Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 januari 2015, nr. DGNR-PDJNG/14189214, houdende wijziging van een uitvoeringsregeling van de Flora- en faunawet in verband met opname van de haringhaai in bijlage B van de CITES basisverordening

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op verordening (EG) Nr. 750/2013 van de Commissie van 29 juli 2013 tot wijziging van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEU L212);

Gelet op artikel 4, derde lid, van de Flora- en faunawet;

Besluit:

ARTIKEL I

In bijlage 2 bij de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet wordt, aan de tabel met betrekking tot vissen, een onderdeel toegevoegd onder vermelding van de daarbij opgenomen gegevens in de daarvoor binnen de tabel onderscheiden kolommen:

Nederlandse naam

wetenschappelijke naam

motief voor opname

Haringhaai

Lamna nasus

a

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 januari 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling wordt de haringhaai aangewezen als beschermde inheemse diersoort op grond van de Flora- en faunawet. Dit ter uitvoering van verordening (EU) nr. 750/2013 van de Commissie van 29 juli 2013 tot wijziging van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEU L212).

2. Achtergrond

De Europese verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (hierna te noemen: de CITES-verordening) voorziet in regels over de handel in dieren en planten van beschermde soorten en producten daarvan.

De CITES-verordening wordt door Nederland uitgevoerd via de Flora- en faunawet. Artikel 13 van deze wet verbiedt diverse handelsactiviteiten met betrekking tot dieren en planten van beschermde inheemse soorten en producten daarvan. Op grond van artikel 4, derde lid, van de wet worden diersoorten aangewezen als beschermde inheemse diersoort als deze aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.

In de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is indien is voldaan aan de vereisten van de CITES-verordening.

3. Wijziging CITES-regime haringhaai

De Europese Unie heeft de regels inzake de handel ter bescherming van de haringhaai aangescherpt. Dit vanwege de verkleining van de populatie van haringhaaien met 30% als gevolg van bijvangst en niet-duurzame exploitatie van de diersoort om te voldoen aan de internationale vraag naar haringhaaivlees en -vinnen. Daartoe is bij aangehaalde verordening nr. 750/2013 de haringhaai opgenomen in bijlage B bij de CITES-verordening.

Die wijziging heeft tot gevolg dat voor het vervoer van haringhaaien en producten daarvan van en naar het grondgebied van de Europese Unie in- en uitvoervergunningen of wederuitvoercertificaten verplicht zijn (artikelen 4 en 5 van de CITES-verordening). Ook moeten de lidstaten de handelsactiviteiten met betrekking tot haringhaaien en producten daarvan controleren (artikelen 8 en 9 van de CITES-verordening). In- en uitvoer is alleen toegestaan indien onder meer de legale herkomst van de haringhaai kan worden aangetoond en er geen argumenten in verband met de instandhouding van de soort pleiten tegen afgifte van de vergunningen en certificaten (artikel 5 van de CITES-verordening).

De haringhaai was tot dusverre nationaal niet aangewezen als beschermde inheemse diersoort. Nu de haringhaai is opgenomen in bijlage B bij de CITES-verordening is de aanwijzing van de haringhaai op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk om uitvoering te geven aan een Europese verordening. Onderhavige regeling voorziet daarin. Als gevolg daarvan zijn de wettelijke verbodsbepalingen ter bescherming van inheemse diersoorten van toepassing ten aanzien van de haringhaai en producten daarvan, waaronder het verbod om beschermde inheemse dieren te verkopen en te vervoeren (artikel 13 van de wet).

Opname van de haringhaai op bijlage B bij de CITES-verordening leidt tot een extra administratieve verplichting en nalevingslast voor de invoer en uitvoer van de haringhaai, vanwege de vereiste certificaten. Deze gevolgen vloeien rechtstreeks uit de verordening voor en zijn dus geen gevolg van nationale bepalingen.

Voor de goede orde zij opgemerkt dat ten aanzien van de bevissing de Raad van de Europese Unie jaarlijks een verordening vaststelt voor de maximale toegestane vangsthoeveelheid (TAC) voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de EU-wateren, en voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU wateren. Sinds 2010 is het op grond van deze verordeningen ten aanzien van vaartuigen van de Unie verboden om de haringhaai in alle wateren te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen. Het is vaartuigen van derde landen verboden om de haringhaai te bevissen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen. Voor het jaar 2014 is verordening (EU) nr. 43/2014 van 20 januari 2014 vastgesteld, waarbij voor de Europese Unie een TAC voor de haringhaai van nihil is opgenomen. Deze Europese regelgeving voert Nederland uit via de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Deze regels hebben geen betrekking op de handel in haringhaai en producten daarvan; daarop zijn de CITES-verordening en de Flora- en faunawet van toepassing.

Deze wijzigingsregeling geeft uitvoering aan Europese regelgeving. Dientengevolge is een uitzondering op het uitgangspunt van vaste verandermomenten van toepassing.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven