Rekening houden met de actuele ligging of configuratie van weg of spoorweg bij afweging
saneringsmaatregelen
De beheerder voert voor het saneringsplan een akoestisch onderzoek uit, waarin worden
berekend:
Voor de bepaling van de saneringswaarde gaat de beheerder uit van de brongegevens
uit het geluidregister, ook wanneer de werkelijke ligging of configuratie van de (spoor)weg
hiermee niet in overeenstemming is. Voor het maatregelenonderzoek kan echter worden
uitgegaan van de werkelijke ligging of configuratie van de (spoor)weg, want de ligging
of configuratie kan dusdanig gewijzigd zijn ten opzichte van de brongegevens uit het
geluidregister dat het werken met de gegevens uit het geluidregister geen reële afweging
van saneringsmaatregelen zou opleveren. Het gaat hier alleen om de geografische ligging
of de configuratie van de (spoor)weg. Er kunnen rijlijnen zijn bijgekomen of zijn
verdwenen of zijn verschoven (x, y, z-coördinaten), en er kunnen configuratiegegevens
zijn gewijzigd zoals de wegbreedte of aantal en ligging van wissels. Deze wijzigingen
moet de beheerder kunnen meenemen om te voorkomen dat een geluidscherm anders geografisch
op een onjuiste positie zou komen te staan (bijvoorbeeld bovenop een nieuw spoor of
een nieuwe rijstrook, of juist heel ver van de (spoor)weg vandaan, of ergens in de
lucht of onder de grond). De beheerder is echter niet verplicht om elke gewijzigde
ligging of configuratie van de (spoor)weg mee te nemen in het maatregelenonderzoek.
Indien in het maatregelenonderzoek het aantal (spoor)wegen (rijlijnen) gewijzigd is,
dienen de aan de (spoor)weg gekoppelde verkeersintensiteiten aangepast te worden.
De totale verkeersintensiteit wordt over het nieuwe aantal rijlijnen herverdeeld,
volgens de oorspronkelijk bij de vaststelling van de geluidproductieplafonds gehanteerde
aanpak. Elke nieuwe rijlijn dient voorzien te zijn van aanvullende gegevens. Deze
gegevens dienen zodanig aangevuld te worden dat zoveel mogelijk wordt aangesloten
bij de bestaande brongegevens, maar eveneens recht wordt gedaan aan de werkelijke
situatie.
Door het herverdelen van verkeersintensiteiten, en in het geval van nieuwe rijlijnen
door het toevoegen van nieuwe gegevens aan de rijlijnen, kan in theorie een ‘geluidruimtewinst’
voor de beheerder ontstaan. Bijvoorbeeld: wanneer de bestaande brongegevens drie rijlijnen
bevatten, en één van de buitenste rijlijnen is inmiddels opgeheven, dan wordt de verkeersintensiteit
verdeeld over de twee resterende rijlijnen. Dit kan ertoe leiden dat aan één kant
van de (spoor)weg de geluidproductie op basis van de nieuwe brongegevens groter is
dan het bestaande geluidproductieplafond en aan de andere kant juist kleiner. Verder
rekenen zonder de plafondcorrectiewaarde aan te passen, zou betekenen dat wordt gedaan
alsof het geluidproductieplafond aan één kant hoger is dan de geldende waarde. Aan
die kant zouden daardoor ook op woningen en andere geluidsgevoelige objecten hogere
saneringswaarden kunnen optreden dan op grond van de oude brongegevens mogelijk was.
Het is daarom verplicht om na het eventueel wijzigen van brongegevens vanwege een
gewijzigde ligging of configuratie van de (spoor)weg te toetsen of dit tot overschrijding
zou leiden van geldende geluidproductieplafonds. Deze toets wordt uitgevoerd voordat
wordt begonnen met de afweging van de saneringsmaatregelen. Indien uit deze toets
op één of meerdere referentiepunten een overschrijding van een of meer geluidproductieplafonds
ontstaat, dan dient de plafondcorrectiewaarde op de rijlijnen zodanig te worden aangepast
dat deze overschrijding teniet gedaan wordt. Het is aan de beheerder of hij de plafondcorrectiewaarde
zodanig gedetailleerd aanpast dat zo min mogelijk geluidruimte wordt ingeleverd, of
dat de beheerder wat minder nauwkeurig te werk gaat. Met de aanpassing van de plafondcorrectiewaarde
wordt in elk geval bereikt dat de gewijzigde brongegevens vanwege een gewijzigde ligging
of configuratie van de (spoor)weg na de sanering nergens meer geluidruimte zullen
opleveren dan de geluidruimte die op grond van de bestaande brongegevens al bestond,
voorafgaand aan de sanering.
De plafondcorrectiewaarde mag niet worden aangepast om te voorkomen dat de geluidruimte
kleiner wordt door het wijzigen van brongegevens vanwege een gewijzigde ligging of
configuratie van de (spoor)weg. Dat verlies aan geluidruimte is immers het gevolg
van de eerdere beslissing van de beheerder om de ligging van rijlijnen aan te passen
zonder wijziging van de geluidproductieplafonds.
In het akoestisch onderzoek wordt het resultaat van deze geluidproductieplafond-toets
opgenomen en wordt precies aangegeven waar en met welke waarde(n) de plafondcorrectiewaarde
wordt aangepast. Dat vloeit voort uit het nieuwe onderdeel i van hoofdstuk 2 van deze
bijlage.
Het maatregelenonderzoek naar saneringsmaatregelen wordt vervolgens verder uitgevoerd
met de aangepaste brongegevens vanwege een gewijzigde ligging of configuratie van
de (spoor)weg, waaronder dus ook de aangepaste plafondcorrectiewaarde(n). In het maatregelenonderzoek
kan verdere aanscherping van de plafondcorrectiewaarde (geluidcapaciteitsanering voor
geluidsanering) als saneringsmaatregel worden meegenomen.
Hierbij kan de situatie zich voordoen dat in de brongegevens van het geluidregister
geen maatregelen zoals raildempers of stil wegdek zijn opgenomen, maar dat deze maatregelen
in de praktijk al wel zijn genomen of dat daartoe is besloten door de minister of
de beheerder. Deze maatregelen worden niet afgewogen als saneringsmaatregelen, aangezien
het effect van deze maatregelen al is bestemd voor de naleving van de geldende geluidproductieplafonds.
Een voorwaarde hiervoor is wel dat in een tracébesluit of een besluit tot wijziging
van de geluidproductieplafonds besloten is tot de maatregel of dat de beheerder in
het nalevingsverslag hiervan melding heeft gemaakt. Deze maatregelen hoeven dan ook
niet vanwege het besluit tot een andere saneringsmaatregel alsnog in de berekening
van de geluidproductieplafonds te worden meegenomen.
Bij de berekening van de nieuwe geluidproductieplafonds op basis van artikel 5.5 worden
daarom de volgende gegevens opgenomen in het geluidregister:
-
– voor zover van toepassing, de gewijzigde brongegevens als bedoeld in paragraaf 1.4:
-
○ de gewijzigde ligging van de rijlijnen;
-
○ de herverdeelde verkeersintensiteiten;
-
○ de aan nieuwe rijlijnen van wegen of sporen toegekende aanvullende gegevens (snelheden,
bovenbouw, wegdektype, etc);
-
○ de gewijzigde plafondcorrectiewaarde (mogelijk dus een combinatie van een verplichte
wijziging en een wijziging als saneringsmaatregel);
-
– de overige saneringsmaatregelen (b.v. geluidschermen, raildempers, stil wegdek, betonnen
dwarsliggers, aangepaste brugtoeslag).