Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 5 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/95528, tot wijziging van de Regeling tarieven Spoorwegwet 2012 in verband met de inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/171

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/171 van de Commissie van 4 februari 2015 betreffende bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PbEU 2015, L 29) en artikel 91 van de Spoorwegwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 5 van de Regeling tarieven Spoorwegwet 2012 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Voor de behandeling van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet is een tarief verschuldigd van € 112,– per uur.

  • 2. Voor de behandeling van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

    Vergunning

    beperkte bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet en artikel 8, eerste lid, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest

    € 1.328,–

    beperkte bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet en artikel 8, tweede lid, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest

    € 4.329,–

  • 3. De kosten, bedoeld in het eerste lid, worden voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag begroot en aan de aanvrager medegedeeld.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 juni 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

TOELICHTING

Artikel 4 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/171 van de Commissie van 4 februari 2015, L29, betreffende bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (hierna: de uitvoeringsverordening) bepaalt dat vergunningverlenende autoriteiten een vergoeding mogen vragen voor het onderzoek ten behoeve van de afgifte van een vergunning aan spoorwegondernemingen. In Nederland is de mogelijkheid neergelegd in artikel 91 juncto artikel 28, eerste lid, van de Spoorwegwet. Het gaat om de ‘bedrijfsvergunning’ voor spoorwegondernemingen. Het daadwerkelijk te heffen tarief is neergelegd in artikel 5 van de Regeling tarieven Spoorwegwet 2012.

De uitvoeringsverordening verplicht vergunningverlenende autoriteiten er toe dat, indien zij een vergoeding vragen voor de afgifte van een bedrijfsvergunning:

  • het verschuldigde tarief niet-discriminerend is;

  • de vergoeding daadwerkelijk wordt gefactureerd aan alle ondernemingen die een vergunning aanvragen en

  • het bedrag gebaseerd is op de reële werklast van de vergunningverlenende autoriteit.

Op basis van deze eisen is het voorheen geldende tarief omgezet in een uurtarief. Zoals bij tijdsafhankelijke tarieven gebruikelijk is in de Regeling tarieven spoorwegwet 2012, is tevens opgenomen dat de aanvrager een begroting van de verwachte kosten krijgt alvorens de aanvraag in behandeling wordt genomen.

Daarnaast verplicht de uitvoeringsverordening de vergunningverlenende autoriteit in de uiteindelijke factuur opgave te doen van het aantal gepresteerde werkuren en de gemaakte kosten. Deze verplichting geldt als het verschuldigde bedrag hoger is dan € 5.000,–. Aangezien de uitvoeringsverordening rechtstreekse werking bezit, behoeft dit voorschrift geen omzetting in nationale regelgeving.

Deze wijziging zal geen grote gevolgen hebben voor de partijen die actief zijn in de sector. Het verwachte aantal vergunningaanvragen op jaarbasis is vijf. In 2014 is echter slechts één aanvraag gedaan voor een bedrijfsvergunning. In 2015 is er nog geen enkele vergunning aangevraagd. Daarnaast is de verwachting dat voor de meeste aanvragen van een bedrijfsvergunning uiteindelijk een lager bedrag verschuldigd zal zijn dan het voorheen geldende vaste tarief. Een afgegeven vergunning geldt bovendien voor onbepaalde tijd, waardoor vergunninghouders niet met enige regelmaat het tarief verschuldigd zijn.

Vaste verandermomenten

In afwijking van het in de Aanwijzingen voor de regelgeving neergelegde uitgangspunt inzake vaste verandermomenten is voor een inwerkingtreding per 16 juni 2015 gekozen.

De wijziging van de regeling betreft implementatie van een bindende EU-rechtshandeling, waarvoor uitzonderingsgrond d van het systeem van vaste verandermomenten van toepassing is. Voor 16 juni 2015 is gekozen, omdat de uitvoeringsverordening met ingang van deze datum van toepassing is.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven