Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 21 april 2015, nr. WJZ / 15010487, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en Regeling Openstelling EZ-subsidies in verband met de openstelling van de subsidiemodule Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij en enkele wijzigingen ervan

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 15, 16, 18, 19, 34 en 44 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2.3 vervalt het vierde lid.

B

Artikel 2.2.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

C

Artikel 2.2.6 vervalt.

D

Artikel 2.2.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. er meer wordt bijgedragen aan de diverse udv-ambities (30%);.

2. Het vierde lid onderdeel c komt te luiden:

  • c. de mate waarin wordt bijgedragen aan de diverse udv-ambities (15%);.

3. Er wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 5. De Adviescommissie udv-subsidies, bedoeld in het eerste lid, kan de minister adviseren om een aanvraag tot subsidieverlening af te wijzen.

E

In artikel 2.2.10, tweede lid, wordt ‘bedraagt ten hoogste € 150.000’ vervangen door: blijft onder een bedrag van € 125.000.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2015 worden boven de rij van titel 2.3 twee rijen ingevoegd, luidende:

Titel 2.2: Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

2.2.2, onderdeel a

   

01-07-2015 t/m 10-09-2015

485.000

Titel 2.2: Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

2.2.2, onderdeel b

   

01-07-2015 t/m 10-09-2015

125.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 april 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

I. Algemeen

I.1 Doel van het subsidie-instrument Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

Het doel van het subsidie-instrument Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij (titel 2.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies) is versnelling te geven aan de lange-termijnambities voor de verduurzaming van de veehouderij. Er zijn 15 ambities geformuleerd, die betrekking hebben op verschillende aspecten van het veehouderijbedrijf, en die in bijlage 2.2.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies zijn opgenomen.

Gebleken is dat veehouders bij het verwezenlijken van verduurzaming van de productie tegen belemmeringen aan lopen, waardoor initiatieven ofwel moeilijk van de grond komen, ofwel initiatieven en ontwikkeling van producten en processen een groot draagvlak zullen missen, zodat de verduurzaming alleen bij een enkel bedrijf doorgang vindt.

Met dit subsidie-instrument wordt een bijdrage geleverd aan het oplossen van een of meer problemen die verduurzamingsinitiatieven binnen ten minste één van de 15 udv-ambities in de weg staan. Er worden voor 2015 weer subsidies voor de twee in titel 2.2 opgenomen soorten projecten mogelijk gemaakt:

  • 1. De projecten die leiden tot de opstelling van een zogenoemd verbeterplan, dat zowel is gericht op verbetering van de duurzaamheid in de zin van een of meer van de udv-ambities, als op het wegnemen van de daarbij geconstateerde belemmeringen. Een project voor de opstelling van een verbeterplan duurt ten hoogste 1,5 jaar.

  • 2. De projecten die ofwel een verbeterplan uitvoeren ofwel anderszins belemmeringen wegnemen voor de ontwikkeling of toepassing van een nieuw product of proces dat bijdraagt aan de verbetering van de duurzaamheid binnen een of meer udv-ambities. Een dergelijk project duurt ten hoogste 3,5 jaar.

In verband met deze nieuwe openstelling wordt het subsidie-instrument op een aantal punten aangepast om deze beter aan te laten sluiten bij de behoeftes in de praktijk en in de uitvoering. Op deze aanpassingen wordt in het artikelsgewijze del van deze toelichting nader ingegaan.

I.2 Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.2.2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de artikelen 28 en 29 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, en artikel 14 van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies.

I.3 Regeldruk

De inschatting is dat de nieuwe openstelling zal leiden tot 40 aanvragen. De inzet om een aanvraag te maken is € 550,– aan uren (inclusief kennisnamekosten en bezwaar). Dit leidt tot een administratieve lastendruk van € 22.000,–. Verwacht wordt dat deze openstelling zal leiden tot 12 projecten. Ook per ontvanger zijn administratieve lasten te verwachten van € 550,– voor bijvoorbeeld ex-post verantwoording en bezwaar. De inschatting is dat deze lasten uitkomen op € 6.600,–. De totale regeldruk komt daarmee uit op € 28.600,– De totale regeldruk bedraagt daarmee 4,6% van het beschikbare budget van € 610.000,–

II Artikelsgewijs

II.1 Artikel I

Onderdeel A (artikel 2.2.3)

In artikel 2.2.3 vervalt het vierde lid. Het gevolg hiervan is dat bij de aanvraag van de subsidie bij de komende openstelling loonkosten niet meer gespecificeerd hoeven te worden. Met deze wijziging wordt beoogd de administratieve lasten te verminderen.

Onderdeel B (artikel 2.2.5)

In artikel 2.2.5 vervalt het derde lid. In dit lid werd bepaald dat de kosten, bedoeld in het eerste lid, konden bestaan uit loonkosten en kosten voor eigen arbeid. Dit lid was in artikel 2.2.5 opgenomen om te expliciteren wat eigenlijk ook al uit de opsomming van de kosten in het eerste lid blijkt, namelijk dat de kosten in artikel 2.2.5, eerste lid, onderdeel c, ook kunnen bestaan uit loonkosten en kosten voor eigen arbeid. Omdat reeds uit het eerste lid volgt dat voormelde kosten voor subsidie in aanmerking komen en het derde lid in de praktijk niet als verduidelijking werd gezien, is ervoor gekozen het derde lid te laten vervallen. Ook wordt met het schrappen van het derde lid voorkomen dat er interpretatiekwesties kunnen ontstaan ten aanzien van de relatie met de algemene groepsvrijstellingsverordening en groepsvrijstellingsverordening landbouw.

Onderdeel C (artikel 2.2.6)

Artikel 2.2.6 vervalt. In dit artikel waren eisen opgenomen ten aanzien van de projectadministratie van de aanvrager of de penvoerder van het samenwerkingsverband dat de subsidie aangevraagd heeft. Deze eisen sloten aan bij de eisen die het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies stelt om voor subsidies van boven de € 125.000 een dergelijke projectadministratie te voeren. Omdat bij de huidige openstelling van de subsidiemodule geen subsidies verleend zullen gaan worden die gelijk of hoger zijn dan een bedrag van € 125.000 is ervoor gekozen dit artikel te laten vervallen. Met deze wijziging wordt beoogd de administratieve lasten bij de aanvragers te verminderen en op dit punt volledig aan te sluiten bij het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

Onderdeel D (artikel 2.2.9)

Artikel 2.2.9 heeft betrekking op de Adviescommissie udv-subsidies die tot taak heeft de minister te adviseren over de rangschikking van de subsidieaanvragen.

Derde en vierde lid

In het derde en vierde lid bevinden zich de criteria op basis waarvan de adviescommissie subsidieaanvragen kan rangschikken voor respectievelijk de projecten, bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, en de projecten, bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b. Met deze criteria wordt beoogd via deze subsidieregeling de versnelling naar een duurzame veehouderij te ondersteunen. Hierbij is het van belang dat projectvoorstellen die meer zullen bijdragen aan de diverse udv-ambities een hogere positie in de rangschikking krijgen dan projectvoorstellen die gericht zijn op een enkele ambitie. Door de wijziging in het derde lid, onderdeel b, en het vierde lid, onderdeel c, komt beter tot uitdrukking dat de adviescommissie geen weging toepast op basis van een absoluut aantal ambities waar een project zich op richt. Er wordt verder geëxpliciteerd dat de adviescommissie meer in algemene zin kijkt of een project een brede of smalle insteek heeft. Projecten met een integraal karakter komen eerder voor subsidieverlening in aanmerking. Bij projectvoorstellen met een integraal karakter kan worden gedacht aan voorstellen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan meerdere ambities tegelijk of aan ambities die lastig met elkaar te verenigen zijn.

Vijfde lid

Ook is aan artikel 2.2.9. een vijfde lid toegevoegd. In dit lid wordt bepaald dat de adviescommissie de minister kan adviseren een aanvraag tot subsidieverlening af te wijzen. Het zal daarbij met name gaan om situaties waarin een aanvraag niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden (op grond van artikel 22 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies) of valt onder één van de afwijzingsgronden van artikel 23 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Een soortgelijke bepaling was bij een eerdere openstelling al op deze subsidiemodule van toepassing. Echter, bij de overheveling van deze module vanuit de Regeling LNV-subsidies naar de Regeling nationale EZ-subsidies is deze bepaling per abuis niet opgenomen in de subsidiemodule. Met deze wijziging wordt deze onvolkomenheid gecorrigeerd.

Onderdeel E (artikel 2.2.10)

In artikel 2.2.10, tweede lid, is het maximum subsidiebedrag voor UDV-projecten als bedoeld in artikel 2.2.2, onder b, gewijzigd. Het is niet meer mogelijk om tot en met € 150.000,– voor subsidie in aanmerking te komen, maar slechts voor een bedrag dat onder de € 125.000 blijft. Er wordt geen subsidie verleend voor de projectkosten die gelijk of hoger zijn dan dit bedrag. Deze wijziging heeft plaatsgevonden om beter aan te kunnen sluiten bij het Raamwerk voor uitvoering van subsidies. Omdat het eerste lid al bij dit raamwerk aansloot, is het maximum subsidiebedrag van € 70.000 voor de projecten tot de opstelling van een UDV-verbeterplan als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, ongewijzigd gebleven.

II.2 Artikel II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2015 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt.

Voor de subsidiemodule Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij loopt de periode waarin de subsidiemodule is opengesteld van 01-07-2015 t/m 10-09-2015. Ook zijn er twee subsidieplafonds vastgesteld. Voor de projecten, bedoeld onder artikel 2.2.2, onderdeel a, is het subsidieplafond vastgesteld op € 485.000. Voor de projecten, bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, is het subsidieplafond vastgesteld op € 125.000.

Voor de projecten tot opstelling van een verbeterplan is het subsidieplafond verhoogd ten opzichte van het subsidieplafond voor de udv-projecten. De reden hiervoor is dat voor 2015 wordt gestreefd naar een klein aantal relatief omvangrijke udv-projecten en een groter aantal projecten tot opstelling van een verbeterplan. Projecten tot opstelling van een verbeterplan dragen relatief sterk bij aan netwerkvorming. Het initiëren van nieuwe netwerken voor verduurzaming van de veehouderij sluit aan bij de udv inzet voor 2015.

II.3 Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015. Met de bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en er minimaal twee maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven