Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 20 april 2015, nr. 634348, houdende instelling van de Tijdelijke Commissie integriteit inkoop en aanbestedingen politie

De Minister van Veiligheid en Justitie,

In overeenstemming met de korpschef van de politie;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Veiligheid en Justitie;

b. commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie integriteit inkoop en aanbestedingen politie.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. het verzamelen en inventariseren van meldingen inzake mogelijke integriteitsschendingen met betrekking tot inkoopprocedures en aanbestedingen door de politie;

    • b. het zo nodig inwinnen van nadere inlichtingen naar aanleiding van deze meldingen;

    • c. het beoordelen in hoeverre de meldingen aanleiding geven tot enigerlei vervolgprocedure;

    • d. het adviseren van de minister en de korpsleiding over eventueel te nemen maatregelen.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit tenminste twee en ten hoogste vijf leden, waaronder een voorzitter.

  • 2. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 3. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld voor de duur van één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 5. Leden

Met ingang van 1 mei 2015 worden voor de periode van 1 mei 2015 tot 1 mei 2016 tot lid van de commissie benoemd:

  • a. de heer drs. A.H.M. de Jong, tevens voorzitter;

  • b. de heer prof. mr. dr. H.D. van Romburgh.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de minister.

  • 4. De minister draagt, na overleg met de commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij inlichtingen inwint, waaronder in ieder geval over de wijze waarop de commissie meldingen ontvangt en in behandeling neemt, de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen

De leden van de commissie zijn bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de taken van de commissie.

Artikel 9. Medewerkingsplicht ambtenaren

Ambtenaren van politie zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.

Artikel 10. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 11. Eindrapport

De commissie brengt vóór 1 mei 2016 een eindrapport uit aan de minister.

De commissie verstrekt de korpschef een afschrift van haar eindrapport.

Artikel 12. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de andere leden alsmede personen als bedoeld in artikel 7, die de commissie bijstaan ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden, alsmede personen als bedoeld in artikel 7 bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 120% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

Artikel 13. Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 14. Verantwoording

De commissie biedt de minister vóór 1 mei 2016 een (eind)verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest. Desgewenst kan de commissie het eindverslag gelijktijdig met het eindrapport indienen.

Artikel 15. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 16. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Directoraat-generaal Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 mei 2016.

Artikel 18. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Tijdelijke onderzoekscommissie inkoop en aanbesteding politie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Algemeen

Bij brief van 19 september 2014 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 29 628, nr. 467) is aangegeven dat het wenselijk is om het melden van vermeende integriteitskwesties bij inkoop en aanbestedingen van de politie voor leveranciers zo toegankelijk mogelijk te maken. Aanleiding daarvoor was het onderzoek door het Openbaar Ministerie naar mogelijke integriteitschendingen bij de aanbesteding van politievoertuigen in 2010. Naast de aanbesteding politievoertuigen zijn signalen geuit ten aanzien van mogelijke integriteitschendingen bij andere aanbestedingen van de politie.

Tot op heden kunnen meldingen over mogelijke integriteitschendingen bij inkoop en aanbestedingen al worden gedaan bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de politie. Deze afdeling is onafhankelijk en rapporteert en adviseert direct aan de korpsleiding. Daarnaast heeft de korpsleiding voor medewerkers reeds een meldpunt ingericht: het Landelijk Meldpunt Misstanden, dat rechtstreeks onder de korpschef is gepositioneerd. Daarna of daarnaast kunnen medewerkers zich wenden tot de Onderzoeksraad Integriteit Overheid, die er ook voor politiemedewerkers is.

In aanvulling op deze mogelijkheden om misstanden te melden is de instelling van een tijdelijke, onafhankelijke commissie «Inkoop en aanbestedingen politie» toegezegd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Met het onderhavige besluit wordt voorzien in de instelling van bedoelde commissie. Leveranciers van de politie die zich niet vrij voelen zich te wenden tot de afdeling VIK van politie, dan wel niet tevreden zijn met de wijze van afhandeling van hun melding, kunnen zich wenden tot de onafhankelijke commissie.

De commissie beoordeelt de bevindingen en adviseert mij en de korpsleiding over eventueel te nemen maatregelen. Daar waar aanwijzingen zijn voor mogelijke strafbare feiten zal de commissie deze overdragen aan de bevoegde autoriteiten.

Artikelgewijs

Artikel 3

Artikel 3 bevat de taakomschrijving van de commissie. Daarbij dient te worden benadrukt dat de commissie geen onderzoekscommissie is en ook niet over dienaangaande bevoegdheden beschikt. De commissie heeft primair een inventariserende en adviserende taak.

Artikel 5

Dit artikel behelst de personele samenstelling van de commissie. Bij de keuze voor de leden van de commissie is hun kennis en ervaring op het gebied van rechtshandhaving, politie en inkoop- en aanbestedingsprocedures van doorslaggevend belang geweest. Hoewel dit besluit het mogelijk maakt om meer leden te benoemen, is vooralsnog volstaan met het benoemen van twee leden. Mocht daartoe aanleiding zijn, dan kunnen in een later stadium één of meerdere leden aan de commissie worden toegevoegd.

Artikel 12

In artikel 12 is erin voorzien dat de leden per vergadering 3% van het maximum van salarisschaal 18 krijgen. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt volgens het derde lid 120% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend. De overige leden ontvangen per vergadering € 256,24. De voorzitter kan in beginsel per vergadering aanspraak maken op € 307,49. De bedragen zijn gebaseerd op de BBRA-schalen zoals die voor het laatst zijn gewijzigd.

De thans te benoemen voorzitter is overigens op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies van rechtswege uitgesloten van een vergoeding, aangezien zijn benoeming een oorzaak vindt in de functie die hij vervult bij de Algemene Bestuursdienst en die erop gericht is dergelijke werkzaamheden te verrichten.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat op grond van artikel 2, tweede lid, Wet vergoedingen adviescolleges en commissies de voorzitter en de overige leden een vergoeding ontvangen voor reis- en verblijfskosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven