Beschikking van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende ontheffing van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvinden binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

Datum: 24 maart 2014

Nummer: ILT-2014/16776

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing van 11 maart 2014 van Heli Service Belgium, contactpersoon: T. Soumange, adres: Gaasbeeksesteenweg 140, B1500 Halle, België; tel.: 0032 (0)2 361 21 21; e-mail: ts@hsb.be;

Overwegende dat het doel van de vluchten is het maken van camerabeelden boven Limburg ten behoeve van de Amstel Gold Race 2014 en dat het uitvoeren van vluchten buiten de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, beneden de minimum vlieghoogte voor, onder andere, het maken van audio- of visuele opnamen ten behoeve van professionele nieuwsgaring, geregeld is in de Vrijstellingsregeling LVR (www.overheid.nl );

Gelet op artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de helikopters van het type AS 355 Aerospatiale Twinstar F2, met de registratienummers OO-HSK en OO-HSM, dan wel een gelijkwaardige vervangende helikopter in gebruik bij Heli Service Belgium, waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd ten behoeve van het maken van camerabeelden van de Amstel Gold Race 2014.

Artikel 2

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt op zaterdag 19 en zondag 20 april 2014 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement om VFR-vluchten uit te voeren binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onderdeel a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 voet doch ten minste 100 voet boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig;

  • c. de minimum toegestane vlieghoogte buiten gebieden als genoemd in onderdeel b bedraagt 60 meter (200 voet) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter;

  • d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast voor derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. vee niet wordt verstoord;

    • 3°. geluidsgevoelige objecten, zoals dierentuinen, ziekenhuizen, etc. worden gemeden;

    • 4°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

    • 5°. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling Luchtverkeersdienstverlening1 de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G in acht worden genomen:

      Vliegzicht (m)

      Adviessnelheid (kts)

      800 – 1500

      < 50

      1500 – 2000

      < 100

      2000 – 5000

      < 120

    • 6°. in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse C wordt gevlogen met een vliegzicht van > 5 km.

  • e. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte met betrekking tot plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • f. te allen tijde wordt de vlucht met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid uitgevoerd dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing te verlaten;

  • g. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram, aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter van het type AS 355 Aerospatiale Twinstar F2;

  • h. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van de vluchten noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Nationale Politie, afdeling Luchtvaart, is doorgegeven;

  • i. vóór en ná de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Nationale Politie, afdeling Luchtvaart of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • j. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de vlucht, anders dan benodigd voor het vervaardigen van het beeldmateriaal;

  • k. er dient, ná het ingediende vliegplan, eerst een klaring te zijn verkregen van de betrokken plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst voor vluchten die plaatsvinden binnen het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied;

  • l. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • m. een uur vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

    de meldkamer van de Nationale Politie, afdeling Luchtvaart (tel.: 020 5025693 of fax: 020 5025699 of per e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) en worden de volgende gegevens verstrekt:

    • 1. naam gezagvoerder(s), registratie en model/type helikopter;

    • 2. route en periode van de voorgenomen vlucht;

  • n. vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de operationele helpdesk van de Luchtverkeersleiding Nederland; tel.: 020 4062201; fax: 020 4063672; e-mail: ops_helpdesk@lvnl.nl; aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden;

  • o. minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de vlucht, besteedt de ontheffinghouder in de plaatselijke media aandacht aan de uit te voeren vlucht, waarbij ten minste het volgende wordt aangegeven:

    • 1. het doel van de vlucht;

    • 2. een zo exact mogelijke omschrijving van de locatie;

    • 3. de dag;

    • 4. het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de vlucht; en

    • 5. dat klachten gemeld kunnen worden bij de ontheffinghouder en bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, tel.: 088 489 00 00 of aviation-approvals@ilent.nl.

    De ontheffinghouder doet deze bekendmaking in de plaatselijke media en stuurt een kopie onder vermelding van het kenmerk van deze ontheffing, per e-mail (aviation-approvals@ilent.nl) aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 3

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerders bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Overtreding van de voorschriften van deze beschikking is een strafbaar feit.

  • 3. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in artikel 2, kan dat aanleiding zijn deze beschikking in te trekken.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 19 april 2014 en vervalt met ingang van 21 april 2014, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, M. van Velzen Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Team Juridische Zaken

Postbus 16191

2500 BD Den Haag


X Noot
1

Artikel 19

In luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G op of beneden 915 m (3000 ft) AMSL geldt een vliegzicht gelijk aan of groter dan 800 m, mits wordt gevlogen met zodanige snelheid dat tijdig uitwijken voor ander luchtverkeer en hindernissen mogelijk is, voor:

  • a. militaire helikopters;

  • b. luchtvaartuigen van de politie en helikopters die worden ingezet voor het vervoer van traumateams;

  • c. helikopters die blijkens een vrijstelling of ontheffing ingevolge artikel 45, vierde of vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement , vluchten uitvoeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, voor zover in die vrijstelling of ontheffing geen hogere waarden zijn vastgesteld.

Naar boven