TOELICHTING
Algemeen
Afspraken tussen de PO-raad en de staatssecretaris van OCW
Het huidige bestuursakkoord1 bouwt voort op de ingeslagen weg van kwaliteitsverbetering van de afgelopen jaren,
die ingezet is met het Bestuursakkoord PO van januari 2012. Tevens wordt invulling
gegeven aan de ambities die zijn geformuleerd in het Regeerakkoord en zijn beschreven
in het Nationaal Onderwijsakkoord. Het akkoord sluit aan bij de Lerarenagenda en het
programma Cultuureducatie met kwaliteit van de minister en staatssecretaris van OCW.
Het akkoord bevat de volgende vier actielijnen:
-
1. Talentontwikkeling door uitdagend onderwijs
-
2. Een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering
-
3. Professionele scholen
-
4. Doorgaande ontwikkellijnen
In het bestuursakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld om deze actielijnen en de
daarbij vastgelegde doelstellingen te realiseren, waarvan een gedeelte via de prestatiebox
wordt verstrekt. De rest van de middelen wordt via de lumpsum in de bekostiging verwerkt.
Prestatiebox
Alle schoolbesturen ontvangen middelen via de prestatiebox om invulling te geven aan
de hierboven beschreven vier actielijnen voor de komende periode. De middelen worden
ambtshalve toegekend. Besturen hebben bestedingsvrijheid bij de inzet van middelen
uit de prestatiebox. Het is niet aan de orde dat middelen uit de prestatiebox worden
teruggevorderd als blijkt dat ze niet voor de doelen zijn ingezet waarvoor ze beschikbaar
zijn gesteld.
Deze regeling is overigens niet van toepassing op Caribisch Nederland, omdat aldaar
een ander traject van onderwijsverbetering gaande is.
Vereenvoudiging
In het bestuursakkoord is afgesproken dat er een verkenning wordt gedaan naar een
vereenvoudiging van het systeem van bekostigen. Deze verkenning zal op termijn tot
wijziging van het systeem leiden. Voorafgaand aan de uitkomsten is er in overleg met
de PO-raad al een aantal onderwerpen gedefinieerd die op kortere termijn kunnen worden
vereenvoudigd. Eén hiervan is de vereenvoudiging van de prestatiebox. In de voorgaande
regeling werden zeven bedragen bepaald; bedragen per leerling, bedragen per school
en onderscheid tussen bedragen voor (S)BAO en WEC. In deze regeling wordt uitgegaan
van slechts één bedrag per leerling. Dit is transparant voor de sector en geeft minder
uitvoeringslast.
Het bedrag per leerling is inclusief een bedrag voor cultuureducatie. Bij ministeriële
regeling (de Regeling bekostiging personeel) die jaarlijks wordt gepubliceerd, wordt
het bedrag per leerling telkens voor een schooljaar gepubliceerd waarbij in de toelichting
van de regeling het bedrag voor cultuureducatie wordt gespecificeerd.
Monitoring en verantwoording
In het bestuursakkoord zijn doelstellingen vastgelegd waarvan gewenst is dat die in
2017 dan wel 2020, mede door verstrekking van de middelen via deze regeling, worden
gerealiseerd in het primair onderwijs. Op sectorniveau monitoren OCW en de PO-Raad
gezamenlijk de voortgang.
-
• Jaarlijks komt er integraal kwantitatieve informatie beschikbaar over de voortgang
in de sector op alle doelstellingen (en bijbehorende indicatoren) uit het bestuursakkoord.
-
• Ook vindt jaarlijks een kwalitatief onderzoek (steekproef) plaats naar de mate waarin
de inspanningen van besturen bijdragen aan het realiseren van de in het bestuursakkoord
opgenomen doelstellingen. Dit kwalitatieve onderzoek geeft een beeld van de manier
waarop besturen en scholen aan de slag zijn met de ambities uit het bestuursakkoord
en in welke mate er vorderingen worden geboekt.
-
• Na het sluiten van het akkoord wordt de beginsituatie vastgesteld voor alle doelstellingen,
zo mogelijk op basis van bestaande gegevens.
-
• De tussenmeting vanwege het programma Cultuureducatie met Kwaliteit vindt plaats in
2016. Deze meting is een vervolg op de Monitor cultuuronderwijs in het primair onderwijs
& programma Cultuureducatie met kwaliteit (2013/2014).
Op deze manier legt de sector als geheel jaarlijks verantwoording af over de resultaten
op sectorniveau.
In 2017 vindt een tussenmeting plaats en in 2020 een eindmeting. Op basis van de tussenmeting
in 2017 wordt bezien of bijsturing nodig is. Op basis van de geboekte voortgang zal
bepaald worden of er aanleiding is tot aanpassing van de afspraken en de aanpak en
daaraan gekoppeld de inzet van de middelen.
Bij voldoende realisatie van de doelstellingen wordt bepaald welk deel van de prestatiebox-middelen
aan de reguliere lumpsum wordt toegevoegd.
Bij onvoldoende voortgang op één of meer van de actielijnen, kan OCW besluiten om
de prestatieboxmiddelen niet meer toe te kennen of onder andere en/of striktere voorwaarden
beschikbaar te stellen. Dit laatste kan betekenen dat de afspraken, aanpak en daaraan
gekoppeld de inzet van de middelen inhoudelijk worden heroverwogen en/of dat de middelen
in de resterende jaren onder striktere voorwaarden worden toegekend, bijvoorbeeld
via afzonderlijke subsidieregelingen.
Uitgangspunt bij de verschillende elementen van de monitoring is minimale administratieve
lasten voor scholen en besturen. Daarbij wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van
bestaande metingen (meervoudig gebruik van gegevens).
Zoals in artikel 4 wordt beschreven bevat de accountantsverklaring bij de jaarrekening
tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de via deze regeling verstrekte
middelen.
Beschikbare middelen
In onderstaande tabel staan (in miljoenen euro) de middelen die voor deze regeling
beschikbaar zijn als de rijksbegroting in de betreffende jaren wordt goedgekeurd.
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
2020
|
128
|
151
|
223
|
263
|
263
|
263
|
Gevolgen voor de Administratieve lasten
Met deze regeling vervalt de afzonderlijk gegevenslevering ter verantwoording van
de middelen uit de prestatiebox. Er is daarom een afname van de administratieve lasten.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Deze regeling is op uitvoerbaarheid getoetst door de Dienst Uitvoering Onderwijs en
als uitvoerbaar beoordeeld. Daarnaast is de regeling door de interne Audit Dienst
op handhaafbaarheid bezien. Conclusie is dat de regeling scholen bestedingsvrijheid
geeft en dat daarmee alleen getoetst kan worden of de middelen zijn besteed aan de
activiteiten waarvoor de school bekostigd wordt.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt.
De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet op het primair
onderwijs of de Wet op de expertisecentra.
Onder het begrip school worden in deze regeling de scholen in het primair onderwijs
verstaan die bijzondere bekostiging ontvangen. Dit betreffen de volgende scholen:
basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal
onderwijs.
Artikel 2
Met deze regeling worden middelen aan scholen verstrekt voor de uitvoering van de
vier actielijnen in het bestuursakkoord.
Artikel 3
Het bedrag dat een school per schooljaar ontvangt, wordt berekend aan de hand van
het aantal leerlingen van een school.
Artikel 4
De verstrekking van de middelen heeft tot doel de uitvoering van de vier actielijnen.
De school kan zelf bepalen aan welke activiteiten de middelen worden uitgegeven.
Besturen verantwoorden de ontvangen middelen in de reguliere jaarverslaggeving van
de school. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel
over de rechtmatige besteding van de op grond van deze regeling verstrekte middelen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker