Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 maart 2015, nr. P&O/742863, houdende wijziging van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 in verband met het vervallen van de functie van plaatsvervangend secretaris-generaal, het wijzigen van diverse personele mandaten, het mandaat tot het toestaan van schatkistbankieren, het mandaat van de Inspectie van het onderwijs in Caribisch Nederland en de implementatie van het CDI/CPO-stelsel

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gehoord de departementale ondernemingsraad;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f en l vervallen.

2. De onderdelen g tot en met k worden geletterd f tot en met j.

3. De onderdelen m tot en met q worden geletterd k tot en met o.

4. In onderdeel k (nieuw) vervalt: de plaatsvervangend secretaris-generaal,.

5. Aan het slot van artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel o (nieuw), toegevoegd:

  • p. ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • q. BBRA: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt: en PSG.

2. In het tweede lid vervalt:

  • a. de zinsnede: de plaatsvervangend secretaris-generaal,.

  • b. de komma direct na Sde directeuren-generaal’.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

4. Het vijfde lid wordt vernummerd tot derde lid.

5. In het derde lid (nieuw) vervalt: of de plaatsvervangend secretaris-generaal.

C

Artikel 7, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. de bekostiging voor ten hoogste vijftien procent in te houden of geheel of gedeeltelijk op te schorten, op grond van artikel 164 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 129 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 146 van de Wet op de expertisecentra, artikel 104 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 184 van de Wet voortgezet onderwijs BES, artikel 11.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 10.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of artikel 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek correcties aan te brengen of bedragen in mindering te brengen op de bekostiging;

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. voor zover het niet de enige opleiding in zijn soort betreft, een waarschuwing als bedoeld in de artikelen 6.1.5, 6.1.5b, 6.2.3, 6.2.3b en 6.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 6.2.3, 6.2.4 en 6.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES te geven, of een besluit als bedoeld in de artikelen 6.1.4, 6.1.5b, 6.2.2, 6.2.3b en 6.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 6.2.1, 6.2.4 en 6.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES te nemen;

4. In onderdeel e wordt na ‘Leerplichtwet 1969’ ingevoegd: of artikel 39 van de Leerplichtwet BES.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: de plaatsvervangend secretaris-generaal,.

2. In het tweede lid vervalt: plaatsvervangend secretaris-generaal en de.

E

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt aan artikel 13 een lid toegevoegd, luidende:

3. De directeur-generaal Hoger Onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschap en Emancipatie, de directeur-generaal Primair en Voortgezet Onderwijs en de directeur-generaal Cultuur en Media zijn met uitsluiting van anderen, met uitzondering van de secretaris-generaal, gemandateerd met betrekking tot het geven van toestemming voor schatkistbankieren.

F

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14. Personele bevoegdheden

  • 1. De secretaris-generaal heeft bij uitsluiting van anderen mandaat ten aanzien van besluiten:

    • a. die voor alle ambtenaren van het Ministerie gelden;

    • b. inhoudende:

      • 1°. ontslag als bedoeld in artikel 99 van het ARAR;

      • 2°. de toekenning van financiële tegemoetkomingen als onderdeel van sociaal flankerende maatregelen;

    • c. personele besluiten als bedoeld in het tweede lid:

      • 1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een directeur-generaal of de inspecteur-generaal van het onderwijs mededeling heeft gedaan dat deze door hem zullen worden behandeld of

      • 2°. die door een directeur-generaal of de inspecteur-generaal van het onderwijs aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een andere directeur-generaal of inspecteur-generaal van het onderwijs moeten worden behandeld;

    • d. het beslissen op bezwaren, voor zover die betrekking hebben op handelingen of besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is.

  • 2. Onverminderd het eerste lid hebben de secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs mandaat ten aanzien van personele besluiten betreffende onder hen ressorterende medewerkers tenzij bij wettelijk voorschrift anders is of wordt bepaald.

  • 3. De secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs kunnen ondermandaat verlenen aan functionarissen binnen hun organisatieonderdeel ten aanzien van besluiten als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Onverminderd het eerste tot en met het derde lid hebben direct-leidinggevenden binnen het kader van de managementafspraak mandaat ten aanzien van de personele aangelegenheden die verband houden met de taken en verantwoordelijkheden op hun werkterrein voor zover deze worden afgehandeld via het P-Direktportaal.

G

Na artikel 14c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14d. Rijksinkoop en departementale inkoopfunctie

  • 1. Het hoofd Inkoop Bestuursdepartement van de directie FM/ICT fungeert tevens als coördinerend directeur inkoop, afgekort als CDI. Hij kan een onder hem ressorterende functionaris aanwijzen om namens hem als zodanig op te treden. De CDI is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het CDI/CPO-stelsel binnen het Ministerie. De CDI wordt betrokken bij alle grote en/of risicovolle inkooptrajecten en wordt in de gelegenheid gesteld deze vooraf te beoordelen, conform de interdepartementale afspraken die dienaangaande gemaakt zijn in het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst en binnen het CDI/CPO-stelsel.

  • 2. De directeur-generaal DUO is gemandateerd tot het verrichten van aankopen ten behoeve van alle budgethouders van het Ministerie.

H

Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De eerste volzin komt te luiden: De secretaris-generaal voorziet in zijn vervanging bij afwezigheid of verhindering en voorts in de vervanging bij afwezigheid of verhindering van een directeur-generaal, met uitzondering van de directeur-generaal DUO.

  • 2. In de tweede volzin vervalt: de plaatsvervangend secretaris-generaal of.

I

Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel g wordt na de komma toegevoegd: en

2. Aan het slot van onderdeel h wordt een punt geplaatst.

J

De bijlage bij het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3.3, onder c, onder 1, komt te luiden:

1. College voor toetsen en examens (CvTE)

2. Onderdeel 3.4, onder c, onder 1, komt te luiden:

1. Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI)

3. Onderdeel 7.4 vervalt.

4. Onderdeel 7.5 wordt vernummerd tot onderdeel 7.4.

5. Onderdeel 11.3 komt te luiden:

11.3 Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI)

6. Onderdeel 11.4 komt te luiden:

11.4 College voor toetsen en examens (CvTE)

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 betreft vijf onderwerpen:

  • 1. wijziging p-mandaten;

  • 2. vervallen functie van plaatsvervangend secretaris-generaal;

  • 3. bevoegdheden Inspectie van het Onderwijs inzake de BES-eilanden;

  • 4. het mandaat voor het toestaan aan scholen om te schatkistbankieren;

  • 5. de implementatie van het CDI/CPO-stelsel en bevoegdheden departementale inkoopfunctie.

1. P-mandaten

In lijn met de thans binnen OCW geldende besturingsfilosofie mandaten en bevoegdheden lager in de organisatie te beleggen, is per 1 januari 2013 het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 (hierna: O&M-besluit) ingrijpend gewijzigd op het terrein van personele mandaten. In de praktijk is gebleken dat met name de buitendiensten niet goed uit de voeten kunnen met de wijze waarop de personele bevoegdheden in het O&M-besluit zijn neergelegd. Het systeem gaat uit van vier managementlagen: secretaris-generaal, directeuren-generaal, directeuren en afdelingshoofden. DUO en de Inspectie van het Onderwijs kennen meer managementlagen met eigen benamingen als hoofddirecteur, clustermanager en teamleider.

Om beter aan te sluiten bij de organisatiestructuur van de buitendiensten is het O&M-besluit gewijzigd aan de hand van de volgende uitgangspunten:

  • De minister verleent mandaat aan de secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs voor het nemen van personele besluiten ten aanzien van de ambtenaren die onder hen werkzaam zijn. Om de positie van secretaris-generaal als hoogste ambtenaar duidelijk te maken, is er in voorzien dat de secretaris-generaal de mogelijkheid heeft het mandaat van de directeuren-generaal en inspecteur-generaal van het onderwijs in bepaalde gevallen aan zich te trekken en het mandaat desgewenst te beleggen bij een collega-directeur-generaal. Ook kunnen de directeuren-generaal en inspecteur-generaal van het onderwijs besluiten hun mandaat in een bepaald geval niet uit te oefenen en het te beleggen bij de secretaris-generaal. Zo kunnen twee DG’s betrokken bij eenzelfde reorganisatie aan de SG verzoeken bepaalde besluiten te nemen die over de DG’s heen gaan, zoals het besluit tot overplaatsing van een directeur van het ene directoraat-generaal naar het andere directoraat-generaal. De SG heeft echter ook de mogelijkheid bij een gevoelig politiek incident eventuele besluiten tot het treffen van disciplinaire maatregelen tegen ambtenaren naar zich toe te trekken.

  • Bepaalde besluiten, die zowel een grote impact op de individuele medewerker als op de organisatie als totaal kunnen hebben, blijven expliciet voorbehouden aan de secretaris-generaal. Het gaat om besluiten waar grote financiële belangen mee gemoeid kunnen zijn. Verder is het ten aanzien van deze besluiten extra belangrijk de eenheid van de besluitvorming te garanderen. Het gaat hier om artikel 99-ARAR-ontslag en financiële toekenningen in het kader van sociaal flankerend beleid.

  • De secretaris-generaal, directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs kunnen besluiten in ondermandaat geven. Hiervoor is een model ondermandaatbesluit beschikbaar. Ter ondersteuning van degenen aan wie ondermandaat is verleend, is in dit modelbesluit een adviserende rol toebedeeld aan de directie P&O.

  • Tot slot hebben direct-leidinggevenden binnen het kader van de managementafspraak mandaat ten aanzien van de personele aangelegenheden die verband houden met de taken en verantwoordelijkheden op hun werkterrein voor zover deze worden afgehandeld via het P-Direktportaal. Deze bevoegdheid blijft ongewijzigd.

2. Vervallen functie van plaatsvervangend secretaris-generaal

Binnen het ministerie is de afgelopen jaren door het herverdelen en wijzigen van taken ook in de hogere lagen van het management het aantal functies teruggebracht. De organisatie is nu zodanig ingericht dat er voor de plaatsvervangend secretaris-generaal binnen dit kader geen afzonderlijke rol meer hoeft te zijn. De rijksbrede taakstelling vergt ook van de top keuzes. Nu sinds enkele jaren de functie van plaatsvervangend secretaris-generaal niet meer is ingevuld en in de praktijk is gebleken dat deze functie in de huidige organisatie opgevuld kan worden door andere MT-OCW-leden, wordt door het laten vervallen van deze functie in het O&M-besluit ook in de top de taakstelling geconcretiseerd. In dat kader is een aantal taken nu belegd bij de directeur FMICT en de directeur-generaal Cultuur en Media (DGCM). De directeur FMICT vertegenwoordigt OCW, vanuit zijn rol als coördinerend programmadirecteur bedrijfsvoering, nu in de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR). Om de link met het MTOCW te versterken is de DGCM tegenwoordig voorzitter van het SBO. Hiermee wordt een eenduidige aansturing en aandacht voor de onderlinge samenhang gerealiseerd van de totale bedrijfsvoering van OCW en de mensen die hieraan werken.

3. Bevoegdheden Inspectie van het Onderwijs inzake de BES-eilanden

De Wet op het Onderwijstoezicht heeft ook werking op de BES-eilanden. Hiervoor is het van belang dat ook het O&M-besluit wordt aangepast, zodat de Inspecteur-Generaal van het Onderwijs ook ten aanzien van onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland de in artikel 3, derde lid, van de WOT genoemde sancties toe kan passen (of correcties aan kan brengen). Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het opschorten van de bekostiging in geval van het niet tijdig indienen van de jaarrekening.

4. Het mandaat het toestaan aan scholen om te schatkistbankieren

Instellingen die een wettelijke taak uitvoeren en hiervoor gelden van het Rijk ontvangen, kunnen in het kader van schatkistbankieren, een lening of een rekening-courantkrediet aanvragen bij het Agentschap van het ministerie van Financiën. Voorwaarde voor het verstrekken van een lening of rekening-courantkrediet door het Agentschap van het ministerie van Financiën is dat het betreffende vakdepartement hiervoor een garantstelling wil verlenen. Via dit artikel wordt geregeld dat het verlenen van toestemming voor genoemde aanvragen is voorbehouden aan de desbetreffende DG onder wiens beleidsterrein de betreffende instelling ressorteert. Indien nodig kunnen aanvragen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bewindslieden, dit is ter beoordeling van de DG.

5. De implementatie van het CDI/CPO-stelsel en bevoegdheden departementale inkoopfunctie

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de rijks Chief Procurement Officer (CPO) en de departementale Coördinerend Directeuren Inkoop (CDI's) zijn op hoofdlijnen beschreven in het CPO/CDI stelsel. Dit stelsel is eind 2011 vastgesteld door de Ministerraad. De invoering van het rijksbrede CPO/CDI stelsel stelt eisen aan alle ministeries. Afspraken over de invulling van dit stelsel tussen de CPO en de CDI's zijn in 2012 per departement vastgelegd. Met deze wijziging van het mandaatbesluit worden de bevoegdheden van de CDI en de CPO geformaliseerd.

Verder is geregeld dat de directeur-generaal DUO is gemandateerd tot het verrichten van aankopen ten behoeve van alle budgethouders van het Ministerie. Het betreft hier alleen de aankopen die via het bestel- en betaalproces door of namens de budgethouders zijn besteld, en waarvoor door de budgethouder of diens gemandateerde vooraf goedkeuring verleend is, conform het binnen OCW geïmplementeerde Goudvis programma. Binnen DUO is de bevoegdheid tot de aankoop door de directeur-generaal DUO verder door gemandateerd. Zie hiervoor de mandaatregeling van DUO.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel a

De functie van plaatsvervangend secretaris-generaal is uit artikel 1 geschrapt. Verder is het begrip naasthogere leidinggevende, dat in artikel 14 werd gebruikt, niet meer nodig. Het onderdeel is daarom geschrapt. Verder zijn voor de leesbaarheid van het nieuwe artikel 14 het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren gedefinieerd in artikel 1.

Artikel I, onderdelen b, d en h

In de artikelen 5, 10 en 15 wordt overal de functie van plaatsvervangend secretaris-generaal geschrapt. Verder is artikel 15, eerste lid, eerste volzin, in die zin gewijzigd dat ook de secretaris-generaal in zijn eigen vervanging voorziet.

Artikel I, onderdeel c

Artikel 7, vierde lid, betreft actualisering van bevoegdheden van de Inspecteur-generaal van het onderwijs betreffende inspecties in Caribisch Nederland (de BES-eilanden).

Artikel I, onderdeel E

In artikel 13 is in het ingevoegde derde lid geregeld dat de directeur-generaal Hoger Onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschap en Emancipatie, de directeur-generaal Primair en Voortgezet Onderwijs en de directeur-generaal Cultuur en Media gemandateerd zijn met betrekking tot het geven van toestemming voor schatkistbankieren.

Artikel I, onderdeel f

In artikel 14, eerste lid, zijn de besluiten opgesomd die bij uitsluiting aan de secretaris-generaal zijn voorbehouden en dus niet in ondermandaat kunnen worden gegeven.

Artikel 14, tweede lid, geeft een algemeen personeelsmandaat aan de secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs voor het nemen van personele besluiten voor het onder hen ressorterende personeel. Met de zinsnede ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is of wordt bepaald’ wordt gedoeld op de situatie dat de secretaris-generaal weliswaar functioneel leiding geeft aan de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal, maar deze functionarissen niet benoemt of ontslaat. De directeuren-generaal en inspecteur-generaal worden namelijk benoemd en ontslagen door de minister van BZK in overeenstemming met de minister van OCW.

In artikel 14, derde lid, is neergelegd dat de in het tweede lid genoemde functionarissen de p-mandaten kunnen ondermandateren.

Vanaf het moment dat OCW gebruik maakt van de dienstverlening van P-Direkt handelen direct-leidinggevenden en medewerkers via het portaal een aantal personele aangelegenheden zelf af. In artikel 14, vierde lid, worden de direct-leidinggevenden voor de aldus te nemen personele besluiten gemandateerd.

Artikel I, onderdeel g

In artikel 14d, eerste lid, zijn aan het hoofd Inkoop Bestuursdepartement van de directie FM/ICT de bevoegdheden toegekend die behoren bij de rol van coördinerend directeur inkoop. In het tweede lid is geregeld dat de directeur-generaal DUO is gemandateerd tot het verrichten van aankopen ten behoeve van alle budgethouders van het Ministerie. Het betreft hier alleen de aankopen die via het bestel- en betaalproces door of namens de budgethouders zijn besteld, en waarvoor door de budgethouder of diens gemandateerde vooraf goedkeuring verleend is.

Artikel I, onderdeel i en onderdeel j

Dit betreft het herstellen van een tweetal regeltechnische omissies als gevolg van een eerdere wijzigingsregeling en een enkele actualisatie (naamswijziging College voor toetsen en examens en Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven