Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 april 2015, nr. WJZ/15035279, tot wijziging van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op:

  • verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet EZ-subsidies;

  • artikel 1:3 van de Regeling LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b’ vervangen door: als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, 80% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 55.000.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 april 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

I. Algemeen

Deze wijzigingsregeling is er op gericht dat, binnen de doelstellingen voor de praktijknetwerken zoals deze in het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 zijn vastgelegd, de praktijknetwerken hun activiteiten van 2013 en 2014 kunnen continueren in de eerste helft van 2015 en daarbij hun leerervaringen van 2013 en 2014 kunnen benutten. Elk praktijknetwerk in de Veenkoloniën kan een wijzigingsverzoek indienen om in aanmerking te komen voor de in de onderhavige regeling vastgestelde verhoging van het maximum subsidiebedrag.

Het nieuwe Europese landbouwbeleid gaat voor grote veranderingen zorgen voor de zetmeelaardappeltelers. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de sector, maar ook voor de regio van de Veenkoloniën, waar deze sector zich concentreert. Om tijdig op die veranderingen in te kunnen spelen hebben de Agenda voor de Veenkoloniën, LTO Noord, AVEBE en de Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen gezamenlijk het ‘Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012–2020’ opgesteld. Met het innovatieprogramma wil de regio een innovatieslag maken, waardoor er in de toekomst geen extra overheidssteun meer nodig is voor de landbouw in het gebied. Het Rijk ondersteunt deze ambitie met een zo geleidelijk mogelijke overgang naar de gelijke hectarepremie en financiële ondersteuning voor het door de partijen in het gebied zelf ontwikkelde ‘innovatieprogramma. De praktijknetwerken, die gestart zijn vanuit het Innovatieprogramma, leveren in de praktijk goede resultaten; leveren kennis en wisselen kennis en innovaties uit. In de ‘ Update 2014’ van het ‘Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012–2020’ staat dat er een vervolg komt op de praktijknetwerken. Omdat het gehele innovatieprogramma loopt van 2012 tot en met 2020, is het van belang dat de praktijknetwerken door kunnen gaan met hun werk. Daarom wordt door middel van de onderhavige regeling het maximum subsidiebedrag per aanvrager verhoogd. Hiermee kunnen de praktijknetwerken actief blijven bijdragen aan de noodzakelijke innovatie voor de productie en het tot hogere waarde brengen van de zetmeelaardappels en de Veenkoloniën.

De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2013. De onderhavige regeling behelst geen nieuwe openstelling, maar wijzigt met terugwerkende kracht het maximum subsidiebedrag voor aanvragen die op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 zijn gedaan. Dit brengt met zich mee dat enkel aanvragers die in de openstellingsperiode zoals deze gold op grond van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013, een subsidieaanvraag hebben ingediend en subsidie toegekend hebben gekregen, een wijzigingsverzoek kunnen indienen om in aanmerking te komen voor het bij de onderhavige regeling vastgesteld maximum subsidiebedrag.

II. Regeldruk

De administratieve lasten bestaan bij de landbouwer die mogelijk gebruik wil maken van de mogelijkheid, uit het verzamelen van de kennis over de aanvullende mogelijkheid. Na de keuze om gebruik te maken van de mogelijkheid bestaan de lasten uit het opstellen en indienen van een wijzigingsverzoek via ' mijn RVO’. Vanuit de oorspronkelijke regeling zijn er de lasten van de projectadministratie.

De verwachting is dat circa 40 van de gehonoreerde praktijknetwerken in de Veenkoloniën gebruik gaan maken van de extra mogelijkheid. Het eigen maken van de kennis om het definitieve besluit te nemen zal 2,5 uur vragen per praktijknetwerk. Het opstellen van het wijzigingsverzoek, wat voor velen zal bestaan uit het vervolgen van de activiteiten van 2014 in begin 2015, is vrij eenvoudig. Het opstellen en indienen vraagt 1 uur per praktijknetwerk, dat gebruik wil maken van de aanvullende mogelijkheid. De projectadministratie voor de activiteiten in de eerste helft van 2015 vraagt 1 uur per maand per praktijknetwerk. In totaal betreft het 9,5 uur per praktijknetwerk wat gebruik wil maken van de aanvullende mogelijkheid. Dat maakt totaal 380 uur aan administratieve lasten. Vermenigvuldigd met een tarief van € 37 per uur geeft dit een totaal bedrag van € 14.060,– aan administratieve lasten.

III. VVM

De inwerkingtredingsdatum en de invoeringstermijn van de onderhavige regeling wijken af van het Kabinetsbeleid inzake Vaste Verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd geacht, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van de regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven