 2, eerste lid, of onderdeel b;

    • e. de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van die wet, niet geacht worden te behoren tot de winst.

  • 2. Indien een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg die niet wordt genoten in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald, wordt voor de vaststelling van het inkomen gehandeld alsof die uitkering wel volledig is uitbetaald.

  • 3. Indien de berekening van het resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, of de winst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, leidt tot een negatief bedrag, wordt het resultaat, onderscheidenlijk de winst op nihil gesteld.

  • 4. Indien betrokkene recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, de WW of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg, wordt, indien deze niet wordt genoten in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat laatstelijk werd genoten voor aanvang van de ongeschiktheid tot werken, de werkloosheid of het ontstaan van het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg.

  • 5. Indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, wordt, indien betrokkene geen werknemer is in de zin van artikel 2, eerste lid, tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat laatstelijk werd genoten voor aanvang van dat verlof, pensioen of prepensioen.

  • 6. Bij de vaststelling van het inkomen kan het in de relevante aangiftetijdvakken opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag en extra periodiek salaris in aanmerking worden genomen in plaats van het in de relevante aangiftetijdvakken betaalde bedrag aan vakantiebijslag en extra periodiek salaris.

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Het aan de persoon uit te betalen bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in de artikelen 2, derde, vierde, vijfde of zesde lid en 2a, tweede of vierde lid, wordt niet verder beperkt dan tot het volle bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, verminderd met het bedrag van een in artikel 2, vierde lid, of artikel 2a, vierde lid, bedoelde uitkering dan wel het op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek ontvangen loon.

  • 2. In afwijking van artikel 2, vierde, vijfde, zesde of zevende lid, en artikel 2a, vierde of vijfde lid, wordt bij een per aangiftetijdvak wisselend loon of inkomen, als loon of inkomen aangemerkt het gemiddelde van het loon of inkomen in de drie aangiftetijdvakken voor het aangiftetijdvak waarin:

    • a. recht ontstond op loondoorbetaling als bedoeld in artikel 2, vijfde of zesde lid,

    • b. recht ontstond op uitkering als bedoeld in artikel 2, vierde lid, of artikel 2a, vierde lid; of

    • c. waarin het pensioen, prepensioen of verlof, bedoeld in artikel 2, zevende lid of artikel 2a, vijfde lid, aanving.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘Artikel 3, vierde lid, is niet van toepassing’ wordt vervangen door: De artikelen 2, vierde lid, en 2a, vierde lid, zijn niet van toepassing.

2. ‘met dien verstande dat in geval van verlof artikel 3, vierde lid, buiten toepassing blijft tot het einde van die verlofperiode’ wordt vervangen door: met dien verstande dat in geval van verlof de artikelen 2, vierde lid, en 2a, vierde lid, buiten toepassing blijven tot het einde van die verlofperiode.

F

In artikel 7 wordt ‘ Artikel 3, vierde lid, is niet van toepassing’ vervangen door: De artikelen 2, vierde lid, en 2a, vierde lid, zijn niet van toepassing.

G

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

Deze regeling berust op de artikelen 44, achtste lid, van de WAO, 58, zevende lid van de Waz en 3:48, achtste lid van Wajong.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 juni 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met inkomen (hierna: de Regeling samenloop) heeft ten eerste tot doel om alle inkomensbestanddelen die tot inkomen worden gerekend bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage, in de Regeling samenloop op te nemen. In de situatie voor 1 juli 2015 was dit in twee regelingen geregeld, te weten de Regeling samenloop én in de artikelen 7 en 11a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit). In de tweede plaats wordt bij voornoemd inkomen een subcategorie van inkomensbestanddelen onderscheiden die tot het begrip ‘loon’ worden gerekend. De reden daarvan wordt hierna toegelicht.

In de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong) vindt inkomstenverrekening plaats door middel van het vaststellen van een fictief arbeidsongeschiktheidspercentage. Het vaststellen van dit fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage wordt gedaan op het moment dat de gerechtigde meer verdient dan zijn resterende verdiencapaciteit. De uitkering wordt uitbetaald op basis van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Het recht op de uitkering blijft bestaan op grond van het formele arbeidsongeschiktheidspercentage. Na een periode van 5 jaar wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) beoordeeld of het formele arbeidsongeschiktheidspercentage moet worden aangepast.

In het kader van de inkomstenverrekening in de WAO, WAZ en oWajong is met de Verzamelwet SZW 20151 (Stb. 2014, 504) geregeld dat voor de gerechtigden die in dienstbetrekking werken of hebben gewerkt, het loon geacht wordt te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan. Hiertoe is een nieuw tweede lid opgenomen in de artikelen 44 van de WAO, 58 van de WAZ en 3:48 van de Wajong. Door deze wijziging is mogelijk om bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage gebruik te maken van de loongegevens uit de polisadministratie en hoeft het UWV geen loonstroken meer op te vragen bij de gerechtigde zelf. Dit maakt een meer geautomatiseerde uitvoering van de inkomstenverrekening in de genoemde wetten mogelijk, met een besparing op de uitvoeringskosten van € 8 miljoen per jaar.

In de situatie voor 1 juli 2015 werd het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld door een uurloonvergelijking, dat wil zeggen dat het maatmaninkomen per uur werd vergeleken met het verdiende inkomen per uur. Doordat de loongegevens in de polisadministratie slechts per aangiftetijdvak bekend zijn, dient het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage, althans als de arbeidsongeschikte in dienstbetrekking werkt of heeft gewerkt, voortaan per aangiftetijdvak te worden vastgesteld. Deze zogenaamde periodeloonvergelijking is geregeld door een aanpassing van het Schattingsbesluit, die tegelijk met de onderhavige regeling op 1 juli 2015 in werking treedt. In een nieuw artikel 10a van het Schattingsbesluit is ten eerste bepaald dat als een arbeidsongeschikte in dienstbetrekking werkt of heeft gewerkt, het maatmaninkomen per uur wordt herleid naar een maatmaninkomen per aangiftetijdvak. Ten tweede is bepaald dat het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage wordt bepaald door dat maatmaninkomen per aangiftetijdvak te vergelijken met het in een aangiftetijdvak genoten loon. Voor het begrip ‘loon’ wordt verwezen naar de in de vorige alinea genoemde bepalingen, terwijl in de huidige situatie daarvoor wordt verwezen naar artikel 7, eerste lid, onderdeel a, juncto derde lid, van het Schattingsbesluit. Omdat de onderhavige wijziging onder andere tot doel heeft om alle inkomensbestanddelen bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage in de Regeling samenloop te regelen, worden voornoemde bepalingen van het Schattingsbesluit in artikel 2 van de Regeling samenloop opgenomen. Daarnaast is in de huidige situatie de Regeling samenloop van toepassing als de arbeidsongeschikte die in dienstbetrekking werkt of heeft gewerkt, een uitkering ontvangt vanwege ziekte (waaronder loondoorbetaling), werkloosheid e.d. uit die dienstbetrekking. Omdat het de bedoeling is dat in dat geval de periodeloonvergelijking blijft worden toegepast, worden de bedoelde uitkeringen e.d. ook als loon aangemerkt in artikel 2 van de Regeling samenloop. De onderhavige regeling brengt dus geen uitbreiding of beperking mee van de inkomensbestanddelen die worden meegeteld bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Wel nieuw is dat wordt omschreven wat onder loon wordt verstaan, omdat in dat geval een periodeloon- in plaats van een uurloonvergelijking moet worden toegepast op grond van artikel 10a van het Schattingsbesluit.

De uurloonvergelijking wordt straks nog wel toegepast als een arbeidsongeschikte een inkomen uit arbeid verdient (bijvoorbeeld resultaat uit overige werkzaamheden of winst), maar dat niet verdient in een verzekeringsplichtige dienstbetrekking. In de situatie voor 1 juli 2015 was in artikel 7, eerste lid, onderdeel b tot en met d, tweede lid juncto derde lid, van het Schattingsbesluit geregeld wat in dat geval onder inkomen werd verstaan. Door de onderhavige regeling worden deze bepalingen in artikel 2a van de Regeling samenloop opgenomen. Voorts worden in dat artikel de hiervoor genoemde uitkeringen e.d. genoemd, indien zij niet worden ontvangen uit een dienstbetrekking (bijvoorbeeld op grond van een vrijwillige verzekering). Ook dit brengt dus geen uitbreiding of beperking mee van de inkomensbestanddelen die worden meegeteld bij de vaststelling van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Wel nieuw is dat nu in artikel 2a van de Regeling samenloop is geregeld wat onder inkomen wordt verstaan bij de uurloonvergelijking op grond van artikel 10 van het Schattingsbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 1)

In artikel 2, eerste lid, onderdeel b en artikel 2a, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, van de Regeling samenloop wordt het begrip loondervingsuitkering geïntroduceerd. In artikel 1, onderdeel h, is omschreven wat onder dit begrip wordt verstaan. Deze bepaling is identiek aan artikel 1, onderdeel k, van het Schattingsbesluit.

Artikel I, onderdeel B (artikel 2)

In artikel 2 is bepaald wat onder loon wordt verstaan in de zin van de artikelen 44, tweede lid, van de WAO, 58, tweede lid, van de WAZ en 3:48, tweede lid, van de Wajong.

Eerste lid

Voor het loonbegrip wordt verwezen naar artikel 16 van de Wfsv, met dien verstande dat een aantal uitkeringen daarvan wordt uitgezonderd. Dit is het SV-loon dat het UWV uit de polisadministratie kan halen. Deze bepaling is identiek aan artikel 7, eerste lid, onderdeel a juncto derde lid, van het Schattingsbesluit.

Tweede lid

In het tweede lid zijn enkele uitkeringen opgenomen die, als deze worden ontvangen omdat de betrokkene arbeid in een dienstbetrekking verricht of heeft verricht, als loon worden aangemerkt.

Deze uitkeringen waren voor 1 juli 2015 in artikel 2, eerste lid, van de Regeling samenloop opgenomen. De onderdelen a, d en h zijn niet overgenomen, omdat bij die uitkeringen niet de uitkering zelf als loon wordt aangemerkt, maar het loon dat de betrokkene genoot voordat hij de uitkering ontving. Zie artikel 3, tweede lid, van de Regeling samenloop zoals die luidde voor 1 juli 2015 (dat is het nieuwe artikel 2, vierde lid).

Derde lid

Indien één van de in het tweede lid genoemde uitkeringen, of een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), de Werkloosheidswet (WW) of hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg (Wazo) die wordt ontvangen vanwege eerder verrichte arbeid in dienstbetrekking, geheel of gedeeltelijk niet wordt uitbetaald vanwege een sanctie of wachttijd, wordt voor de vaststelling van het loon gedaan alsof deze uitkering wel volledig is uitbetaald. Op deze wijze wordt voorkomen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verhoogd, waardoor het doel van de sanctie of wachttijd niet zou worden bereikt. Deze bepaling is inhoudelijk identiek aan het oude artikel 3, eerste lid.

Vierde lid

Indien een uitkering op grond van de ZW, de WW of de Wazo wordt ontvangen vanwege eerder verrichte arbeid in dienstbetrekking, dan wordt vanaf de eerste dag van dat aangiftetijdvak als loon aangemerkt het loon dat de betrokkene genoot in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het recht op uitkering is ontstaan. Voorheen werd gekeken naar het laatstelijk verdiende loon, dit komt in de meeste gevallen overeen met het loon in het aangiftetijdvak waar vanaf 1 juli 2015 naar gekeken zal worden. Daarom wordt het loon in het voorgaande aangiftetijdvak vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin de uitkering aanvangt aangemerkt als loon. Indien de uitkering halverwege het aangiftetijdvak eindigt, zal het loon uit het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin de uitkering is aangevangen, prorata worden toegerekend aan die periode. Door dit lid wordt voorkomen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering toeneemt op het moment dat de betrokkene ziek of werkloos wordt dan wel met zwangerschapsverlof gaat. De ratio van deze bepaling is inhoudelijk gelijk aan die van het oude artikel 3, tweede lid.

Vijfde en zesde lid

In het geval de betrokkene recht heeft op loondoorbetaling of bezoldiging vanwege ziekte dan wel een daarmee overeenkomende inkomensoverdracht om niet wordt als loon aangemerkt het loon dat werd genoten in het laatste aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin dat recht op loon of bezoldiging vanwege ziekte is ontstaan. Per abuis was bovenstaande niet geregeld voor de overeenkomende inkomensoverdracht om niet, deze omissie wordt in het zesde lid hersteld. Het loon uit het voorgaande aangiftetijdvak wordt vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin het recht op doorbetaling van het loon of de bezoldiging is ontstaan, aangemerkt als loon. Indien geen recht op loon of de bezoldiging bestaat omdat de betrokkene een verplichting niet is nagekomen, wordt gedaan alsof er wel recht op doorbetaling van loon of bezoldiging bestaat. Het vijfde lid is qua strekking gelijk aan het oude artikel 2, tweede lid juncto artikel 3, vijfde lid, van de Regeling samenloop. Het zesde lid is qua strekking gelijk aan het oude artikel 2, tweede lid juncto artikel 3, zesde lid, van de Regeling samenloop.

Zevende lid

In het geval betrokkene recht heeft op pensioen of prepensioen, of verlof heeft opgenomen, wordt als loon aangemerkt het loon dat de betrokkene genoot in het laatste aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin dat recht op pensioen of prepensioen is ingegaan of het verlof is aangevangen. Voorheen werd gekeken naar het laatstelijk verdiende loon, dit zal in de meeste gevallen overeenkomen met het loon in het aangiftetijdvak waar vanaf 1 juli 2015 naar gekeken zal worden. Daarom geldt hier dat in het aangiftetijdvak waarin het verlof, pensioen of prepensioen aanvangt vanaf de eerste dag van dat aangiftetijdvak wordt loon uit het voorgaande aangiftetijdvak wordt aangemerkt als loon. Indien het verlof, pensioen of prepensioen halverwege het aangiftetijdvak eindigt, zal het loon uit het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het verlof, pensioen of prepensioen is aangevangen, prorata worden toegerekend aan die periode. De ratio van deze bepaling is inhoudelijk gelijk aan die van het oude artikel 3, vierde lid.

Achtste lid

Met het achtste lid wordt geregeld dat het UWV bij verrekening van loon uit kan gaan van het opgebouwde bedrag van vakantiebijslag en extra periodiek salaris en het uitbetaalde bedrag van vakantiebijslag en extra periodiek salaris buiten beschouwing kunnen laten. Hiermee wordt voorkomen dat het onvoldoende verspreid wordt meegerekend waardoor de ene maand de uitkering veel lager zou zijn dan in een andere maand. Deze mogelijkheid geldt niet voor andere incidentele uitbetalingen, zoals overwerkvergoedingen, bonussen et cetera. Het beperken van deze mogelijkheid tot vakantiegeld en extra periodiek salaris is gelegen in het feit dat vakantiegeld en extra periodiek salaris algemeen voorkomen en de hoogte daarvan in sterke mate voorspelbaar is. Vaak betreft het een vast percentage van het loon. Door uit te gaan van het opgebouwde bedrag krijgt de uitkeringsgerechtigde een constanter inkomen. Deze bepaling is inhoudelijk identiek aan artikel 11a, eerste lid, van het Schattingsbesluit.

Artikel I, onderdeel C (Artikel 2a)

In artikel 2a wordt bepaald wat onder inkomen in de zin van de artikelen 44, eerste lid, van de WAO, 58, eerste lid, van de WAZ en 3:48, eerste lid van de Wajong wordt verstaan. Ook hiervoor geldt dat er geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de praktijk voor 1 juli 2015 wordt beoogd.

Eerste lid

Het begrip inkomen bestaat uit meerdere inkomensbestanddelen. Ten eerste is loon een onderdeel van inkomen; vandaar dat in onderdeel a wordt verwezen naar hetgeen is bepaald in artikel 2.

Daarnaast kunnen de uitkeringen die in artikel 2, tweede lid, zijn opgenomen bijvoorbeeld ook worden verkregen op grond van een vrijwillige verzekering. In dat geval wordt de uitkering niet verkregen in verband met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking. In onderdeel b wordt geregeld dat de uitkering in dat geval wordt aangemerkt als inkomen.

Voor de onderdelen c tot en met e wordt verwezen naar de toelichting van artikel 7 van het Schattingsbesluit. Deze onderdelen zijn namelijk identiek aan artikel 7, eerste lid, onderdelen b tot en met d juncto derde lid, van het Schattingsbesluit.

Tweede lid

Deze bepaling is analoog aan artikel 2, derde lid, ingeval de uitkering niet wordt genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht. In dit geval wordt de volledige uitkering als inkomen aangemerkt.

Derde lid

Er kan geen sprake zijn van een negatieve uitkering. Daarom wordt in het geval het resultaat uit overige werkzaamheden of winst een negatief bedrag bedragen, deze bedragen op nihil gesteld. Deze bepaling is identiek aan artikel 7, tweede lid, van het Schattingsbesluit.

Vierde lid

Deze bepaling is analoog aan artikel 2, vierde lid, ingeval de uitkering niet wordt genoten omdat de betrokkene arbeid in dienstbetrekking verricht of heeft verricht. In dit geval wordt het inkomen dat werd genoten voordat het recht op uitkering ontstond, als inkomen aangemerkt.

Vijfde lid

Deze bepaling is analoog aan artikel 2, zevende lid, ingeval de betrokkene met pensioen, prepensioen of verlof gaat, maar niet vanuit een verzekeringsplichtige dienstbetrekking. In dit geval wordt het inkomen dat werd genoten voordat de betrokkene met pensioen of prepensioen ging of het verlof aanving, als inkomen aangemerkt.

Zesde lid

Deze bepaling is analoog aan artikel 2, negende lid, ingeval de betrokkene inkomen geniet uit een niet verzekeringsplichtige dienstbetrekking.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3)

In artikel 3, eerste lid, wordt geregeld wat voorheen in artikel 3, derde lid, werd geregeld en artikel 3, tweede lid, komt overeen met het oude artikel 3, zevende lid. Deze leden zijn alleen redactioneel aangepast. De overige leden van het oude artikel 3 zijn opgenomen in artikelen 2 en 2a. Hieronder een schematisch overzicht waar de voorheen in artikel 3 opgenomen bepalingen na 1 juli 2015 terug zijn te vinden.

Artikel 3 voor 1 juli 2015

Artikel 2 na 1 juli 2015

Artikel 2a na 1 juli 2015

Artikel 3 na 1 juli 2015

Eerste lid

Derde lid

Tweede lid

Tweede lid

Vierde lid

Vierde lid

Derde lid

Eerste lid

Vierde lid

Zevende lid

Vijfde lid

Vijfde lid

Vijfde lid

Zesde lid

Zesde lid

Zevende lid

Tweede lid

Artikel I, onderdelen E en F (artikelen 6 en 7)

Dit betreft een aanpassing van verwijzingen in de artikelen 6 en 7.

Artikel I, onderdeel G (artikel 8a)

Met dit artikel worden de verwijzingen naar de delegatiegrondslagen van deze regeling aangepast. De nu genoemde Algemene Arbeidsongeschiktheidswet bestaat niet langer en de verwijzing naar artikel 44, vijfde en zesde lid, is niet langer correct. Vandaar dat nu wordt verwezen naar de artikelen 44, achtste lid, van de WAO, 58, zevende lid van de Waz en 3:48, achtste lid van Wajong, waarin is opgenomen dat er op het niveau van een ministeriele regeling kan worden geregeld wat er onder inkomen en loon wordt verstaan voor deze artikelen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Zie artikelen XV, onderdeel Ea, XVI, onderdeel Aa en XXIV, onderdeel E00a.

Naar boven