Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 april 2015, nr. WJZ/14206030, tot wijziging van de Regeling houders van dieren in verband met het toelaten van een krachttoestel

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2.1, vierde lid, van de Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

Onder vernummering van artikel 9.2 tot 9.3 wordt na artikel 9.1 van de Regeling houders van dieren een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.2 Toelating krachttoestel

  • 1. Als krachttoestel als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, van de wet is toegelaten een krachttoestel dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a. het toestel is te stabiliseren tegen de achterhand van een staande of liggende koe;

    • b. het toestel beschikt over een flexibele tweedelige beugel die om de achterhand van de koe past;

    • c. de bevestiging van de stang aan de beugel maakt variatie in trekrichting mogelijk;

    • d. de lengte van de stang bedraagt 1,8 tot 2 meter;

    • e. de trekkracht van de stang is tijdelijk te verminderen zonder afkoppelen of afglijden van het toestel;

    • f. het toestel is eenvoudig te reinigen en te desinfecteren, en

    • g. het toestel bevat een trekkrachtindicator.

  • 2. Het gebruik van het in het eerste lid bedoelde krachttoestel is uitsluitend toegestaan bij een niet vorderende partus bij een normale voorwaartse of achterwaartse ligging van het kalf, indien:

    • a. de koe niet eigenmachtig de geboorte kan voltooien, en

    • b. redelijkerwijs vaginale verlossing mogelijk is.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, is tot 1 januari 2025 een krachttoestel toegelaten dat voldoet aan de eisen, genoemd in onderdelen a tot en met f, indien deze is aangeschaft vóór 1 juli 2015.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 april 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Inleiding

Artikel 2.1 van de Wet dieren verbiedt dierenmishandeling. Tot dierenmishandeling wordt in ieder geval gerekend de in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, opgenomen gedraging bestaande in het bij de verlossing van een koe gebruik maken van dierlijke trekkracht of van een niet daarvoor toegelaten krachttoestel. Het verbod op het gebruik van een niet daarvoor toegelaten krachttoestel geldt sinds 1962 en was ingesteld om te voorkomen dat door het gebruik van teveel kracht schade aan koe en of kalf zou worden toegebracht. De situatie sinds 1962 is echter sterk veranderd. Het geboortemanagement is sterk verbeterd en ten algemene is er veel aandacht voor een goed verloop van het geboorteproces. Het verstandig gebruik van een daartoe geschikt hulpmiddel kan het goede verloop van een moeilijke geboorte dienen. Met de onderhavige regeling wordt het gebruik van een krachttoestel toegelaten, mits wordt voldaan aan de bij deze regeling gestelde eisen. Hiermee wordt invulling gegeven aan een toezegging van de staatssecretaris van Economische Zaken, gedaan op 9 januari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 28 286 869).

2. Achtergrond en aanleiding

Het is in het belang van zowel het dier als de veehouder dat de geboorte zo goed mogelijk verloopt. De melkkoe is het kapitaal van de veehouder en bekend is dat de periode rondom de geboorte van een kalf de meest kwetsbare en risicovolle periode is. CRV1 houdt gegevens bij over het geboorteverloop. Daaruit blijkt dat het percentage moeilijke geboorten de laatste 5 jaar is gedaald met 25 tot 30%. Dit is te verklaren door het gerichte fokkerijbeleid waarbij stieren die dochters opleveren met meer dan gemiddelde geboortemoeilijkheden niet of nauwelijks meer worden ingezet voor de fokkerij. Daarnaast hebben de meeste melkveehouders tegenwoordig een afkalfbox met stro waardoor het natuurlijke geboorteproces wordt bevorderd. De meeste geboorten verlopen zonder problemen, maar er zijn situaties waarbij het wenselijk wordt geacht om een hulpmiddel in te zetten.

Hoewel wettelijk verboden werd tot op heden in de praktijk het veeverlosapparaat door zowel houders als dierenartsen ingezet. Uit een onderzoek2 van CAH Dronten blijkt dat meer dan 90% van de houders wel eens een veeverlosapparaat gebruikt met als belangrijkste reden om zowel koe als kalf het geboorteproces goed te laten doorstaan en de overlevingskans van beiden te verbeteren. Daarnaast geven houders aan het veeverlosapparaat te gebruiken om rugklachten en andere lichamelijke klachten te voorkomen. Inschatting van zowel de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) als de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) is dat in de gevallen waar de dierenarts bij een bevalling wordt geroepen (in ongeveer 5% van de gevallen) naar schatting in ongeveer 50 tot 60% van die gevallen een veeverlosapparaat wordt gebruikt.

In december 2013 ontstond in de Tweede Kamer een discussie over het gebruik van het veeverlosapparaat (de ‘geboortekrik”). De KNMvD, de LTO, de Nederlandse Melkveehoudersvakbond (NMV) en de Dierenbescherming zijn het alle eens dat het wenselijk is om het gebruik van een veeverlosapparaat wettelijk te regelen. Op basis van een advies van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn, in samenspraak met de hiervoor genoemde partijen, de technische eisen waaraan het apparaat moet voldoen en de omstandigheden waaronder het apparaat mag worden gebruikt, bepaald.

3. Technische eisen waaraan een apparaat dient te voldoen

In artikel 9.2 (nieuw) wordt een krachttoestel toegelaten indien het aan een aantal eisen voldoet. Deze eisen luiden als volgt:

  • a. Het toestel is te stabiliseren tegen de achterhand van een staande of liggende koe.

    Een dergelijke fixatie zorgt ervoor dat afglijden niet mogelijk is. Bovendien kan een krachttoestel zo niet als hefboom worden gebruikt, waarbij er teveel trekkracht ontstaat en schade aan het moederdier of het kalf kan optreden.

  • b. Het toestel beschikt over een flexibele tweedelige beugel die om de achterhand van de koe past: De flexibele tweedelige beugel zorgt ervoor dat de krachten goed verdeeld worden.

  • c. De bevestiging van de stang aan de beugel maakt variatie in trekrichting mogelijk. Deze variatie maakt het mogelijk bij de verlossing richting de staart of de uiers te trekken, afhankelijk van de fase waarin de verlossing zich bevindt. Een zijdelingse trekrichting is niet noodzakelijk, maar zou van pas kunnen komen. De stang van het verlosapparaat dient zodanig bevestigd te zijn dat enige rotatie van het kalf tijdens de tweede fase van de extractie mogelijk is.

  • d. De lengte van de stang bedraagt 1,8 tot 2 meter. Deze afstand zorgt ervoor dat er voldoende ruimte is om het kalf zowel in kop- als in stuitligging te kunnen verlossen. Bij het bepalen van de lengte is rekening gehouden met de huidige grootte van kalveren.

  • e. De trekkracht van de stang is tijdelijk te verminderen zonder afkoppelen of afglijden van het toestel. Het is bevorderlijk voor de conditie van zowel de koe als het kalf om het natuurlijke proces van weeën zoveel als mogelijk na te bootsen; het verminderen van de trekkracht tijdens een weeënpauze draagt hieraan bij.

  • f. Het toestel is eenvoudig te reinigen en te desinfecteren. Een krachttoestel heeft een levensduur van 15 tot 20 jaar, en zal vaker gebruikt worden bij verlossingen. Het is noodzakelijk dat het toestel eenvoudig te reinigen en te desinfecteren is om het risico op (het verspreiden van) ziekten of infecties te minimaliseren.

  • g. Het krachttoestel bevat een trekkrachtindicator. Hierop kan de gebruikte hoeveelheid trekkracht bij de verlossing worden gemeten. De gebruiker van het toestel krijgt inzicht in de gebruikte hoeveelheid trekkracht, en deze indicator staat monitoring door de gebruiker toe. De trekkrachtindicator kan een trekkrachtbegrenzer bevatten. Een trekkrachtbegrenzer is evenwel niet noodzakelijk omdat de gebruiker van het apparaat op basis van de situatie moet reageren. Bovendien kan de maximaal haalbare hoeveelheid trekkracht voordat pijn of letsel wordt veroorzaakt per dier en per verlossing variëren. In het algemeen is de maximale hoeveelheid trekkracht afhankelijk van het gewicht van het kalf.

Voor verschillende rassen of leeftijden zijn geen verschillende apparaten nodig indien aan de bovenstaande specifieke eisen wordt voldaan. De mogelijkheid van aanpassing van de beugel maakt dat het gebruik van het apparaat ook bij grote en zware vleesrassen mogelijk is.

4. Omstandigheden

In het tweede lid van artikel 9.2 (nieuw) worden de omstandigheden genoemd waarin gebruik van een krachttoestel is toegestaan. Het gebruik is toegestaan bij een niet vorderende partus bij een normale voorwaartse of achterwaartse ligging van het kalf, waarbij redelijkerwijs een vaginale verlossing mogelijk is. Het verlosapparaat is bedoeld als hulpmiddel indien duidelijk is dat de geboorte niet vlot verloopt en het moederdier hulp nodig heeft.

5. Overgangstermijn

Het derde lid van artikel 9.2 (nieuw) bevat een overgangsbepaling. Met de inwerkingtreding van deze regeling zullen krachttoestellen moeten voldoen aan de in het eerste lid, onderdelen a tot en met g, gestelde eisen. Voor apparaten die worden aangeschaft vanaf het moment van inwerkingtreding van de regeling, geldt derhalve dat ook een trekkrachtindicator verplicht is. Apparaten die vóór inwerkingtreding van de regeling zijn aangeschaft en aan alle eisen onder a tot en met f voldoen, maar geen trekkrachtindicator bevatten, zijn nog tot 1 januari 2025 toegelaten.

6. Notificatie

Lidstaten van de EU moeten op grond van het Europese Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het vrije verkeer in de Unie waarborgen. Nu Nederland (technische) eisen stelt aan een krachttoestel dat wordt gebruikt bij de verlossing van een koe wordt het vrije verkeer potentieel belemmerd. De eisen in het besluit vormen technische voorschriften in de zin van richtlijn (EG) nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204). Notificatie van voorgenomen regelgeving waarbij technische eisen als hier aan de orde worden gesteld, is verplicht. Aangezien de bij de wijzigingsregeling gestelde eisen ook zijn op te vatten als – gerechtvaardigde – eisen die betrekking hebben op het gebruik van uitrusting en materiaal die een integrerend deel van de dienstverlening vormen in de zin van de Dienstenrichtlijn (richtlijn (EG) nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEG L 376/36)), dient onderhavige regeling ook te worden genotificeerd ingevolge de Dienstenrichtlijn.

Het ontwerpbesluit is op 15 december 2014 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn (EG) nr. 98/34/EG alsmede ter voldoening aan artikel 39, vijfde lid, van de Dienstenrichtlijn (notificatienummer 2014/0627/NL). Op deze notificatie zijn geen reacties ontvangen.

7. Toezicht en handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet dieren bepaalde zijn belast degenen die op grond van artikel 8.1 van de wet daartoe zijn aangewezen.

Bij de handhaving van het artikel kan gebruik worden gemaakt van de bestuursrechtelijke sanctie van het opleggen van een last onder dwangsom. Op grond van artikel 8.5 van de Wet dieren in combinatie met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de minister de bevoegdheid om bij overtreding van het verbod een last onder dwangsom op te leggen. Het artikel kan ook strafrechtelijk worden gehandhaafd. De overtreding van artikel 9.2 (nieuw) is bij artikel 8.11 van de wet strafbaar gesteld en als misdrijf aangemerkt. Dit misdrijf kan worden bestraft met een gevangenisstraf of een geldboete.

8. Regeldruk

Met de onderhavige regeling wordt een aantal wijzigingen aangebracht die buiten de definitie van regeldruk vallen, maar wel een bedrijfseffect hebben.

Veeverlosapparaten die aan de gestelde technische eisen voldoen zijn in de handel en kosten tussen de € 250 en € 265. Er zijn ook veeverlosapparaten beschikbaar met een veermechanisme dat weergeeft hoeveel kracht er gebruikt wordt. Deze kosten ongeveer € 400 tot € 525. Een los mechanisme kost ongeveer € 108. Hoeveel houders een apparaat hebben dat aan de technische eisen, met uitzondering van een trekkrachtmeter, voldoet is niet bekend. Het gebruik is tot op heden immers niet toegestaan en wordt derhalve ook nergens geregistreerd. Voor de berekening van de regeldruk wordt ervan uitgegaan dat 5% van de melkveehouders een nieuw apparaat zal moeten aanschaffen. Uitgaande van 29.000 bedrijven waar melkvee of zoogkoeien gehouden worden en waar mogelijk met een veeverlosapparaat wordt gewerkt gaat het om een totale investering van tussen de € 580.000 en € 761.250 (1.450 bedrijven x € 400 of € 525).

9. Inwerkingtreding

In overeenstemming met het beleid inzake de vaste verandermomenten zal de regeling op 1 juli 2015 in werking treden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

CRV is een internationale onderneming op het gebied van rundveeverbetering

X Noot
2

Een onderzoek naar het gebruik en de invloed van de geboortekrik, CAH Vilentum i.s.m. Wageningen University Lifestock Research, juni 2014

Naar boven