Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 mei 2015, nr. IENM/BSK-2015/82466, tot wijziging van bijlage 11.1 van de Binnenvaartregeling en de reparatie van enkele onvolkomenheden in die regeling

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 8, eerste en tweede lid, 22, eerste lid, 32, derde lid, en 48, vierde lid, van de Binnenvaartwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.8 komt te luiden:

Artikel 1.8

Op de goedkeuring en installatie van een tachograaf als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van bijlage 1.9 is bijlage A3 van het Rsp van toepassing, alsmede bijlage 1.4.

B

1. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt, vervalt artikel 1.18, tweede lid, onder f.

2. Aan artikel 1.18, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de Dienst wegverkeer in bijlage A3, onderdeel B, punt 1, van het Rsp.

C

Artikel 5.11, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De aanvrager wiens eerder uitgereikt dienstboekje verloren is geraakt of teniet is gegaan, legt hieromtrent bij het indienen van zijn aanvraag een schriftelijke verklaring af. Op bladzijde 1 van het vervangende exemplaar van het dienstboekje wordt aangetekend dat de hiervoor bedoelde verklaring is afgelegd.

D

Artikel 5.14, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Bij uitvoering van exploitatiewijze A1 of A2 met een tachograaf is bijlage A3 van het Rsp van toepassing, alsmede bijlage 1.4.

E

Artikel 7.22, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De aanvrager wiens eerder uitgereikt vaarbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, legt hieromtrent bij het indienen van zijn aanvraag een schriftelijke verklaring af.

F

In artikel 11.1, eerste lid, wordt na ‘25, vierde en vijfde lid’ ingevoegd: 28, zevende lid.

G

Er wordt Bijlage 1.4 ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 1.4: VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT TYPEGOEDKEURING EN INSTALLATIE TACHOGRAFEN RIJNVAART ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1.8

§ 1. Typegoedkeuring
Artikel 1
  • 1. De Dienst Wegverkeer beslist op een verzoek om typegoedkeuring van een tachograaf.

  • 2. De Dienst Wegverkeer brengt de goedgekeurde typen tachografen onmiddellijk ter kennis van het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

Artikel 2

De typegoedkeuring kan worden verleend indien de tachograaf voldoet aan de voorschriften van de bijlage A3 van het Rsp.

Artikel 3

De tachograaf wordt zodanig op het schip geïnstalleerd, dat alle met de tachograaf verband houdende bestanddelen deugdelijk tegen beschadiging zijn beschermd.

Artikel 4
  • 1. De Dienst Wegverkeer beslist op een verzoek om:

    • a. erkenning als installateur van tachografen;

    • b. erkenning als reparateur van tachografen.

  • 2. Een verzoek om erkenning wordt ingediend bij de Dienst Wegverkeer.

Artikel 5
  • 1. Een erkenning wordt verleend aan in Nederland gevestigde fabrikanten of importeurs van tachografen.

  • 2. Als importeur wordt aangemerkt de door de fabrikant van tachografen contractueel erkende importeur.

Artikel 6

De Dienst Wegverkeer kan een erkenning als installateur of reparateur intrekken als aan de voorschriften in deze regeling of in het Rsp niet wordt voldaan.

Artikel 7
  • 1. Een aan een fabrikant of importeur van tachografen verleende erkenning als installateur of reparateur van tachografen geldt tevens voor de door hem op verzoek gemachtigde installateurs en reparateurs.

  • 2. Een machtiging mag eerst worden verleend als door deze installateurs en reparateurs wordt voldaan aan de voorschriften bedoeld in artikel 9.

Artikel 8
  • 1. De machtiging wordt door de erkende fabrikant of importeur ingetrokken indien blijkt dat aan de voorschriften bedoeld in artikel 9 niet wordt voldaan of de voorschriften bedoeld in artikel 3, dan wel de verplichting opgenomen in artikel 11 niet wordt nageleefd.

  • 2. Bij intrekking van de machtiging doet de fabrikant of importeur van tachografen daarvan onmiddellijk mededeling aan de Dienst Wegverkeer.

Artikel 9
  • 1. De installatie, het onderzoek of de reparatie van tachografen mag slechts geschieden door installateurs respectievelijk reparateurs die zijn voorzien van:

    • a. een verzegelinrichting voorzien van een verzegelnummer;

    • b. door de fabrikant of importeur van tachografen voorgeschreven gereedschap en testapparatuur.

  • 2. Het voor de installatie, het onderzoek of de reparatie van de tachograaf aangewezen personeel dient met goed gevolg een door de fabrikant of importeur van tachografen georganiseerde cursus te hebben gevolgd inzake constructie, functioneren, installatie, onderzoek en reparatie van tachografen.

  • 3. Het personeel volgt vervolgens tenminste eenmaal in de drie jaren een herhalingscursus.

  • 4. Een door de fabrikant of importeur afgegeven bewijs van deelname aan de cursus is in het bedrijf bij de installateur respectievelijk reparateur aanwezig.

Artikel 10

De fabrikant of importeur van tachografen die in het bezit is van een erkenning als installateur of reparateur van tachografen is verplicht zorg te dragen dat:

  • a. aan de hem gemachtigde installateurs en reparateurs een verzegelnummer wordt toegekend;

  • b. aan de Dienst Wegverkeer een opgave wordt verstrekt van de door hem gemachtigde installateurs en reparateurs alsmede van het door hem gebezigde verzegelnummer of de door hem aan de gemachtigde installateurs en reparateurs toegekende verzegelnummers;

  • c. aan de minister van de door hem aangebrachte wijzigingen van het bepaalde in onderdeel b onmiddellijk mededeling wordt gedaan;

  • d. de door hem gemachtigde installateurs en reparateurs in het bezit zijn van:

    • 1°. de voorschriften bedoeld in artikel 3,

    • 2°. door hem uitgevaardigde technische instructies, werkaanwijzingen en mededelingen; en

  • e. door hem wordt toegezien op de naleving van de voorschriften door de door hem gemachtigde installateurs en reparateurs.

Artikel 11

Van de verklaring bedoeld in de bijlage A3, onderdeel B, punt 6, van het Rsp bewaart de installateur een afschrift gedurende zeven jaren na dagtekening daarvan.

H

Bijlage 11.1 komt te luiden:

BIJLAGE 11.1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 11.1

Tabel 1 catalogus met boetebedragen voor overtredingen van de artikelen 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 21, 22, 23, 25, 28, 31, 33, 36, 37, 43 en 46 Binnenvaartwet

Artikel Bvw

Rijn, Waal, en Lek

jo. artikelen Bvw, Bvb, Bvr, RosR, Rsp

Overige wateren

jo. artikelen Bvw, Bvb, Bvr, RosR, Rsp

Omschrijving overtreding

Boetebedrag

Feitcode

Hoofdstuk 2 Bvw: Toegang tot de markt

5 lid 1

2 Bvb

2 Bvb

Bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen verrichten zonder dat het schip is voorzien van een geldig document van toelating.

€ 500,–

BVW 2.0.001

6 lid 1

2.2 Bvr

2.2 Bvr

Aan de onderneming die bedrijfsmatig goederenvervoer verricht, anders dan bestemd voor of afkomstig van de eigen onderneming, is geen persoon verbonden aan wie een bewijs van vakbekwaamheid is afgegeven.

€ 1.250,–

BVW 2.0.005

6 lid 1

   

De aan de onderneming verbonden vakbekwame persoon geeft niet daadwerkelijk en bij voortduring leiding aan de vervoersactiviteit van die onderneming.

€ 1.250,–

BVW 2.0.006

6 lid 6

   

Als onderneming handelen in strijd met de aan de vrijstelling of ontheffing verbonden voorschriften betreffende de vakbekwaamheid.

€ 1.250,–

BVW 2.0.007

Hoofdstuk 3 paragraaf 1 Bvw: Certificaat van onderzoek

7 lid 1

7 lid 2 Bvw jo. 6 Bvb

7 lid 2 Bvw jo. 6 Bvb

Een bij categorie aangewezen schip gebruiken zonder het vereiste certificaat van onderzoek.

€ 1.250,–

2)

BVW 3.1.001

8 lid 3

   

Een binnenschip gebruiken in strijd met de van toepassing zijnde technische voorschriften.

Max. € 5.000,–

1, 2)

BVW 3.1.003

10 lid 2

   

Een binnenschip gebruiken in strijd met de in het certificaat van onderzoek opgenomen voorschriften.

Max. € 5.000,–

1, 2)

BVW 3.1.025

11

   

Als eigenaar of gezagvoerder een binnenschip gebruiken zonder dat de minister of de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis is gesteld van een belangrijke schade en herstel daarvan of verbouwing en andere ingrijpende wijzigingen of overgang van eigendom.

€ 500,–

2)

BVW 3.1.027

12

   

Een binnenschip gebruiken waarvan de toestand, het gebruik en de uitrusting niet in overeenstemming is met hetgeen is vastgelegd in het vereiste geldige certificaat van onderzoek.

Max. € 5.000,–

1, 2)

BVW 3.1.029

13 lid 4

   

Een binnenschip gebruiken in strijd met de voorschriften die aan een vrijstelling of ontheffing met betrekking tot de technische staat zijn verbonden.

Max € 5.000,–

1, 2)

BVW 3.1.031

Hoofdstuk 3 paragraaf 2 Bvw: Scheepsmeting

21 lid 1

4.16 Bvr

4.16 Bvr

Een schip gebruiken zonder geldige meetbrief.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.2.001

Hoofdstuk 3 paragraaf 3: Bemanning

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.10 lid 2 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.4 lid 1 Bvr jo. 3.10 lid 2 Rsp

Als werkgever of gezagvoerder bij de exploitatiewijze A1 de vaartijd meer dan één maal per week verlengen tot 16 uur.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.3.001

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7. Bvr jo. 3.12 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.5 Bvr jo. 3.12 Rsp

Als werkgever of gezagvoerder, de voor de bemanning voorgeschreven rusttijd, niet in acht nemen bij wisseling van exploitatiewijze.

€ 300,– voor elk uur meer dan 1 uur rust tekort

2)

BVW 3.3.033

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.12 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.5 Bvr jo. 3.12 Rsp

Als werkgever en/of gezagvoerder wisselen van exploitatiewijze terwijl zich niet de voorgeschreven versterking aan boord bevindt.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.3.093

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.15 lid 1 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.8. en 5.6. lid 1 Bvr jo. 3.15 lid 1 Rsp

Als werkgever of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben volgens de voorgeschreven tabel minimumbemanning van motorschepen en duwboten:

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.097

Voor elke stuurman tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.098

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.099

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.100

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.101

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.16 lid 1 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.1 Bvr

Als werkgever en/of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op hechte samenstellen:

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.113

Voor elke stuurman tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.114

Voor elke machinist of matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.115

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.116

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.117

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.118

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.17 lid 1 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.2 Bvr

Als werkgever en/of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op schepen voor dagtochten.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.135

Voor elke stuurman tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.136

Voor elke machinist of matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.137

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.138

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.139

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.140

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.17 lid 2 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.3 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op stoomschepen voor dagtochten.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.159

Voor elke stuurman tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.160

Voor elke machinist of matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.161

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.162

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.163

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.164

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.17 lid 3 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.4 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op hotelschepen.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.183

Voor elke stuurman tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.184

Voor elke machinist of matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.185

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.186

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.187

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.188

22 lid 9

n.v.t. zie definitie veerboten

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.5 Bvr

Als werkgever en/of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op veerboten.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.203

Voor elke stuurman tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.204

Voor elke eerste machinist tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.205

Voor elke tweede machinist tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.206

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.207

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.208

22 lid 9

4)

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.6 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op sleepschepen.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.223

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.224

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.225

22 lid 9

4)

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.7 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op sleepboten of op sleepboten die havendiensten verrichten.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.229

Voor elke matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.230

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.231

22 lid 9

4)

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.6 lid 4 Bvr jo. bijlage 5.8 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op snelle veerponten.

   

Voor elke schipper tekort

€ 5.000,–

2)

BVW 3.3.251

Voor elke matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.252

Voor elke volmatroos tekort

€ 3.500,–

2)

BVW 3.3.253

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.254

Voor elke lichtmatroos tekort

€ 2.500,–

2)

BVW 3.3.255

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.18 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.8 en 5.7 Bvr jo. 3.18 Rsp

Als werkgever of gezagvoerder niet voldoen aan de voorgeschreven verhoging van de minimum bemanning.

   

Voor elke matroos motordrijver tekort

€ 4.000,–

2)

BVW 3.3.282

Voor elke matroos tekort

€ 3.000,–

2)

BVW 3.3.283

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02. lid 1 Rsp jo. 3.15, 3.16, 3.17

22 lid 7 Bvw jo. 5.6 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder nalaten dat het/de bemanningslid / -leden over de vereiste bekwaamheid beschikken.

Max. € 1.400,–

2, 3)

BVW 3.3.293

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 2 Rsp

n.v.t.

Als werkgever of gezagvoerder een zwangere vrouw, of kraamvrouw deel uit laten maken van de minimumbemanning gedurende tenminste 14 weken waarvan tenminste 6 weken voor en 7 weken na de bevalling.

€ 200,–

2)

BVW 3.3.301

22 lid 9

n.v.t.

22 lid 7 Bvw jo. 5.9 Bvr

Als werkgever of gezagvoerder een vrouw, die krachtens arbeidsovereenkomst dan wel publiekrechtelijke aanstelling gedurende 14 weken rondom de vermoedelijke datum van haar bevalling deel uit laten maken van de minimumbemanning.

€ 200,–

2)

BVW 3.3.302

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.20 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 5.10 Bvr jo. 3.20 Rsp

Als werkgever of gezagvoerder een zeeschip laten varen op de binnenwateren zonder:

   

Dat er zich aan boord een persoon bevindt die in het bezit is van een groot vaarbewijs.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.3.303

Dat na een vaartijd van ten hoogste 14 uren per tijdvak van 24 uren de houder van het groot vaarbewijs is vervangen door een ander persoon die in het bezit is van een groot vaarbewijs.

€ 1.500,–

2)

BVW 3.3.304

Dat de voorgeschreven minimumbemanning volgens exploitatiewijze B aan boord is.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.3.305

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 22 lid 5 Bvw jo. 3.23 Rsp

22 lid 7 Bvw jo. 22 lid 5 Bvw

Als werkgever of gezagvoerder de in de ontheffing opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.3.314

22 lid 9

22 lid 8 Bvw jo. 22 lid 5 Bvw jo. 3.23 Rsp

22 lid 8 Bvw jo. 22 lid 5 Bvw

Als bemanningslid de in de ontheffing opgenomen voorschriften of beperkingen niet naleven.

€ 250,–

BVW 3.3.315

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.11 lid 1 Rsp

n.v.t. grondslag voor rusttijden is Atw

Als gezagvoerder de arbeid niet zodanig organiseren dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A1 een ononderbroken rusttijd heeft van tenminste 8 uren in een aaneengesloten tijdsruimte van 24 uren te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van tenminste 8 uren buiten de vaartijd.

   

Bij een tekort van 1 tot 2 uur:

€ 150,–

BVW 3.3.321

Bij een tekort van 2 tot 3 uur:

€ 300,–

BVW 3.3.322

Bij een tekort van 3 tot 4 uur:

€ 450,–

BVW 3.3.323

Bij een tekort van 4 tot 5 uur:

€ 600,–

BVW 3.3.324

Bij een langduriger tekort dan 5 uur, voor elk uur:

€ 150,–

BVW 3.3.325

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.11 lid 1 Rsp

n.v.t. grondslag voor rusttijden is Atw

Als werkgever de arbeid niet zodanig organiseren dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A1 een ononderbroken rusttijd heeft van tenminste 8 uren in een aaneengesloten tijdsruimte van 24 uren te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van tenminste 8 uren buiten de vaartijd.

   

Bij een tekort van 1 tot 2 uur:

€ 300,–

BVW 3.3.326

Bij een tekort van 2 tot 3 uur:

€ 600,–

BVW 3.3.327

Bij een tekort van 3 tot 4 uur:

€ 900,–

BVW 3.3.328

Bij een tekort van 4 tot 5 uur:

€ 1.200,–

BVW 3.3.329

Bij een langduriger tekort dan 5 uur, voor elk uur:

€ 300,–

BVW 3.3.330

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.11 lid 2 Rsp

n.v.t. grondslag voor rusttijden is Atw

Als gezagvoerder de arbeid niet zodanig organiseren dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A2 een rusttijd heeft van tenminste 8 uren waarvan tenminste 6 uren ononderbroken in een aangesloten tijdsruimte van 24 uren te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van tenminste 6 uren buiten de vaartijd.

   

Bij een tekort van 1 tot 2 uur:

€ 150,–

BVW 3.3.331

Bij een tekort van 2 tot 3 uur:

€ 300,–

BVW 3.3.332

Bij een tekort van 3 tot 4 uur:

€ 450,–

BVW 3.3.333

Bij een tekort van 4 tot 5 uur:

€ 600,–

BVW 3.3.334

Bij een langduriger tekort dan 5 uur, voor elk uur:

€ 150,–

BVW 3.3.335

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.11 lid 2 Rsp

n.v.t. grondslag voor rusttijden is Atw

Als werkgever de arbeid niet zodanig organiseren dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A2 een rusttijd heeft van tenminste 8 uren waarvan tenminste 6 uren ononderbroken in een aangesloten tijdsruimte van 24 uren te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van tenminste 6 uren buiten de vaartijd.

   

Bij een tekort van 1 tot 2 uur:

€ 300,–

BVW 3.3.336

Bij een tekort van 2 tot 3 uur:

€ 600,–

BVW 3.3.337

Bij een tekort van 3 tot 4 uur:

€ 900,–

BVW 3.3.338

Bij een tekort van 4 tot 5 uur:

€ 1.200,–

BVW 3.3.339

Bij een langduriger tekort dan 5 uur, voor elk uur:

€ 300,–

BVW 3.3.340

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.11 lid 3 Rsp

n.v.t. grondslag voor rusttijden is Atw

Als gezagvoerder de arbeid niet zodanig organiseren dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze B een rusttijd heeft van tenminste 24 uren, waarvan tenminste tweemaal 6 uren ononderbroken, in een aaneengesloten tijdsruimte van 48 uren te rekenen van het begin van een rusttijd van 6 uren.

   

Bij een tekort van 1 tot 2 uur:

€ 150,–

BVW 3.3.341

Bij een tekort van 2 tot 3 uur:

€ 300,–

BVW 3.3.342

Bij een tekort van 3 tot 4 uur:

€ 450,–

BVW 3.3.343

Bij een tekort van 4 tot 5 uur:

€ 600,–

BVW 3.3.344

Bij een langduriger tekort dan 5 uur, voor elk uur:

€ 150,–

BVW 3.3.345

22 lid 9

22 lid 7 Bvw jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.11 lid 3 Rsp

n.v.t. grondslag voor rusttijden is Atw

Als werkgever de arbeid niet zodanig organiseren dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze B een rusttijd heeft van tenminste 24 uren, waarvan tenminste tweemaal 6 uren ononderbroken, in een aaneengesloten tijdsruimte van 48 uren te rekenen van het begin van een rusttijd van 6 uren.

   

Bij een tekort van 1 tot 2 uur:

€ 300,–

BVW 3.3.346

Bij een tekort van 2 tot 3 uur:

€ 600,–

BVW 3.3.347

Bij een tekort van 3 tot 4 uur:

€ 900,–

BVW 3.3.348

Bij een tekort van 4 tot 5 uur:

€ 1.200,–

BVW 3.3.349

Bij een langduriger tekort dan 5 uur, voor elk uur:

€ 300,–

BVW 3.3.350

23 lid 1

22 lid 7 Bvw jo. 28 Bvb

22 lid 7 Bvw jo. 28 Bvb

Als werkgever of gezagvoerder een binnenschip gebruiken zonder dat een bemanningslid, niet zijnde schipper, over een geldige geneeskundige verklaring beschikt:

   

Ieder jaar vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar:

€ 500,–

2)

BVW 3.3.351

Hoofdstuk 3 paragraaf 4: Vaarbewijs

25 lid 4

14 Bvb

14 Bvb

Een schip gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de Bvw is afgegeven.

€ 1.500,–

2)

BVW 3.4.001

25 lid 4

15 Bvb

15 Bvb

Een schip gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de Bvw is afgegeven.

€ 1.500,–

2)

BVW 3.4.003

25 lid 5

   

Als gezagvoerder een binnenschip voeren of doen voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs ongeldig is verklaard dan wel aan de gezagvoerder het voeren van schepen is ontzegd dan wel het vaarbewijs is ingenomen.

€ 1.500,–

2)

BVW 3.4.005

28 lid 7

   

Als werkgever of gezagvoerder handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.4.011

31 lid 4

   

Handelen in strijd met de aan een ontheffing van het vaarbewijs verbonden voorschriften/beperkingen als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid 2 Bvw.

€ 1.000,–

2)

BVW 3.4.013

33 lid 2

n.v.t.

jo. 7.1. Bvr i.v.m. 34 Bvw jo. 13 Bvb

Handelen in strijd met de regels die bij ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard, het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld in artikel 13 lid 3 van het BVB jo. artikel 7.1 van de BVR.

€ 1.500,–

2)

BVW 3.4.015

Hoofdstuk 4 paragraaf 1: Scheepsnummer

36 lid 4

36 lid 2 onder a Bvw

36 lid 2 onder a Bvw

Als eigenaar van een binnenschip niet binnen twee weken na de toekenning en kennisgeving van het scheepsnummer dit scheepsnummer op het binnenschip aanbrengen.

€ 150,–

BVW 4.1.001

36 lid 4

36 lid 2 onder b Bvw

36 lid 2 onder b Bvw

Als eigenaar van een binnenschip niet binnen twee weken kennis geven aan de Minister van zodanige wijzigingen in omstandigheden van een binnenschip, die aanleiding geven tot wijziging van het scheepsnummer.

€ 1.250,–

BVW 4.1.002

36 lid 4

30 lid 2 Bvb jo. 9.1 Bvr

30 lid 2 Bvb jo. 9.1 Bvr

Als eigenaar van een binnenschip het registratienummer niet binnen 2 weken op het binnenschip aanbrengen overeenkomstig het gestelde in artikel 9.1. Bvr.

€ 150,–

BVW 4.1.003

Hoofdstuk 4 paragraaf 2: Gegevensverstrekking

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.05 Rsp

31 Bvb jo. 2.11 Bvr

Als bemanningslid zijn bekwaamheid aan boord van een schip niet door een daartoe wettelijk erkend document kunnen aantonen.

€ 150,–

BVW 4.2.003

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 lid 1 Bvr jo. 3.13 Rsp jo. bijlage A1 Rsp

31 Bvb jo. 5.3 lid 2 Bvr jo. 3.13 Rsp jo. bijlage A1 Rsp

Als gezagvoerder in de periode van 48 uur voorafgaand aan het binnenvaren van de betreffende binnenwateren de rusttijden van elk van de bemanningsleden alsmede de vaartijden van het schip niet op de wettelijk voorgeschreven wijze hebben vastgelegd.

€ 800,–

2)

BVW 4.2.007

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7. Bvr jo. 3.10 lid 2 Rsp

31 Bvb jo. 5.4 lid 1 Bvr jo. 3.10 lid 2 Rsp

Een schip gebruiken tijdens de wekelijkse verlenging van de vaartijd tot ten hoogste 16 uur in de exploitatiewijze A1, zonder dat deze verlenging kan worden aangetoond met de registraties van een goed functionerende tachograaf van een type dat overeenkomstig bijlage A3 van het Rsp door de bevoegde autoriteit van een Rijnoeverstaat of van België is goedgekeurd en waarbij wordt voldaan aan de in de bijlage A3 genoemde vereisten.

€ 800,–

2)

BVW 4.2.008

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.10 lid 3 Rsp

31 Bvb jo. 5.4 lid 1 Bvr jo. 3.10 lid 3 Rsp

Een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur, bloktijd A1, respectievelijk tussen 23.00 uur en 05.00 uur, bloktijd A2, zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een tachograaf dat door de bevoegde autoriteit van een Rijnoeverstaat of België is goedgekeurd en toegelaten en aan de vereisten van bijlage A3 van het Rsp voldoet en naar behoren functioneert.

€ 800,–

2)

BVW 4.2.009

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 lid 1 Bvr jo. 3.13 lid 5 Rsp

31 Bvb jo. 5.14 lid 2 Bvr

Als gezagvoerder de registraties van de tachograaf niet gedurende tenminste zes maanden na laatste aantekening daarop in chronologische volgorde aan boord bewaren.

€ 270,–

BVW 4.2.010

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.12 lid 7 Rsp

31 Bvb jo. 5.4 lid 1 Bvr jo. 3.12 lid 7 Rsp

Een schip gebruiken zonder dat bij wisseling van exploitatiewijze de rusttijd van 8, onderscheidenlijk 6 uren kan worden aangetoond met een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het Rsp of met een kopie van de pagina met aantekeningen van de vaar- onderscheidenlijk de rusttijden van het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid heeft plaatsgevonden.

€ 1.000,–

2)

BVW 4.2.011

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.06 lid 4 onder a Rsp

31 Bvb jo. 5.11 Bvr jo. 3.06 lid 4 onder a Rsp

Als houder het persoonlijke dienstboekje niet bij de eerste indiensttreding overhandigen aan de schipper.

€ 150,–

BVW 4.2.012

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.06 lid 4 onder b Rsp

31 Bvb jo. 5.11 Bvr jo. 3.06 lid 4 onder b Rsp

Als houder niet telkens binnen een periode van 12 maanden het persoonlijke dienstboekje overleggen aan en niet laten afstempelen door een plaatselijk bevoegde autoriteit.

€ 125,–

BVW 4.2.013

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.06 lid 6 onder a Rsp

31 Bvb jo. 5.11 Bvr jo. 3.06 lid 6 onder a Rsp

Als gezagvoerder het dienstboekje niet regelmatig invullen.

€ 125,–

BVW 4.2.014

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.06 lid 6 onder b Rsp

31 Bvb jo. 5.11 Bvr jo. 3.06 lid 6 onder b Rsp

Als gezagvoerder het dienstboekje niet in het stuurhuis bewaren.

€ 60,–

BVW 4.2.015

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.06 lid 6 onder c Rsp

31 Bvb jo. 5.11 Bvr jo. 3.06 lid 6 onder c Rsp

Als gezagvoerder het diensboekje niet op verzoek meteen teruggeven aan de houder.

€ 150,–

BVW 4.2.016

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder het vaartijdenboek op een andere plaats dan de stuurhut aan boord hebben.

€ 1.000,–

BVW 4.2.019

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder een schip gebruiken terwijl geen vaartijdenboek aan boord is dan wel een schip gebruiken waarvoor geen vaartijdenboek is afgegeven.

€ 5.000,–

BVW 4.2.020

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

Als gezagvoerder de exploitatiewijze niet op iedere bladzijde van het vaartijdenboek hebben aangetekend.

€ 100,–

BVW 4.2.021

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder zodra de vaart begint, dan wel de vaart wordt voortgezet, de gegevens van kolom 1, 2, 3 en 4 in het vaartijdenboek niet hebben aangetekend:

   

Voor elke niet ingevulde dag:

€ 270,–

BVW 4.2.022

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder zodra de vaart wordt onderbroken, dan wel wordt beëindigd, de gegevens van kolom 1, 5, 6 en 7 in het vaartijdenboek niet hebben aangetekend:

   

Voor elke niet ingevulde dag:

€ 270,–

BVW 4.2.026

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder bij het voor de eerste keer aan boord komen van de bemanning en bij verandering van samenstelling van de bemanning kolom 8 van het vaartijdenboek niet hebben ingevuld.

€ 200,–

BVW 4.2.030

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder voor 08.00 uur de volgende ochtend de rusttijden in kolom 9 t/m 11 van het vaartijdenboek niet hebben ingevuld. 5)

   

Voor elke niet ingevulde dag:

€ 270,–

BVW 4.2.031

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder bij wisseling van de bemanning telkens het tijdstip aan en van boord gaan niet vermelden in kolom 12 en 13 van het vaartijdenboek.

€ 100,–

BVW 4.2.035

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 1 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid1 Rsp

Als gezagvoerder na wisseling van exploitatiewijze de noodzakelijke aantekeningen niet op een nieuwe bladzijde hebben aangebracht.

€ 50,–

BVW 4.2.036

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo. 1.7 Bvr jo. 3.13 lid 3 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo. 3.13 lid 3 Rsp

Een binnenschip gebruiken zonder dat het ongeldig verklaarde vaartijdenboek gedurende zes maanden na de laatste aantekening aan boord is bewaard.

€ 540,–

2)

BVW 4.2.055

37 lid 2

31 Bvb jo. 1.9 Bvr jo 3.13 lid 6 Rsp

31 Bvb jo. 5.12 Bvr jo 3.13 lid 6 Rsp

Een binnenschip gebruiken zonder dat bij aflossing of versterking van bemanning voor ieder nieuw bemanningslid een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het Rsp of een kopie van de pagina met aantekeningen van de vaar- onderscheidenlijk rusttijden uit het vaartijdenboek van het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid heeft plaatsgevonden voorhanden hebben.

€ 1.000,–

2)

BVW 4.2.057

37 lid 2

n.v.t. nationale voorschriften

31 Bvb jo. 5.13 lid 2 Bvr

Als gezagvoerder op een veerboot, veerpont of open rondvaartboot er geen zorg voor hebben gedragen dat er een scheepsjournaal aan boord dan wel ten kantore aanwezig is.

€ 450,–

BVW 4.2.059

37 lid 2

n.v.t. nationale voorschriften

31 Bvb jo. 5.13 lid 2 Bvr

Als gezagvoerder de naam van het schip niet vermelden in het scheepsjournaal.

€ 150,–

BVW 4.2.060

37 lid 2

n.v.t. nationale voorschriften

31 Bvb jo. 5.13 lid 2 Bvr

Als gezagvoerder het begin en het einde van de veerdienst of rondvaarten van het schip niet vermelden in het scheepsjournaal.

   

Per niet ingevulde dag

€ 270,–

BVW 4.2.061

37 lid 2

n.v.t. nationale voorschriften

31 Bvb jo. 5.13 lid 2 Bvr

Als gezagvoerder het merk van teboekstelling of het officiële scheepsnummer niet in het scheepsjournaal vermelden.

€ 150,–

BVW 4.2.065

37 lid 2

n.v.t. nationale voorschriften

31 Bvb jo. 5.13 lid 2 Bvr

Als gezagvoerder niet de leden van de bemanning bij het begin van de dagelijkse veerdienst of rondvaart met naam en functie in het scheepsjournaal vermelden.

€ 200,–

BVW 4.2.066

Hoofdstuk 5 paragraaf 1 Bvw: Handhaving

43 lid 2

2.7 Bvr

2.7 Bvr

Als houder er geen zorg voor dragen dat bij het vervoer van goederen het bewijs van vakbekwaamheid ten kantore van de eigenaar of exploitant van het binnenschip of aan de hand van de gegevens uit het handelsregister kan worden gecontroleerd.

€ 625,–

BVW 5.1.001

43 lid 2

1.9 Bvr jo. 3.13 lid 4 Rsp

5.12 Bvr jo. 3.13 lid 4 Rsp

Een binnenschip gebruiken zonder dat de verklaring afgifte vaartijdenboek aan boord wordt bewaard dan wel deze verklaring niet op verzoek kan worden getoond.

€ 150,–

2)

BVW 5.1.002

43 lid 2

Verplicht om Rijnvaart-verklaring aan boord te hebben o.b.v. Rpr

8.4 Bvr jo. 8.5. Bvr

Als houder van het document van toelating er geen zorg voor dragen dat dit document kan worden gecontroleerd aan boord van het binnenschip waarvoor het document is afgegeven dan wel ten kantore van de eigenaar of exploitant van dat binnenschip.

€ 150,–

BVW 5.1.006

46 lid 2

   

Als houder niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van de bij of krachtens de Binnenvaartwet vereist document.

€ 90,– per document

BVW 5.1.010

Toepassing tarievenlijst
  • 1) Deze boetefeitcodes zien op overtredingen van de technische voorschriften waarop het certificaat van onderzoek kan worden afgegeven of is afgegeven. Het boetebedrag is het maximaal op te leggen bedrag. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden wordt de hoogte van de boete bepaald.

  • 2) Het boetebedrag wordt met 50% verminderd indien de boete wordt opgelegd aan een gezagvoerder in loondienst.

  • 3) De hoogte van het boetebedrag is afhankelijk van het aantal niveaus van onderkwalificatie. Om het aantal niveaus te bepalen worden de volgende niveaus onderscheiden:

    • 1. schipper;

    • 2. stuurman/machinist;

    • 3. volmatroos/matroos motordrijver;

    • 4. matroos;

    • 5. lichtmatroos.

      Wanneer volgens een tabel minimumbemanning een lichtmatroos niet mag worden vervangen door een deksman is er sprake van onderbemanning indien er een deksman is in plaats van een lichtmatroos. De deksman telt niet mee voor de minimumbemanning.

      De boete bedraagt bij onderkwalificatie van:

    • 1 niveau € 300,–;

    • 2 niveaus € 700,–;

    • 3 niveaus € 1.100,–;

    • 4 niveaus € 1.400,–.

      Indien er bijvoorbeeld een lichtmatroos aanwezig is terwijl er volgens de bemanningsvoorschriften een volmatroos aanwezig moet zijn is er sprake van 2 niveaus tekort.

  • 4) De minimale bemanning van overige vaartuigen op de Rijn, Waal en Lek zijn onder nummer 48 van het certificaat van onderzoek vermeld (art. 3.19 Rsp). Indien de voorgeschreven minimumbemanning niet aan boord is, wordt het schip gebruikt in strijd met de voorschriften opgenomen in het certificaat van onderzoek (art. 10 Bvw).

  • 5) In het vaartijdenboek staat de volgende aanwijzing: in de kolommen 9 t/m 11 moeten het begin en het einde van de rusttijd van elk bemanningslid worden aangetekend. Deze aantekeningen dienen uiterlijk om 8 uur de volgende ochtend in het vaartijdenboek te worden aangebracht. Dit wil zeggen dat het begin en het einde van de rust moeten worden aangetekend uiterlijk om 8 uur op de dag volgend op de dag dat rust is begonnen en de arbeid weer is aangevangen. Dus als de bemanning op 16 maart om 22:00 uur gaat rusten en om 7:00 uur weer aan de arbeid gaat moet het begin en het einde van de rust uiterlijk op 17 maart om 8:00 uur zijn aangetekend.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt in de eerste plaats tot de vervanging van de in bijlage 11.1 opgenomen boetecatalogus. Daarnaast wordt met deze regeling een aantal artikelen in de Binnenvaartregeling (Bvr) gerepareerd.

Met de vervanging van de boetecatalogus in bijlage 11.1 worden de tabellen 1A Rijn, Waal en Lek en 1B Overige wateren (niet- aktewateren) vervangen door 1 tabel met boetebedragen voor overtredingen van de artikelen 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 21, 22, 23, 25, 28, 31, 33, 36, 37, 43 en 46 Binnenvaartwet (Bvw). Deze wijziging betekent ten eerste een vereenvoudiging van de boetecatalogus waardoor deze toegankelijker is. Ten tweede is deze hierdoor makkelijker aan te passen. In deze tabel wordt het geldend recht op de Rijn, Waal en Lek en op de overige wateren naast elkaar vermeld. Daarnaast zijn, waar mogelijk, boetefeiten samengevoegd. Enerzijds door de beschrijving van de overtredingen algemener te formuleren, anderzijds door aparte feitcodes voor verschillende normadressaten in één feitcode op te nemen. Het onderscheid tussen ‘gebruiken en ‘doen gebruiken’ is vervallen omdat de vorm ‘doen gebruiken’ in feite ‘gebruiken’ is. De boetebedragen die bij ‘doen gebruiken’ werden gehanteerd zijn nu opgenomen bij gebruiken. De boetebedragen voor de zogenaamde technische overtredingen, te weten overtredingen in verband met de eisen tot de scheepscertificering zijn heroverwogen. Op basis daarvan is besloten om de boetebedragen voor het overtreden van de artikelen 8, 10, 12 en 13 Bvw te verhogen. De boetebedragen voor de overtreding onderbemand varen zijn ook verhoogd. Om de proportionaliteit van de boetes te waarborgen geldt voor die gevallen waarin, naast de werkgever, eigenaar of exploitant, de gezagvoerder in loondienst normadressaat is, dat de boete wordt verminderd met 50% indien deze wordt opgelegd aan de gezagvoerder in loondienst. Over de wijziging van de boetecatalogus is overleg gevoerd met het Centraal Bureau Rijn en Binnenvaart (CBRB) en de Vereniging voor beroepschartervaart (BBZ).

Met betrekking tot de reparatiebepalingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Gevolgen voor burgers en bedrijven

De invoering van de herziene boetecatalogus en de wetgevingstechnische reparaties van de Bvr brengen als zodanig geen nieuwe informatieverplichtingen en derhalve geen extra administratieve lasten of andere gevolgen voor burgers en bedrijven met zich mee.

Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2015. De regeling kan op een kortere termijn dan twee maanden na publicatie in werking treden omdat het reparatiewetgeving betreft. Met de herziening van bijlage 11.1 zijn geen structurele wijzigingen aangebracht ten opzichte van de eerdere versies. De wijziging heeft ook geen gevolgen voor burgers en bedrijven.

Internetconsultatie

In de verzamelbrief regeldruk (Kamerstukken 2012/13, 29 362, nr. 224) van de ministers van EZ, BZK, VenJ en Wonen en Rijksdienst, is in het kader van de modernisering van de overheid, aangekondigd dat internetconsultatie voor wetgeving de norm zal worden. De gronden om van internetconsultatie af te zien zijn in 2009 neergelegd in het kabinetsstandpunt internetconsultatie (Kamerstukken 2009/10, 29 279, nr. 114). Een van die gronden waarop van consultatie kan worden afgezien is als het regelgeving betreft zonder noemenswaardige gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen. Er treedt met andere woorden geen verandering op in de verplichtingen en rechten, administratieve lasten of uitvoeringslasten van burgers, bedrijven en instellingen. Zoals hierboven als is verwoord is er geen sprake van gevolgen voor burgers en bedrijven als gevolg van de wijziging van de Bvr. Daarom heeft er geen internetconsultatie plaatsgevonden.

Artikelsgewijs

Onderdelen A, B, D en G

Bij de inwerkingtreding van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp) met ingang van 1 juli 2011 is per abuis bijlage 1.4 Bvr vervallen. Met deze wijziging wordt bijlage 1.4 weer in de regeling opgenomen. In die bijlage is onder andere geregeld dat de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) belast is met typegoedkeuring van een tachograaf en de erkenning van in Nederland gevestigde fabrikanten, importeurs, installateurs en reparateurs. Ook is daarin opgenomen dat een erkenning kan worden ingetrokken. Verder zijn artikel 1.8 en 5.14, eerste lid, aangepast. Met de wijziging van deze artikelen wordt nu alleen verwezen naar Bijlage A3 van het Rsp waarin eisen zijn opgenomen voor tachografen en voorschriften voor de inbouw daarvan aan boord van schepen. In deze artikelen werd voorheen verwezen naar bijlage H bij het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (Rosr). De inhoud van deze bijlage komt exact overeen met hetgeen in Bijlage A3 bij het Rsp is opgenomen. Omdat bepalingen over tachografen meer thuis horen bij regelingen die betrekking hebben op scheepvaartpersoneel is ervoor gekozen om alleen nog te verwijzen naar Bijlage A3 van het Rsp. In artikel 1.18, tweede lid, onder f is van de Binnenvaartregeling wordt de RDW aangewezen als bevoegde autoriteit voor het afgeven van typegoedkeuringen van tachografen en erkenningen van installatiebedrijven op grond van bijlage H van het Rosr. Met de wijziging van de Bvr wordt deze aanwijzing verplaatst naar het derde lid en wordt de RDW de bevoegde autoriteit voor bijlage A3 van het Rsp.

Onderdelen C en E

Met de wijziging van artikel 5.11, derde lid, en artikel 7.22, tweede lid, hoeft niet langer aangifte te worden gedaan op het politiebureau indien een dienstboekje of vaarbewijs is verloren of teniet is gegaan. In de praktijk leverde dit nogal eens problemen op. Door de wijziging kan nu bij de autoriteit die bevoegd is tot afgifte van het dienstboekje of het vaarbewijs bij de aanvraag schriftelijk een verklaring over de vermissing worden afgelegd. In het vervangende dienstboekje wordt hiervan een aantekening gemaakt.

Onderdeel F

In artikel 11.1, eerste lid, ontbrak artikel 28, zevende lid, in de opsomming van overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Daardoor kon voor een overtreding van dit artikel geen boete worden opgelegd en dus ook geen boetebedrag worden opgenomen in de boetecatalogus van bijlage 11.1. Met deze regeling wordt dit artikel in artikel 11.1, eerste lid, opgenomen.

Onderdeel H, Bijlage 11.1

Per hoofdstuk van de Binnenvaartwet, zoals opgenomen in de tabel, wordt een toelichting op de wijziging gegeven.

Hoofdstuk 2 Binnenvaartwet: Toegang tot de markt

De feitcodes met betrekking tot het document van toelating zijn samengevoegd tot één feitcode door in de omschrijving op te nemen een ‘geldig document’. Dit kan op de overige wateren een Rijnvaartverklaring, een bewijs van toelating of een geëigend document zijn. Op de aktewateren is dit de Rijnvaartverklaring.

De afzonderlijke feitcodes met betrekking tot de ontheffing en de vrijstelling van de vakbekwaamheid zijn samengevoegd tot één feitcode door in de beschrijving van de overtreding op te nemen ‘vrijstelling of ontheffing’.

Hoofdstuk 3 Binnenvaartwet: regels aan boord
Paragraaf 1 Certificaat van onderzoek

Het certificaat van onderzoek is een belangrijk document. Zonder geldig certificaat is niet bekend of de technische staat van het schip voldoet aan de gestelde eisen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een schip zonder geldig certificaat (zijnde een overtreding van artikel 7 Bvw) wordt spoedeisende bestuursdwang op grond van artikel 44 Bvw toegepast en wordt tevens een bestuurlijke boete opgelegd. Door deze combinatie van maatregelen is in de heroverweging van de hoogte van de boetes met betrekking tot het certificaat van onderzoek geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het boetebedrag voor deze overtreding te verhogen. De artikelen 8, 10, 12 en 13 van de Binnenvaartwet hebben alle betrekking op het gebruik van het schip in strijd met de technische voorschriften. Gebleken is dat een boetebedrag van maximaal € 1.000,– bij zeer ernstige technische overtredingen niet in verhouding tot het geconstateerde gebrek stond. Daarom is besloten het boetebedrag te verhogen naar maximaal € 5.000,–. Dit maximumbedrag biedt de ruimte om voor een gering technisch gebrek de boete lager vast te stellen.

Door in de omschrijving van de overtreding in het algemeen te verwijzen naar ‘de van toepassing zijnde technische voorschriften’ kunnen de feitcodes met betrekking tot specifieke voorschriften zoals bijvoorbeeld de aanvullende voorschriften voor passagiersschepen op de zone 2 als bedoeld in artikel 3.3. van de Binnenvaartregeling (Bvr) vervallen.

Paragraaf 2 Scheepsmeting

Met betrekking tot scheepsmeting is het doen gebruiken’ vervallen.

Paragraaf 3 Bemanning
Wisseling exploitatiewijze

De omschrijving van overtredingen met betrekking tot de wisseling van de exploitatiewijze zijn samengevoegd tot twee boetefeiten. Eén boetefeit voor het overtreden van de voorgeschreven rusttijd en één voor het overtreden van de voorgeschreven versterking van de bemanning. Het boetebedrag voor overschrijding van de rusttijdvoorschriften bij exploitatiewisseling is gelijkgesteld aan het boetebedrag dat op grond van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv), en de vergelijkbare rusttijdovertredingen voor de aktewateren die zijn geregeld in de Bvw, per uur rust tekort wordt opgelegd.

Bemanning

Onderbemand varen kan een risico voor de veiligheid met zich meebrengen. Bovendien is er sprake van groot economisch voordeel dat via oneerlijke concurrentie wordt behaald. Vastgesteld is dat de boetebedragen zoals gehanteerd niet het beoogde sanctionerende effect hadden. Om te voorkomen dat voor een calculerende bedrijfsvoering wordt gekozen, worden de boetebedragen significant, met factor 5, verhoogd.

In de boetecatalogus is een maximum boetebedrag opgenomen voor onderkwalificatie. In ‘Toepassing tarievenlijst’, dat onderaan de tabel is opgenomen, staat de berekening van het boetebedrag.

De boetefeiten voor het niet voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstelling ex hoofdstuk 5, paragraaf 5 van de Bvr, konden vervallen omdat in die gevallen de reguliere voorschriften van toepassing zijn.

Rusttijden

De rusttijden van bemanningsleden zijn voor de aktewateren geregeld in de Binnenvaartwet. Op de overige wateren en voor niet grensoverschrijdend verkeer op de Rijn, Waal en Lek is het Atbv, hoofdstuk 5 binnenvaart van toepassing. De omschrijving van de overtredingen zijn overgenomen uit de bijlage bij de ‘Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (binnenvaart)’.

Geneeskundige verklaring

Door verschrijving was in artikel 28 van het Binnenvaartbesluit geregeld dat bemanningsleden in de binnenvaart op 50-, 55- en 60-jarige leeftijd medisch herkeurd moeten worden, zoals ook het geval is bij de houders van een beperkt groot of een groot vaarbewijs en de houders van een Rijnpatent. Dit is echter nooit de bedoeling van de wetgever geweest. De boetefeiten voor het niet keuren van bemanningsleden op 50-, 55- en 60-jarige leeftijd vervallen derhalve. Wanneer een schipper niet over de vereiste geneeskundige verklaring beschikt heeft dit als consequentie dat zijn vaarbewijs ongeldig is.

Paragraaf 4 vaarbewijs

Voeren en doen voeren zijn beide aan de gezagvoerder toe te rekenen. Bij voeren vaart hij zelf en bij doen voeren vaart een van zijn bemanningsleden onder zijn toezicht. De normadressaat is dus in beide gevallen de gezagvoerder. De overtreding, een schip voeren of doen voeren terwijl het vaarbewijs ongeldig of ingetrokken is, dan wel als er een ontzegging voor het voeren van schepen is, is vergelijkbaar met varen zonder geldig vaarbewijs. Daarom is het boetebedrag verlaagd van € 2.000,– naar € 1.500,– overeenkomstig het boetebedrag voor varen zonder geldig vaarbewijs.

Hoofdstuk 4: Scheepsnummer en gegevensverstrekking
Paragraaf 1 scheepsnummer

De boetefeiten onder scheepsnummer zijn ongewijzigd gebleven.

Paragraaf 2 gegevensverstrekking

Het Rsp legt voor het invullen van het dienstboekje, het vaartijdenboek en het gebruik van de tachograaf de verantwoording uitsluitend bij de schipper. In de vorige boetecatalogus was werkgever als normadressaat hiervoor ten onrechte vermeld.

De schipper is op grond van artikel 1.10 van het Rijnvaart politiereglement 1995 en artikel 1.10 van het Binnenvaart politiereglement verplicht om zijn vaarbewijs aan boord te hebben. Indien de schipper het vaarbewijs niet aan boord heeft wordt een proces verbaal opgemaakt en de overtreding strafrechtelijk afgehandeld. Het boetefeit voor het niet kunnen aantonen van zijn bekwaamheid door middel van het vaarbewijs op grond van de Bvw vervalt.

Geconstateerd is dat het boetebedrag voor het niet hebben van een verklaring als bedoeld in bijlage A4 van het Rsp bij wisseling exploitatiewijze € 1.250,– bedroeg en bij versterking of aflossing van bemanning € 1.000,–. Deze boetebedragen zijn gelijkgesteld op € 1.000,–.

Hoofdstuk 5: Handhaving
Paragraaf 1 toezicht en opsporing

Een tachograaf is verplicht voor de wekelijkse verlenging in de exploitatiewijze A1, het varen in de bloktijden in de A1 en A2 en voor bepaalde vrijstellingen en ontheffingen. Daarbij moeten de voorwaarden gesteld in Bijlage A3 Rsp in acht worden genomen. Overtredingen van de voorwaarden zijn onder artikel 37, tweede lid, van de Bvw beboetbaar gesteld.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven