Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

16 juni 2015

nr. BLKB2015/642M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 17 december 2014, nr. 2014/2067M. De wijziging betreft de opname van beleid ten aanzien van het op een praktische wijze vaststellen van de waardevermindering van een motorrijtuig tussen het tijdstip van aangifte/melding en het belastbaar feit.

ARTIKEL I

Het besluit van 17 december 2014, nr. 2014/2067M, wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel 1 Inleiding wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van [DATUM ONDERTEKENING], nr. 2015/642M. De wijziging betrof de opname van beleid ten aanzien van het op een praktische wijze vaststellen van de waardevermindering van een motorrijtuig tussen het tijdstip van aangifte/melding en het belastbaar feit.

B

Aan onderdeel 6 Gebruikte motorrijtuigen wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Voor gebruikte motorrijtuigen wordt de bpm vastgesteld met inachtneming van een vermindering. De vermindering is de afschrijving van het motorrijtuig uitgedrukt in procenten van de som van de catalogusprijs en de bpm op het tijdstip waarop het voertuig voor het eerst in gebruik werd genomen. De dag van de tenaamstelling is de laatste dag van de termijn waarover het verminderingspercentage wordt vastgesteld.

C

Onderdeel 6.1 komt te luiden:

6.1 Vermindering bij aangifte

Het moment van het doen van aangifte (bij de aanvraag om inschrijving van een motorrijtuig in het register) en het moment van tenaamstelling, kunnen in twee verschillende maanden gelegen zijn. Als op het moment van het doen van aangifte hiermee geen rekening wordt gehouden, wordt in sommige situaties een te hoog bedrag aan bpm vastgesteld.

Goedkeuring

Om tot een voor de praktijk werkbare oplossing te komen, keur ik met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) het volgende goed. Bij het bepalen van het forfaitaire verminderingspercentage mag rekening gehouden worden met een periode die is gelegen tussen het moment waarop aangifte wordt gedaan en het moment waarop het motorrijtuig te naam wordt gesteld. Ik stel deze periode op 5 werkdagen.

D

Na onderdeel 6.1. wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

6.2. Extra vermindering na aangifte/melding

Het komt voor dat de registratie van een gebruikt motorrijtuig bij de Dienst Wegverkeer (RDW) plaatsvindt in twee fases. Eerst wordt een motorrijtuig op aanvraag van een importeur of handelaar opgenomen in het register aan de hand van technische gegevens (het chassis-nummer etc.). Tenaamstelling van het motorrijtuig heeft dan nog niet plaatsgevonden. Pas bij de verkoop wordt de tenaamstelling afgerond.

Omdat aangifte/melding wordt gedaan bij de eerste fase van registratie is de op aangifte/bij melding berekende bpm veelal niet gelijk aan de bpm die verschuldigd zou zijn als dezelfde berekening zou worden gemaakt ten tijde van de tenaamstelling. Door het tijdsverloop kan sprake zijn van een waardedaling. De belastingplichtige heeft dan mogelijk recht op een extra vermindering. Deze extra vermindering kan op de volgende wijze worden aangetoond.

Als bij de aangifte/melding voor het vaststellen van de vermindering gebruik is gemaakt van de forfaitaire tabel (art. 10, lid 6, van de wet), kan op het moment dat het motorrijtuig te naam wordt gesteld de extra leeftijdskorting aan de hand van de forfaitaire tabel worden vastgesteld. Door het maken van bezwaar tegen de betaling op eigen aangifte kan rekening worden gehouden met de tabelafschrijving zoals deze geldt op het moment van tenaamstellen. De artikel 8 bpm-vergunninghouder kan bij de maandaangifte rekening houden met de extra leeftijdskorting.

Is bij de aangifte/melding gebruik gemaakt van een taxatierapport of koerslijst om de afschrijving vast te stellen, dan kan de extra afschrijving worden aangetoond door bij het bezwaar tegen de aangifte (niet-vergunninghouders) of bij de maandaangifte (artikel 8 bpm-vergunninghouders) een nieuw taxatierapport c.q. herziene koerslijstberekening in te dienen waaruit een lagere waarde blijkt. Het indienen van een nieuw taxatierapport c.q koerslijst is een bewerkelijke methode. Als tegemoetkoming in de bewijslast (art. 64 AWR) is daarom de volgende praktische werkwijze toegestaan.

Praktische werkwijze

Bij het bezwaar tegen de eigen aangifte c.q. bij de maandaangifte kan onder voorwaarde, de extra afschrijving tussen het moment van aangifte/melding en het moment van tenaamstelling, aan de hand van de forfaitaire tabel (art. 8, lid 5, van de regeling) worden berekend. De extra afschrijving wordt dan bepaald door het bij de aangifte/melding verkregen herrekende bruto-bpm bedrag te vermenigvuldigen met het procentuele verschil van de tabel op het moment van aangifte/melding en tenaamstelling.

Deze praktische werkwijze kan worden toegepast op aangiften die op of na 10 november 2014 zijn ingediend.

Voorwaarde

Bij de aangiften waarbij een taxatierapport of een koerslijst is overgelegd, kan de praktische werkwijze slechts worden toegepast als de staat van het motorrijtuig, zoals die staat is opgenomen in het taxatierapport c.q. de koerslijst, tussen het moment van aangifte/melding en tenaamstelling niet is gewijzigd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 16 juni 2015

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A, voegt een nieuwe alinea toe aan onderdeel 1 Inleiding om de in dit besluit opgenomen wijzigingen toe te lichten.

Artikel I, onderdeel B en C, brengen wijzigingen aan in onderdeel 6 en 6.1 ten behoeve van de samenhang met onderdeel 6.2 als gevolg van in dit besluit opgenomen wijzigingen. De wijziging van onderdeel 6.1 is verder niet inhoudelijk van aard.

Artikel I, onderdeel D, voegt een nieuw onderdeel toe aan het besluit van 17 december 2014, nr. 2014/2067M. In dit onderdeel is beleid opgenomen ten aanzien van het op een praktische wijze vaststellen van de waardevermindering van een motorrijtuig tussen het tijdstip van aangifte/melding en het belastbaar feit. Deze praktische werkwijze werd al toegepast ten aanzien van ondernemers met een artikel 8 bpm-vergunning. Met ingang van 10 november 2014 kan ook door niet-vergunninghouders een beroep worden gedaan op de praktische werkwijze. Op deze datum is op landelijk niveau besloten om deze praktische werkwijze voor een ieder te hanteren. Gebruikelijk is dat goedkeurend beleid pas in gaat zodra dit gepubliceerd is. Omdat dit echter geen goedkeuring op basis van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) is, maar een tegemoetkoming in de bewijslast (artikel 64 AWR), kan een beroep worden gedaan op dit beleid met ingang van 10 november 2014. Zowel voor vergunninghouders als niet-vergunninghouders geldt een voorwaarde voor toepassing van deze praktische werkwijze. Deze voorwaarde houdt in dat bij de aangiften waarbij een taxatierapport of een koerslijst is overgelegd, de praktische werkwijze slechts kan worden toegepast als de staat van het motorrijtuig, zoals die staat is opgenomen in het taxatierapport c.q. de koerslijst, tussen het moment van aangifte/melding en tenaamstelling niet is gewijzigd. Voor aangiften die zijn ingediend in de periode van 10 november 2014 tot de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, blijft de toepassing van deze voorwaarde achterwege als het toepassen ervan met terugwerkende kracht nadeliger uitpakt in voorkomende gevallen.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingen. Deze datum wordt gesteld op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst

Naar boven