Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 27 februari 2015, nr. 735240, houdende instelling van het Platform Onderwijs 2032 (Instellingsbesluit Platform Onderwijs 2032)

De Staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op artikel 6 van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. platform:

Platform Onderwijs 2032, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Platform Onderwijs 2032.

  • 2. Het platform heeft tot taak:

    • a. Op basis van een breed maatschappelijk debat tot een gedragen visie op een toekomstgericht curriculum voor het primair en voortgezet onderwijs kunnen komen.

    • b. Deze visie te verwoorden in een eindadvies aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan te bieden. Het eindadvies geeft op hoofdlijnen antwoord op de volgende vragen:

      • 1. Welke gebieden van kennis en vaardigheden vormen onderdeel van een evenwichtig en toekomstgericht curriculum?

      • 2. Gezien de schaarse ruimte binnen het curriculum, welke kennis en vaardigheden zouden minder aandacht kunnen krijgen?

      • 3. Welke kennisgebieden en vaardigheden komen nu onvoldoende aan bod in het curriculum?

      • 4. Welke algemene ontwerpprincipes voor een vernieuwd curriculum zijn te benoemen?

    • c. Bij de beantwoording van deze vragen worden de volgende drie perspectieven belicht:

      • 1. Welke kennis en vaardigheden zijn nodig om ervoor te zorgen dat leerlingen optimaal worden voorbereid op het vervolgonderwijs en de toekomstige arbeidsmarkt?

      • 2. Welke kennis en vaardigheden zijn nodig om ervoor te zorgen dat leerlingen volwaardig leren participeren in een pluriforme democratische samenleving en welke waarden liggen hieraan ten grondslag?

      • 3. Welke bijdrage kan het onderwijs leveren aan persoonsvorming en talentontwikkeling en hoe kan dit tot uitdrukking komen in het curriculum?

    • d. In de maatschappelijke dialoog de inbreng en betrokkenheid van jongeren te faciliteren door de inrichting van een jongerenforum.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. Het platform bestaat uit een voorzitter en zeven andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de periode tot en met 31 december 2015.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

Het platform wordt ingesteld met terugwerkende kracht tot en met 31 januari 2015 en wordt opgeheven per 31 december 2015.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. Het platform wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van het platform.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. Het platform stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. Het platform kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Informatieplicht

Het platform verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8. Eindrapport

Het platform brengt in het najaar van 2015 haar eindrapport uit aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 9. Kosten van het platform

  • 1. De kosten van het platform komen, voor zover goedgekeurd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek,

    • c. de kosten voor het organiseren van de maatschappelijke dialoog via online en offline communicatie, en

    • d. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 2. Het platform biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 10. Verantwoording

Het platform biedt de minister vóór 1 januari 2016 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin het platform werkzaam is geweest. Desgewenst kan het platform het eindverslag gelijktijdig met het eindrapport indienen.

Artikel 11. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens het platform worden vervaardigd of vergaard, worden alleen in overleg met de minister openbaar gemaakt.

Artikel 12. Archiefbescheiden

Het platform draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan de directie FMICT van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 januari 2015.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Platform Onderwijs 2032.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

In de brief aan de Tweede Kamer (‘Toekomstgericht funderend onderwijs’, d.d. 17 november jl.) wordt een herijking van het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs aangekondigd. Deze herijking is nodig is om te verzekeren dat het funderend onderwijs leerlingen optimaal voorbereidt op het vervolgonderwijs en hun latere (werkzame) leven. De eerste fase van de aanpak – die moet leiden tot vernieuwing van kerndoelen en eindtermen voor het po en vo – bestaat uit een koersbepaling op een toekomstgericht curriculum op basis van een maatschappelijke dialoog. Deze koersbepaling dient binnen en buiten het onderwijs breed gedragen te zijn en een onafhankelijk advies te bevatten dat de basis kan vormen voor de voorgenomen herijking van het curriculum. Het advies gaat niet over de vraag hoe kinderen op school moeten leren, maar over wat ze moeten leren.

De voorgenomen herijking van het curriculum is mede naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad ‘Een eigentijds curriculum’ ingezet. Voor de koersbepaling en het advies hierover wordt echter gekozen voor het inrichten van een ad hoc adviescollege (platform). Hier is allereerst voor gekozen om de samenstelling af te stemmen op de aard van de adviesvraag. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het streven in het platform ook leden te benoemen dat die op dit moment werkzaam zijn als respectievelijk leraar, schoolleider en schoolbestuurder. Daarnaast is in de samenstelling gezocht naar leden die op dit moment een functie bekleden in het bedrijfsleven. In de tweede plaats is voor een ad hoc college gekozen om specifieke richtlijnen te kunnen meegeven ten aanzien van de werkwijze van het college. Het gaat hierbij in het bijzonder om het organiseren van een maatschappelijk debat, dat als basis dient voor het op te leveren advies.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven