Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 juli 2015, houdende de vaststelling van de vergoedingen voor de leden van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg politie alsmede voor de leden van het landelijk afstemmingsoverleg (Besluit vergoedingen toezicht arrestantenzorg politie).

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

De leden van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van het Besluit beheer politie, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van 1,6% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met dien verstande dat de voorzitters per vergadering een vergoeding ontvangen van 130% van de vergoeding per vergadering die de overige leden ontvangen.

Artikel 2

De leden van het landelijk afstemmingsoverleg, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling toezicht arrestantenzorg politie, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van 2% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen arrestantenzorg politie.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies bepaalt dat aan de leden, met inbegrip van de voorzitter, bij besluit van de betrokken minister een vergoeding per vergadering of een vaste vergoeding per maand kan worden toegekend. Omdat het aantal vergaderingen per maand per commissie kan variëren als gevolg van onder meer het aantal locaties waarop toezicht dient te worden gehouden, ligt het in de rede dat de vergoeding per vergadering wordt toegekend. Artikel 3 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bepaalt onder meer dat voor de toepassing van artikel 2 van dat besluit een vergadering van een uit een commissie samengestelde commissie onderscheidenlijk subcommissie ook als een vergadering wordt beschouwd en dat twee of meer vergaderingen op één dag als één vergadering worden beschouwd.

Uit de taken van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg volgt dat een inspectie als vergadering is aan te merken. Het spreekt immers voor zich dat de inspecties onontbeerlijk zijn voor een goede taakvervulling door de commissies van toezicht op de arrestantenzorg.

Voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen is aansluiting gezocht bij de hoogte van de vergoedingen zoals die voorheen door de korpschef werden vastgesteld. Door de hoogte van de vergoedingen te formuleren als een percentage van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 volgen deze vergoedingen automatisch de loonontwikkeling in deze salarisschaal.

Uit artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies volgt dat deze leden een vergoeding van reis- en verblijfkosten ontvangen op de voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven