Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 april 2015, nr. WJZ / 15032842, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ter bevordering van de duurzame visserij op het IJsselmeer

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 8, 10a en 12 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel j komt te luiden:

j. verordening:

verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad;

2. In onderdeel k wordt de zinsnede ‘artikel 5, tweede lid,’ vervangen door: artikel 14.

3. Er wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

dd. effectieve visduur:

de periode tussen het in het water brengen van een vistuig en het lichten daarvan.

B

In artikel 7, eerste lid, wordt na ‘blankvoorn’ ingevoegd: bot,.

C

In artikel 10a, eerste lid, wordt de zinsnede ‘in enig jaar’ geschrapt.

D

Artikel 10b komt te luiden:

Artikel 10b

  • 1. Een visser die gebruik maakt van het staand net, grote fuik of de zegen, doet ten aanzien van de vissoorten baars, blankvoorn, bot, brasem en snoekbaars op verzoek van de Minister opgave van:

    • a. de naam van de vergunninghouder;

    • b. per aanlandingsdatum:

      • 1°. de hoeveelheid aangelande vis in kilogram, onderscheiden naar het soort vis en naar het soort vistuig, waarmee het is gevangen;

      • 2°. de herkomst van de vis;

      • 3°. het aantal en het soort vistuigen waarmee de vergunninghouder in de betreffende periode de baars, blankvoorn, bot, brasem of snoekbaars heeft gevangen;

      • 4°. bij het staand net de lengte en de effectieve hoogte van dat vistuig;

      • 5°. de maaswijdte van het vistuig, of, wanneer bij het staand net meerdere maaswijdtes of effectieve hoogtes van het net zijn toegepast, de totale lengte per onderscheiden maaswijdte, respectievelijk effectieve hoogte van het net;

      • 6°. de totale effectieve visduur van het soort vistuig, waarmee de vis is gevangen.

  • 2. De visser registreert de gegevens, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk binnen 24 uren na de aanlandingsdatum.

  • 3. De opgave geschiedt uiterlijk op 31 december op een door de Minister beschikbaar te stellen format.

E

In artikel 29, vierde lid, wordt na de zinsnede ‘acht of meer’ toegevoegd: , of ingeval van een overdracht als bedoeld in artikel 75, zesde lid, of 75a, een veelvoud van het aantal dagen, waarop het toegestaan is om met de zegen te vissen.

F

In artikel 67, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede ‘artikel 5, tweede lid,’ vervangen door: artikel 14.

G

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt de zinsnede ‘, aanhef en onderdeel a,’.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een overdracht als bedoeld in het vierde lid dat op het gebruik ziet van het staand net, is slechts mogelijk, voor zover het aantal verhuurde staand netten in de periode van 1 juli tot en met 31 mei niet het aantal staand netten overschrijdt dat de verhuurder maximaal mag inzetten in deze vergunningsperiode.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid, is een overdracht van een deel van een vergunning mogelijk, indien niet is voorzien in een goedgekeurd visplan en indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, niet van kracht is, voor zover deze overdracht ziet op het gebruik van de zegen en voor onbepaalde tijd wordt aangevraagd. Een overdracht krachtens dit lid betekent tevens een overdracht van de dagen, bedoeld in artikel 29, vierde lid.

  • 7. Een overdracht als bedoeld in het eerste, vierde en zesde lid, ongeacht of deze tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd is, is slechts mogelijk, indien daarvan uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de eerstvolgende vergunningsperiode waarvoor de overdracht geldt, een aanvraag is ingediend bij de Minister.

  • 8. In afwijking van het zevende lid kan de aanvraag voor de vergunningsperiode van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2016 uiterlijk op 1 juni 2015 worden gedaan.

H

Na artikel 75 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 75a

  • 1. Een overdracht van het aantal dagen, bedoeld in artikel 29, vierde lid, is slechts mogelijk, voor zover het totale aantal dagen wordt overgedragen en het een tijdelijke overdracht betreft voor een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 maanden, gerekend vanaf 1 juni.

  • 2. Een overdracht als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk, indien daarvan uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de eerstvolgende vergunningsperiode waarvoor de overdracht geldt, een aanvraag is ingediend bij de Minister.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de aanvraag voor de vergunningsperiode van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2016 uiterlijk op 1 juni 2015 worden gedaan.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2015, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, artikel 10b, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, zinsnede ‘en naar het soort vistuig, waarmee het is gevangen’ en onder 3° tot en met 6°, die in werking treden met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 april 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inhoud

De visstand in het IJsselmeer is de laatste jaren ernstig verslechterd. De hoeveelheid vis die voor visserij beschikbaar is, is dan ook beperkt. Dit blijkt ook uit het rapport van Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies (Imares) van de Wageningen Universiteit en Researchcentrum ‘Vangstadviezen voor snoekbaars, baars, blankvoorn, en brasem in het IJsselmeer en Markermeer’ van 12 september 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 29 664-XIII, nr. 112). Het beeld van de bestanden blijkt het afgelopen jaar diffuser te zijn. Als de maatregelen worden voortgezet die vorig jaar zijn genomen, wordt naar verwachting van Imares een beweging naar herstel ingezet (Rapport C045/15 van Imares ‘Vangstadviezen voor snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem in het IJsselmeer en Markermeer’ van 10 maart 2015). De noodzaak de bevissing van schubvis te beperken, blijft derhalve bestaan, mede met het oog op een duurzame toekomst voor de visserijondernemers zelf.

Uit genoemd advies blijkt eveneens dat het nodig is betrouwbare gegevens te registreren over zowel de aanlandingen als de visserij-inspanning waarmee de vis is gevangen. Deze gegevens vormen een belangrijke bron voor de vangstadviezen en de vertaling daarvan naar het aantal netten of dagen dat in een visseizoen mag worden ingezet. Afgesproken is dat de Producentenorganisatie IJsselmeer (PO IJsselmeer), de organisatie waarin de IJsselmeervissers zich hebben verenigd, hiervoor een plan ontwikkelt. Ter ondersteuning hiervan wordt het voeren van een administratie en het periodiek of op verzoek doen van opgave aan de Minister van Economische Zaken (minister) van de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens verplicht. De opgave van de bedoelde gegevens dient volgens een door de minister beschikbaar te stellen format te geschieden.

Verder maakt deze regeling een overdracht voor onbepaalde tijd (koop) van een deel van de vergunning voor het vissen met de zegen mogelijk. De tijdelijke overdracht van de zegen is ingevuld door in de mogelijkheid te voorzien tot een tijdelijke overdracht van de dagen, waarop met de zegen gevist mag worden. Dit bevordert de concentratie van de jaarlijks toegestane vangstruimte bij de actieve vissers en daarmee de transitie. De tijdelijke overdracht is uitsluitend toegestaan, indien het totale aantal toegestane zegendagen wordt overgedragen.

Tot slot is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd.

2. Regeldruk

Uitbreiding registratieverplichting

Vissers zijn op grond van artikel 10a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 jo. de artikelen 7, eerste lid, en 8, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij reeds verplicht een administratie bij te houden van de vis die zij aanvoeren (soort, hoeveelheid per soort, datum van aanvoer en herkomst van vissoort). Nieuw is dat daar met deze wijziging een nieuwe verplichting aan wordt toegevoegd: de registratie van gegevens die betrekking hebben op visserij-inspanning, met name gegevens betreffende het vistuig, waarmee de vis is gevangen. Tevens wordt voorgeschreven dat de visser deze informatie jaarlijks uiterlijk op 31 december opgeeft aan de minister op een door de minister beschikbaar te stellen format.

Het bijhouden van gegevens die betrekking hebben op het vistuig waarmee vis gevangen wordt, betreffen administratieve lasten. Administratieve lasten zijn in dit geval de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen die voortvloeien uit regelgeving van de overheid. Op basis van overleg met de PO IJsselmeer wordt geschat dat de aanvullende registratie van gegevens over het vistuig het eerste jaar na invoering ongeveer 1 uur per aanlanding zal kosten bij een tarief van € 24 per uur. Na een jaar ervaring opdoen, zal dit naar verwachting teruglopen tot 30 minuten per aanlanding. Er zijn 69 vergunninghouders die jaarlijks 37 weken mogen vissen (van 1 juli tot en met 15 maart). Daarnaast zijn er nog 4 van de 8 seizoenvergunninghouders die niet tevens een algemene vergunning hebben. Zij mogen 24 weken vissen (van 1 oktober tot en met 15 maart). De vispatronen van de vissers zijn divers. Er zijn vissers die een keer per maand vissen en er zijn vissers die vier maal per week vissen. Voor deze berekening wordt een gemiddelde van 2,5 aanlanding per week aangehouden. Dit resulteert in een bedrag van € 161.820 in het eerste jaar, en nadien van € 80.910 per jaar.

De vergunninghouders moeten de administratie jaarlijks indienen bij de minister. Geschat wordt dat circa 10 vergunninghouders dit per post zullen doen en dat dat circa 3 uur kost per vergunninghouder. De overige 65 vergunninghouders zullen de administratie elektronisch per e-mail indienen. Geschat wordt dat dit circa 1 uur kost per vergunninghouder. Dit resulteert in een bedrag van € 2.280 per jaar. De totale administratieve lasten die voortkomen uit de uitbreiding van de registratieverplichting, bedragen derhalve € 164.100 in het eerste jaar na invoering, en daarna € 83.190 per jaar.

Het mogelijk maken van een overdracht van een deel van een vergunning

Middels onderhavige regeling wordt vissers de mogelijkheid geboden hun vergunning gedeeltelijk te verhuren of te verkopen. Het is aan de visser zelf om te bepalen of hij hiervan gebruik wil maken. Indien een visser gebruik maakt van deze mogelijkheid, dient hij daartoe een aanvraag in bij de minister. Ten aanzien van het mogelijk maken van een overdracht van een deel van een vergunning wordt ingeschat dat het circa 30 minuten kost per vergunninghouder om zo'n overdracht aan te vragen. De overdrachten worden op initiatief van de visser aangevraagd. Op basis van ervaringen uit het verleden wordt ingeschat dat jaarlijks circa 6 van dergelijke overdrachten zullen worden aangevraagd. Dit levert een aanvullende lastendruk op van € 72.

3. Vaste verandermomenten

De termijn van de inwerkingtreding van deze regeling wijkt voor een gedeelte van de artikelen af van het beleid inzake de ‘vaste verandermomenten’ (Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr. 309). Het gaat hier deels om een spoedregeling die tot doel heeft de visstand in het IJsselmeer te beschermen en deels om maatregelen die begunstigend zijn voor de doelgroep die daarvan gebruik wil maken met ingang van het nieuwe visseizoen per 1 juni 2015 (artikel I, onderdeel G).

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A, onder 1 en 2, en onderdeel F

De definitie van ‘verordening’ in artikel 1, onderdeel j, van de Uitvoeringsregeling visserij wordt geactualiseerd als gevolg van de inwerkingtreding van de verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad. Als gevolg van de intrekking van de verordening (EG) nr. 104/2000 worden tevens de verwijzingen in de artikelen 1, onderdeel k, en 67, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij aangepast.

Artikel I, onderdeel A, onder 3

In artikel 1 van de Uitvoeringsregeling visserij wordt een nieuwe definitie opgenomen, namelijk die van een ‘effectieve visduur’. Dit begrip komt terug in het nieuwe artikel 10b, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, en betreft de periode tussen het in het water brengen van een vistuig en het lichten daarvan.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 7, eerste lid, wordt een omissie hersteld. De administratieverplichtingen, bedoeld in dat lid, hebben ook betrekking op het vissoort ‘bot’.

Artikel I, onderdeel C

Met de wijziging in artikel 10a, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij wordt een redactionele wijziging doorgevoerd. De verplichting tot opgave van de gegevens, bedoeld in dit lid, dient wekelijks plaats te vinden, zodat de zinsnede ‘enig jaar’ geen zelfstandige toegevoegde waarde heeft en kan daarom geschrapt worden.

Artikel I, onderdeel D

Het nieuwe artikel 10b van de Uitvoeringsregeling visserij behelst een uitwerking van de plicht tot opgave van gegevens, verankerd in artikel 10a, tweede lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985. Op grond van die bepaling is een ieder die vis van de in artikel 10b van de Uitvoeringsregeling visserij aangewezen soorten aanvoert, verplicht een administratie te voeren en aan de Minister periodiek of op verzoek opgave te doen van de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens, betreffende in ieder geval de wijze waarop hij de aangelande vis heeft gevangen. De gegevens waarvoor de opgave geldt, hebben dus in ieder geval betrekking op de visserij-inspanning, zoals het aantal en het soort vistuigen waarmee de vergunninghouder vist of de totale effectieve visduur van het betreffende vistuig. De krachtens deze bepaling opgegeven gegevens worden gebruikt voor wetenschappelijke doelen.

De visser registreert de betreffende gegevens binnen 24 uren na de aanlandingsdatum. De opgave dient jaarlijks uiterlijk op 31 december gedaan te worden op een door de minister beschikbaar te stellen format.

Artikel I, onderdelen E en H

Met de wijziging van artikel 29, vierde lid, en het opnemen van het nieuwe zesde lid van artikel 75 en artikel 75a wordt bewerkstelligd dat het aantal dagen waarop het toegestaan is om met de zegen te vissen, op een andere visser overgedragen kan worden. Artikel 75, zesde lid, regelt een overdracht voor onbepaalde tijd die uitsluitend voor het vistuig de zegen geldt als zodanig, waarbij uiteraard ook de toegestane zegendagen volgend uit het recht om met de zegen te vissen, overgaan naar de nieuwe eigenaar. Artikel 75a betreft nadrukkelijk alleen een overdracht van het totale aantal toegestane zegendagen; het recht om met de zegen te vissen wordt niet overgedragen en blijft rusten op de vergunninghouder. Daarnaast geldt dat een overdracht op grond van artikel 75a slechts van tijdelijke aard is, namelijk voor een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 maanden, gerekend vanaf 1 juni.

Voor zowel de overdracht voor onbepaalde tijd van het vissen met de zegen als de tijdelijke overdracht van de toegestane zegendagen geldt dat er een aanvraag ingediend moet worden bij de minister steeds vóór 1 april. Voor de vergunningsperiode van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2016 kan, in afwijking van het voorafgaande, een dergelijke aanvraag worden ingediend uiterlijk op 1 juni 2015.

Artikel I, onderdeel G, onder 1

In deze bepaling wordt er in voorzien dat een overdracht van een deel van een vergunning in de situatie wanneer niet is voorzien in een goedgekeurd visplan en indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, niet van kracht is, door een ieder gerealiseerd kan worden, ongeacht of de betreffende vergunninghouder aangesloten in bij de PO IJsselmeer. Overdrachten van een deel van de vergunning bij een wel goedgekeurd visplan kunnen uitsluitend door de leden van de PO IJsselmeer overgedragen worden. In die zin blijft de situatie ongewijzigd.

Artikel I, onderdeel G, onder 2

Artikel 75, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij wordt geactualiseerd, zonder inhoudelijke aanpassingen.

Artikel I, onderdeel G, onder 3

Op grond van het nieuwe zesde lid van artikel 75 wordt een overdracht van een deel van een vergunning tevens mogelijk gemaakt voor het vissen met de zegen. Bij een dergelijke overdracht worden niet de dagen overgedragen waarop met de zegen gevist mag worden, maar het vistuig zegen. Tot nu toe was slechts een overdracht van een deel van de vergunning mogelijk, voor zover de overdracht zag op het gebruik van het aalkistje, de schietfuik, de grote fuik en het staand net. In tegenstelling tot deze vistuigen, die zowel tijdelijk als voor onbepaalde tijd mogen worden overgedragen, is de overdracht van het recht om met de zegen te vissen, uitsluitend mogelijk voor onbepaalde tijd (koop).

Als een deel van de vergunning met onbepaalde tijd wordt overgedragen naar een vaartuig waarvoor reeds een zegenrecht is verleend, vervalt een van beide zegenrechten en ontstaat slechts het recht op het aantal dagen dat aan het overgenomen zegenrecht was verbonden. Reden hiervoor is dat het praktisch onmogelijk is om met 2 losse zegens vanaf één vaartuig te vissen. Als bijvoorbeeld één zegenrecht wordt overgedragen voor onbepaalde tijd aan een vergunninghouder, die reeds over een zegenrecht beschikt, vervalt het overgenomen zegenrecht maar heeft de verkrijger recht op 2 maal het aantal dagen dat in artikel 29, vierde lid, wordt genoemd. Overigens is het wel mogelijk om op grond van artikel 75a het totaal aantal zegendagen te verhuren. In dat geval vervalt het zegenrecht niet en blijft deze bij de verhuurder; verwezen wordt naar de toelichting bij Artikel I, onderdelen E en H.

Het nieuwe zevende lid van artikel 75 van de Uitvoeringsregeling visserij verplicht tot een voorafgaande aanvraag van de voorgenomen overdracht van een deel van de vergunning aan de minister. De aanvraag dient elk jaar vóór 1 april te geschieden. Voor het jaar 2015 is in verband met de inwerkingtreding van deze regeling voorzien in een afwijkende uiterste datum van de indiening van de aanvraag, namelijk per 1 juni 2015. Het nieuwe achtste lid voorziet hierin. De betreffende vergunninghouders worden voorafgaand schriftelijk in kennis gebracht van de voorgenomen regelgeving.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven