Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 april 2015, FenV/732728, houdende regels voor de verstrekking van bijzondere bekostiging voor het primair onderwijs in verband met het Bestuursakkoord voor de sector Primair Onderwijs en in het kader van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

c. school:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of school voor speciaal onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

d. bestuursakkoord:

akkoord voor de sector Primair Onderwijs tussen de Staat der Nederlanden en de PO-Raad van 10 juli 2014 ter uitvoering van de hierin afgesproken actielijnen;

e. bijzondere bekostiging:

bijzondere bekostiging als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

f. schooljaar:

het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend.

Artikel 2. Doel van de bijzondere bekostiging

Voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2019–2020 verstrekt de minister per schooljaar aan het bevoegd gezag van een school bijzondere bekostiging voor het realiseren van de afspraken ten aanzien van de vier actielijnen uit het bestuursakkoord en in het kader van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit.

Artikel 3. Bekostiging en verdeling van de middelen

  • 1. De bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 2, bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 2. Het vergoedingsbedrag wordt berekend op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de bijzondere bekostiging wordt verstrekt, met dien verstande dat voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend, het aantal leerlingen van de school op 1 oktober volgende op de opening geldt.

  • 3. Het bedrag per leerling alsmede de wijze van betaling, worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 4. Besteding en verantwoording

  • 1. De bijzondere bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten van de school waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 2. De bijzondere bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarrekening en de jaarverslaglegging, zoals bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de middelen.

Artikel 5. Monitor en evaluatie

  • 1. De minister zal de voortgang op landelijk niveau laten monitoren en een evaluatie uitvoeren.

  • 2. De minister kan op basis van de resultaten op sectorniveau in 2016 met betrekking tot het programma Cultuureducatie met Kwaliteit en in 2017 met betrekking tot het bestuursakkoord, besluiten om deze regeling met ingang van het daaropvolgende schooljaar te wijzigen.

  • 3. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde monitor en evaluatie moet de school desgevraagd een samenhangend overzicht kunnen overleggen van de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde landelijke actielijnen.

Artikel 6. Intrekking andere regeling

De Regeling prestatiebox primair onderwijs wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 augustus 2015 en vervalt met ingang van 1 augustus 2025.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

Afspraken tussen de PO-raad en de staatssecretaris van OCW

Het huidige bestuursakkoord1 bouwt voort op de ingeslagen weg van kwaliteitsverbetering van de afgelopen jaren, die ingezet is met het Bestuursakkoord PO van januari 2012. Tevens wordt invulling gegeven aan de ambities die zijn geformuleerd in het Regeerakkoord en zijn beschreven in het Nationaal Onderwijsakkoord. Het akkoord sluit aan bij de Lerarenagenda en het programma Cultuureducatie met kwaliteit van de minister en staatssecretaris van OCW.

Het akkoord bevat de volgende vier actielijnen:

  • 1. Talentontwikkeling door uitdagend onderwijs

  • 2. Een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering

  • 3. Professionele scholen

  • 4. Doorgaande ontwikkellijnen

In het bestuursakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld om deze actielijnen en de daarbij vastgelegde doelstellingen te realiseren, waarvan een gedeelte via de prestatiebox wordt verstrekt. De rest van de middelen wordt via de lumpsum in de bekostiging verwerkt.

Prestatiebox

Alle schoolbesturen ontvangen middelen via de prestatiebox om invulling te geven aan de hierboven beschreven vier actielijnen voor de komende periode. De middelen worden ambtshalve toegekend. Besturen hebben bestedingsvrijheid bij de inzet van middelen uit de prestatiebox. Het is niet aan de orde dat middelen uit de prestatiebox worden teruggevorderd als blijkt dat ze niet voor de doelen zijn ingezet waarvoor ze beschikbaar zijn gesteld.

Deze regeling is overigens niet van toepassing op Caribisch Nederland, omdat aldaar een ander traject van onderwijsverbetering gaande is.

Vereenvoudiging

In het bestuursakkoord is afgesproken dat er een verkenning wordt gedaan naar een vereenvoudiging van het systeem van bekostigen. Deze verkenning zal op termijn tot wijziging van het systeem leiden. Voorafgaand aan de uitkomsten is er in overleg met de PO-raad al een aantal onderwerpen gedefinieerd die op kortere termijn kunnen worden vereenvoudigd. Eén hiervan is de vereenvoudiging van de prestatiebox. In de voorgaande regeling werden zeven bedragen bepaald; bedragen per leerling, bedragen per school en onderscheid tussen bedragen voor (S)BAO en WEC. In deze regeling wordt uitgegaan van slechts één bedrag per leerling. Dit is transparant voor de sector en geeft minder uitvoeringslast.

Het bedrag per leerling is inclusief een bedrag voor cultuureducatie. Bij ministeriële regeling (de Regeling bekostiging personeel) die jaarlijks wordt gepubliceerd, wordt het bedrag per leerling telkens voor een schooljaar gepubliceerd waarbij in de toelichting van de regeling het bedrag voor cultuureducatie wordt gespecificeerd.

Monitoring en verantwoording

In het bestuursakkoord zijn doelstellingen vastgelegd waarvan gewenst is dat die in 2017 dan wel 2020, mede door verstrekking van de middelen via deze regeling, worden gerealiseerd in het primair onderwijs. Op sectorniveau monitoren OCW en de PO-Raad gezamenlijk de voortgang.

  • Jaarlijks komt er integraal kwantitatieve informatie beschikbaar over de voortgang in de sector op alle doelstellingen (en bijbehorende indicatoren) uit het bestuursakkoord.

  • Ook vindt jaarlijks een kwalitatief onderzoek (steekproef) plaats naar de mate waarin de inspanningen van besturen bijdragen aan het realiseren van de in het bestuursakkoord opgenomen doelstellingen. Dit kwalitatieve onderzoek geeft een beeld van de manier waarop besturen en scholen aan de slag zijn met de ambities uit het bestuursakkoord en in welke mate er vorderingen worden geboekt.

  • Na het sluiten van het akkoord wordt de beginsituatie vastgesteld voor alle doelstellingen, zo mogelijk op basis van bestaande gegevens.

  • De tussenmeting vanwege het programma Cultuureducatie met Kwaliteit vindt plaats in 2016. Deze meting is een vervolg op de Monitor cultuuronderwijs in het primair onderwijs & programma Cultuureducatie met kwaliteit (2013/2014).

Op deze manier legt de sector als geheel jaarlijks verantwoording af over de resultaten op sectorniveau.

In 2017 vindt een tussenmeting plaats en in 2020 een eindmeting. Op basis van de tussenmeting in 2017 wordt bezien of bijsturing nodig is. Op basis van de geboekte voortgang zal bepaald worden of er aanleiding is tot aanpassing van de afspraken en de aanpak en daaraan gekoppeld de inzet van de middelen.

Bij voldoende realisatie van de doelstellingen wordt bepaald welk deel van de prestatiebox-middelen aan de reguliere lumpsum wordt toegevoegd.

Bij onvoldoende voortgang op één of meer van de actielijnen, kan OCW besluiten om de prestatieboxmiddelen niet meer toe te kennen of onder andere en/of striktere voorwaarden beschikbaar te stellen. Dit laatste kan betekenen dat de afspraken, aanpak en daaraan gekoppeld de inzet van de middelen inhoudelijk worden heroverwogen en/of dat de middelen in de resterende jaren onder striktere voorwaarden worden toegekend, bijvoorbeeld via afzonderlijke subsidieregelingen.

Uitgangspunt bij de verschillende elementen van de monitoring is minimale administratieve lasten voor scholen en besturen. Daarbij wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande metingen (meervoudig gebruik van gegevens).

Zoals in artikel 4 wordt beschreven bevat de accountantsverklaring bij de jaarrekening tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de via deze regeling verstrekte middelen.

Beschikbare middelen

In onderstaande tabel staan (in miljoenen euro) de middelen die voor deze regeling beschikbaar zijn als de rijksbegroting in de betreffende jaren wordt goedgekeurd.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

128

151

223

263

263

263

Gevolgen voor de Administratieve lasten

Met deze regeling vervalt de afzonderlijk gegevenslevering ter verantwoording van de middelen uit de prestatiebox. Er is daarom een afname van de administratieve lasten.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Deze regeling is op uitvoerbaarheid getoetst door de Dienst Uitvoering Onderwijs en als uitvoerbaar beoordeeld. Daarnaast is de regeling door de interne Audit Dienst op handhaafbaarheid bezien. Conclusie is dat de regeling scholen bestedingsvrijheid geeft en dat daarmee alleen getoetst kan worden of de middelen zijn besteed aan de activiteiten waarvoor de school bekostigd wordt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt. De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

Onder het begrip school worden in deze regeling de scholen in het primair onderwijs verstaan die bijzondere bekostiging ontvangen. Dit betreffen de volgende scholen: basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Artikel 2

Met deze regeling worden middelen aan scholen verstrekt voor de uitvoering van de vier actielijnen in het bestuursakkoord.

Artikel 3

Het bedrag dat een school per schooljaar ontvangt, wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen van een school.

Artikel 4

De verstrekking van de middelen heeft tot doel de uitvoering van de vier actielijnen. De school kan zelf bepalen aan welke activiteiten de middelen worden uitgegeven.

Besturen verantwoorden de ontvangen middelen in de reguliere jaarverslaggeving van de school. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de op grond van deze regeling verstrekte middelen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Bestuursakkoord PO 2014–2020; Kamerstukken II 2013/14, 31 293, nr. 211.

Naar boven