Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 24 april 2015, nr. IENM/BSK-2015/66162, tot wijziging van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 en de Regeling onderhoud luchtvaartuigen in verband met de afgifte van de nationale ontwerperkenning aan ontwerporganisaties en het onderhoud van researchluchtvaartuigen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 3.25 van de Wet luchtvaart, en de artikelen 12, tweede lid, 18, tweede lid, 19, tweede lid, onderdelen c en g, en 20, van het Besluit luchtvaartuigen 2008;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het eerste lid van artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘verordening (EG) nr. 2042/2003’ wordt telkens vervangen door: verordening (EU) nr. 1321/2014.

2. Het onderdeel orphan aircraft vervalt.

3. In de alfabetische rangschikking wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

verordening (EU) nr. 1321/2014:

verordening van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen.

B

In de artikelen 2, eerste lid, en 30, tweede lid, wordt ‘verordening (EG) nr. 2042/2003’, vervangen door: verordening (EU) nr. 1321/2014.

C

Artikel 29a komt te luiden:

Artikel 29a

  • 1. De minister kan op aanvraag aan een bedrijf de volgende erkenningen afgeven:

    • a. een erkenning tot het onderhoud van een Nederlands luchtvaartuig;

    • b. een erkenning tot het onderhoudsmanagement van een Nederlands luchtvaartuig;

    • c. een erkenning voor het verrichten van ontwerpwerkzaamheden voor een Nederlands luchtvaartuig,

    voor zover het een luchtvaartuig betreft als bedoeld in de onderdelen a, b en d van bijlage II bij de basisverordening of dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten.

  • 2. De minister kan op aanvraag de houder van een erkenning als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, de bevoegdheid verlenen tot het aanvullend erkennen voor:

    • a. het uitvoeren van een BvL-verlengingsinspectie aan een luchtvaartuig als bedoeld in de onderdelen a, b en d van bijlage II bij de basisverordening of dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten, en dat is ingeschreven in het Nederlands register voor burgerluchtvaartuigen; en

    • b. het uitvoeren van een acceptatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een EASA-standaard-BvL, een EASA-beperkt-BvL, een ICAO-standaard-BvL dan wel een export-BvL en de daarbij behorende verklaringen.

D

Aan artikel 30 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De minister geeft een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, af nadat de aanvrager heeft aangetoond, dat:

    • a. hij in Nederland is gevestigd; en

    • b. hij voldoet aan:

      • 1°. de overeenkomstig van toepassing zijnde voorwaarden van Part 21, subpart J, van verordening (EU) nr. 748/2012; en

      • 2°. de aanvullende of afwijkende voorwaarden opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage E.

E

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. De aanhef van het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Bij de aanvraag voor een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdelen a en b, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij de aanvraag voor een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager, het hoofd van de kwaliteitsafdeling, de gemachtigden, alsmede overige leden van het personeel die met betrekking tot de erkenning van het bedrijf een belangrijke functie vervullen, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

    • b. een exemplaar van het handboek, als bedoeld in onderdeel 21.A.243 van Part 21 bij verordening (EU) nr. 748/2012;

    • c. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister;

    • d. een zelfevaluatie betreffende de aanvrager, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, onder verwijzing naar de passages in het handboek waar dit staat beschreven.

F

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het handboek van de aanvrager van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdelen a en b, bevat in ieder geval de informatie die is voorgeschreven in de bij deze regeling behorende bijlage C.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het handboek van de aanvrager van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, bevat de informatie die is voorgeschreven in onderdeel 21.A.243 van Part 21 bij verordening (EU) nr. 748/2012, met in achtneming van de van toepassing zijnde aanvullingen en afwijkingen als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage E.

G

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. De aanhef van het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdelen a en b, bewaart de volgende gegevens ten minste gedurende de aangegeven termijn:

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, bewaart de verklaring van goedkeuring, de ontwerpgegevens en de technische onderbouwing ten minste tot 2 jaar na het uit dienst nemen van het goedgekeurde ontwerp.

H

Er wordt na Bijlage D een bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE E, BEDOELD IN ARTIKEL 30, ONDERDEEL C, 2°, EN ARTIKEL 38, TWEEDE LID, VAN DE REGELING ERKENNINGEN LUCHTWAARDIGHEID 2008

Aanvullende en afwijkende erkenningsvoorwaarden voor een nationale ontwerperkenning

De minister geeft een nationale ontwerperkenning af overeenkomstig verordening Bijlage I (Part 21) van verordening (EU) nr. 748/2012, en bijbehorend AMC en GM materiaal, met dien verstande dat:

  • a. onder ‘het Agentschap’ of ‘EASA’ telkens moet worden verstaan: de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • b. in afwijking van onderdelen 21.A.113 en 21.A.115 van Subdeel E een aanvraag voor een aanvullend typecertificaat wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Goedkeuring wijziging luchtvaartuig (-onderdeel) (GWL)’;

  • c. in onderdeel 21.A.118A(b) van Subdeel E onder ‘EPA’ moet worden verstaan: NLPA;

  • d. in afwijking van onderdelen 21.A.234, 21.A.247 en 21.A.253 van Subdeel J een aanvraag voor een erkenning of wijziging van een erkenning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Aanvraag nationale bedrijfserkenning’ waarvan exemplaren bij de Inspectie Leefomgeving en Transport te verkrijgen zijn;

  • e. in afwijking van onderdeel 21.A.259(a) van Subdeel J de geldigheidsduur van de erkenning maximaal 2 jaar is;

  • f. in afwijking van items 3 en 4 van onderdeel 21.A.263(c) van Subdeel J de nationaal erkende ontwerporganisatie (NL.DOA) gebruik kan maken van haar privileges om documenten goed te keuren onder vermelding van ‘De technische inhoud van dit document is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. NL.DOA.[XYZ]’;

  • g. in afwijking van onderdeel 21.A.433 van Subdeel M wordt een aanvraag voor goedkeuring van een reparatieontwerp ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Goedkeuring wijziging luchtvaartuig (-onderdeel) (GWL)’;

  • h. in onderdelen 21.A.451(a)2 en 21.A.451(b)2 van Subdeel M onder ‘EPA’ moet worden verstaan: NLPA;

  • i. in afwijking van onderdeel 21.A.707(a) een aanvraag voor een vliegvergunning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • j. in afwijking van onderdeel 21.A.709(a)1 van Subdeel P een aanvraag voor goedkeuring van de vluchtcondities voor een vliegvergunning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • k. in onderdeel 21.A.804(a)3 van Subdeel Q onder ‘EPA’ moet worden verstaan: NLPA.

ARTIKEL II

De Regeling onderhoud luchtvaartuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘Verordening (EG) nr. 2042/2003’ wordt telkens vervangen door: Verordening (EU) nr. 1321/2014.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het onderdeel revisie door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Verordening (EU) nr. 1321/2014:

verordening van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen.

B

In artikel 1a wordt ‘12, derde lid’ vervangen door: 12, tweede lid.

C

Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt de zinsnede ‘als bedoeld in onderdeel a of d’ vervangen door: als bedoeld in onderdeel a, b of d .

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. Nederlandse luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten die zijn voorzien van een ICAO-standaard-BvL;

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid wordt ‘verordening (EU) nr. 2042/2003’ vervangen door: Verordening (EU) Nr. 1321/2014.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 en de Regeling onderhoud luchtvaartuigen.

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt gewijzigd in verband met de introductie van een nationale erkenning tot het verrichten van werkzaamheden gerelateerd aan het ontwerpen van luchtvaartuigen en luchtvaartuigonderdelen. Hiermee wordt het mogelijk een ontwerperkenning op basis van de Nederlandse regelgeving af te geven aan luchtvaartontwerporganisaties, indien deze niet in aanmerking komen voor een Europese ontwerperkenning (Design Organisation Approval, DOA).

Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) ontwerpt op basis van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 regelmatig aanpassingen (modificaties) aan de door haar gebruikte luchtvaartuigen in het kader van verschillende research projecten (researchluchtvaartuigen). Deze luchtvaartuigen vallen buiten het toepassingsbereik van de Europese luchtvaartveiligheidsregelgeving, die zijn basis heeft in Verordening (EG) nr. 216/2008 (de basisverordening)1. Regelgeving ten aanzien van deze luchtvaartuigen, zogenoemde Annex II-luchtvaartuigen, moet daarom in de nationale regelgeving van de lidstaten opgenomen worden. De erkenning tot het uitvoeren van ontwerpwerkzaamheden aan deze luchtvaartuigen is geregeld in de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.

Op basis van deze regeling worden modificaties aan researchluchtvaartuigen door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) direct dan wel indirect namens de minister goedgekeurd. Op basis van dit nationale systeem van goedkeuring vindt deels de beoordeling van de modificaties plaats door individuele experts van het NLR, die op basis van de nationale regelgeving als ‘Erkend Inspecteurs’ door de ILT namens de minister worden geautoriseerd (indirecte goedkeuring). Deels, voor grotere modificaties, vindt de beoordeling plaats door experts van de ILT (directe goedkeuring). Hiermee wordt met name het NLR beperkt in zijn mogelijkheden om zelfstandig ontwerpdata goed te keuren.

Teneinde deze mogelijkheden te verruimen, beter aan te sluiten bij de Europese luchtwaardigheidssystematiek van erkenningen, waar enkel organisaties worden erkend voor het uitvoeren van ontwerpwerkzaamheden, en om de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk te leggen bij de erkende organisatie (zelfregulering), worden de individuele ontwerperkenningen aangevuld door ontwerperkenningen voor organisaties. Hiertoe wordt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen een omissie te herstellen betreffende het onderhoud van researchluchtvaartuigen. Daarnaast zijn enkele verwijzingen geactualiseerd.

In de artikelgewijze toelichting wordt nader ingegaan op de aanpassingen.

Administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten

Zowel de administratieve lasten als de nalevingskosten zullen met de introductie van een nationale erkenning voor ontwerporganisaties in vergelijking met een ontwerporganisatie dat werkt met ‘Erkend Inspecteurs’ met ongeveer 10% afnemen.

De administratieve lasten van een aanvraag van een ontwerporganisatie voor een nationale ontwerperkenning worden geschat tussen de € 6.700 en € 11.200. De administratieve kosten voor een ontwerporganisatie met een zelfde scope en privileges werkend met ‘Erkend Inspecteurs’ worden geschat tussen € 7.400,– en € 12.400. In beide gevallen is het bedrag afhankelijk van de complexiteit van de organisatie, de scope van de werkzaamheden en de aangevraagde privileges.

De nalevingskosten voor een ontwerporganisatie met een nationale ontwerperkenning worden geschat tussen de € 1.900 en € 3.200, terwijl deze kosten voor een ontwerporganisatie met een zelfde scope en privileges werkend met ‘Erkend Inspecteurs’ worden geschat tussen de € 2.300,– en € 3.800,–, ook hier weer afhankelijk van de complexiteit van de organisatie, de scope van de werkzaamheden en de aangevraagde privileges. Naar verwachting zullen minstens 2 organisaties gebruik wensen te maken van de nationale ontwerperkenning.

De wijziging van de Regeling onderhoud luchtvaartuigen heeft geen gevolgen voor de nalevingskosten en administratieve lasten.

Uitvoering en handhaving

De ILT houdt toezicht op de naleving van o.m. (veiligheids)wetten en regels voor de luchtvaart en handhaaft deze. In dat verband is deze regeling aan de Inspecteur Generaal (IG) van de ILT voorgelegd ter toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de bepalingen van de regeling. De IG heeft geconcludeerd dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is en geen extra werkzaamheden met zich zal meebrengen.

Internetconsultatie

Een ontwerp van de onderhavige wijzigingsregeling is in de periode van 16 maart 2015 tot en met 13 april 2015 opengesteld voor openbare internetconsultatie. Doel van deze consultatie was burgers en bedrijven te informeren over de in voorbereiding zijnde regelgeving en hen de gelegenheid te bieden een reactie te geven op het ontwerp. Er zijn geen reacties ingediend.

Inwerkingtreding

Voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij het systeem van vaste verandermomenten.

Artikelgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

Verordening (EG) nr. 2042/2003 is in 2014 herzien en vervangen door verordening (EU) nr. 1321/2014. Verordening (EG) nr. 2042/2003 is daarbij ingetrokken. De verwijzingen in de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 naar de ingetrokken verordening worden vervangen door de nieuwe verordening. De definitie van orphan aircraft komt te vervallen aangezien deze categorie luchtvaartuigen niet meer wordt genoemd in de regeling.

Onderdeel C

Aan de twee onderhoudserkenningen die nu in artikel 29a staan genoemd wordt een erkenning voor het verrichten van ontwerpwerkzaamheden voor historische luchtvaartuigen, researchluchtvaartuigen, oud-militaire luchtvaartuigen, en luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten, toegevoegd. Deze luchtvaartuigen moeten wel zijn ingeschreven in het Nederlands register voor burgerluchtvaartuigen. Abusievelijk waren in het eerste lid van artikel 29a oud-militaire luchtvaartuigen niet inbegrepen. Door in het artikel te verwijzen naar de categorieën luchtvaartuigen, wordt duidelijker op welke luchtvaartuigen deze bepaling van toepassing is. Met de verwijzing naar onderdeel d van bijlage II bij de basisverordening worden oud-militaire luchtvaartuigen alsnog onder de reikwijdte van de bepaling gebracht.

Onderdeel D

Voor wat betreft de vereisten voor de afgifte van een nationale ontwerperkenning wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de vereisten die gelden voor de Europese ontwerperkenning (Design Organisation Approval, DOA). Deze Europese vereisten staan voor de DOA opgenomen in bijlage 1 (Part 21) van verordening (EU) nr. 748/2012 (hierna: de verordening), in subdeel J. De afwijkingen en aanvullingen op deze overeenkomstig toe te passen eisen zijn opgenomen in een bijlage bij deze regeling, te weten in bijlage E.

Onderdeel E en F

In artikel 31 wordt bepaald welke gegevens de aanvrager van de ontwerperkenning dient te overleggen. Evenals bij de aanvraag voor een onderhoudserkenning dient ook bij de aanvraag voor een ontwerperkenning een zelfevaluatie te worden overgelegd. Met deze zelfevaluatie kan de aanvrager zelf een beeld krijgen of zijn bedrijf aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. Indien uit de zelfevaluatie blijkt dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan hier nog voor het indienen van de aanvraag actie op worden genomen. Met de zelfevaluatie kan de minister ook een goed beeld krijgen hoe het bedrijf tegen het eigen functioneren aankijkt.

Daarnaast moet de aanvrager een exemplaar van het handboek bij zijn aanvraag overleggen. Artikel 38 bepaalt welke informatie het handboek moet bevatten. Hierbij is bijlage I bij verordening (EU) nr. 748/2012 eveneens overeenkomstig van toepassing, waarbij de van toepassing zijnde aanvullingen en afwijkingen zoals opgenomen in bijlage E bij deze regeling in acht moeten worden genomen. De in deze bijlage genoemde aanvraagformulieren zijn via de website van ILT (www.ilt.nl) beschikbaar.

Onderdeel G

Voor de bewaartermijn van de verklaring van goedkeuring, de ontwerpgegevens en de technische onderbouwing is aangesloten bij de bewaartermijn die wordt gehanteerd in verordening (EU) nr. 1321/2014.

Artikel II

In de Regeling onderhoud luchtvaartuigen zijn in onderdeel c van artikel 1b betreffende het toepassingsbereik van de regeling abusievelijk researchluchtvaartuigen als bedoeld in onderdeel b van bijlage II bij de basisverordening opgenomen. In bijlage II bij de basisverordening worden luchtvaartuigen genoemd die buiten de werking van de basisverordening vallen. Bij de in onderdeel c genoemde luchtvaartuigen, te weten luchtvaartuigen die worden ingezet voor niet-militaire activiteiten of diensten, gaat het niet om het luchtvaartuig, maar om het gebruik van het luchtvaartuig. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de basisverordening is de verordening niet van toepassing op luchtvaartuigen die voor deze activiteiten of diensten worden gebruikt. Door researchluchtvaartuigen nu op te nemen in onderdeel b van artikel 1b, naast de eveneens in bijlage II bij de basisverordening genoemde historische en oud-militaire luchtvaartuigen, wordt dit onderscheid ook in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen kenbaar gemaakt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU L 79)

Naar boven