ARTIKEL I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10 wordt onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en
derde lid, een lid toegevoegd, luidende:
-
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a en b, dan wel 47, eerste
lid, onder a en b, van de Wet, zijn bevoegd een machtiging tot voorlopig verblijf
dan wel terugkeervisum in te trekken dan wel te annuleren op de gronden en in de gevallen,
bedoeld in artikel 2m, derde en vierde lid, van de Wet.
B
Artikel 3.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onderdeel k, wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.
2. In het derde lid, onderdeel l, wordt de punt vervangen door: , of.
3. In het derde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
Na artikel 3.33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.33a
De artikelen 3.99a en 3.102b van het Besluit zijn niet van toepassing op de vreemdeling:
-
a. wiens vrijheid rechtens is ontnomen;
-
b. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn
verwijdering;
-
c. tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van
de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke
lidstaat.
D
In de tarieftabel in artikel 3.34a, rij d tot en met g, en in de artikelen 3.34g,
tweede tot en met het vijfde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34j, derde en vierde
lid, 3.43b, tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.51, tweede lid en
3.52 wordt ‘€ 42’ telkens vervangen door: € 53.
E
Na artikel 3.34j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.34ja
In afwijking van de tarieftabel in artikel 3.34a, rij d tot en met g, en de artikelen
3.34g, tweede tot en met het vijfde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, en 3.34j, is
de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 28 verschuldigd.
F
In artikel 3.34k, tweede en derde lid, wordt € 42 vervangen door: € 28.
G
Na artikel 3.43c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.43d
In afwijking van de artikelen 3.43b, tweede en vierde lid en 3.43c, derde en vierde
lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 28 verschuldigd.
H
Artikel 3.50 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b vervalt: of.
2. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d wordt een onderdeel c (nieuw)
ingevoegd, luidende:
I
Na artikel 3.52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.52a
In afwijking van de artikelen 3.51, tweede lid en 3.52, is de minderjarige vreemdeling
een bedrag van € 28 verschuldigd.
J
In de artikelen 4.33, onderdeel b, en 4.34, onderdeel a, wordt de puntkomma telkens
vervangen door: of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend
document;.
K
Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.1a
Artikel 6.1c van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:
-
a. wiens vrijheid rechtens is ontnomen;
-
b. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn
verwijdering;
-
c. tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van
de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke
lidstaat.
L
Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, komt te luiden als aangegeven
in de bijlage 1 bij deze regeling.
ARTIKEL II
Artikel I, onderdelen I en R, van de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid
en Justitie van 13 december 2013, nummer 463556, houdende wijziging van het Voorschrift
Vreemdelingen 2000 (honderdrieëntwintigste wijziging) (Stcrt. 2013, nr. 35683) vervalt.
ARTIKEL III
-
1. Artikel 3.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is niet van toepassing op een aanvraag
tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, die is ingediend voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze regeling.
-
2. Artikel 6.1d, eerste en tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is niet van
toepassing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, die is ingediend voor
het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2014.
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijzigingsregeling bevat de wijzigingen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000
mede ter implementatie van Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde
vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied
van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers
uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343).
Het grootste deel van die richtlijn wordt omgezet met een daartoe strekkend implementatiewetsvoorstel.
Met dat wetsvoorstel worden voor arbeidsmigranten van buiten de EU de tewerkstellingsvergunning
en de verblijfsvergunning samengevoegd tot één vergunning: de gecombineerde vergunning
voor verblijf en arbeid (GVVA). Richtlijn 2011/98/EU verplicht tot deze samenvoeging
van vergunningen. Onder arbeidsmigranten van buiten de EU wordt hier verstaan vreemdelingen
van buiten de EU die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hebben met
de beperking ‘arbeid in loondienst’ of ‘lerend werken’.
Voorts bevat deze regeling, in aanvulling op de honderddrieëntwintigste wijziging
van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2013, 35683), een aantal wijzigingen naar aanleiding van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures.
Met betrekking tot (zowel eerste als volgende) humanitair-reguliere aanvragen en verzoeken
om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 worden twee categorieën
vreemdelingen toegevoegd waarvoor de schriftelijke aanmelding, de eendagstoets en
de verplichting om de relevante medische gegevens en overige bescheiden te overleggen
niet van toepassing zijn.
In deze wijzigingsregeling wordt een categorie vreemdelingen toegevoegd voor wie de
schriftelijke aanmelding en eendagstoets ten aanzien van tweede of volgende asielaanvragen
niet van toepassing zijn. Deze regeling bevat daarnaast een aantal bepalingen betreffende
overgangsrecht en de inwerkingtreding van maatregelen die in het kader van het Programma
Stroomlijning Toelatingsprocedures in het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn neergelegd.
Tot slot worden ambtenaren die belast zijn met het grenstoezicht en de grensbewaking,
als ambtenaren die belast zijn met het vreemdelingentoezicht, bevoegd om de machtiging
tot voorlopig verblijf of het terugkeervisum te annuleren of in te trekken. En verder
zijn de legestarieven die gerelateerd zijn aan het Besluit paspoortgelden gewijzigd
en is een aanpassing van de lijst met afschriftplichtige luchthavens opgenomen.
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt
afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde
uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan omdat deze regeling mede implementatie
van EU-regelgeving betreft (Aanwijzing 174, vierde lid, onder d, Aanwijzingen voor
de regelgeving).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 2.10, eerste lid)
Op grond van de artikelen 2k, onder c, en 2m, derde en vierde lid, van de Vreemdelingenwet
2000 kan de minister een machtiging tot voorlopig verblijf of een terugkeervisum annuleren
of intrekken. Door middel van het nu ingevoegde nieuwe lid van artikel 2.10 zijn,
mede gelet op artikel 1.3, zowel ambtenaren die belast zijn met het grenstoezicht
en de grensbewaking als ambtenaren die belast zijn met het vreemdelingentoezicht bevoegd
om de machtiging tot voorlopig verblijf of het terugkeervisum namens de minister te
annuleren dan wel in te trekken. De nu gemandateerde bevoegdheid tot annulering en
intrekking strekt zich echter niet uit tot alle ambtenaren belast met de grensbewaking
en het vreemdelingentoezicht. Het mandaat is in het kader van het grenstoezicht en
de grensbewaking beperkt tot de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee en de Zeehavenpolitie
(artikel 46, eerste lid, onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000). Het mandaat
is in het kader van het vreemdelingentoezicht beperkt tot de ambtenaren van politie
die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaren van de
Koninklijke marechaussee (artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Vreemdelingenwet
2000).
Onderdeel B (artikel 3.1, derde lid, onderdeel m en zesde lid)
Aan het derde lid van artikel 3.1 is de arbeidsmarktaantekening toegevoegd die op
het verblijfsdocument wordt geplaats in het geval dat er sprake is van verlening van
een gecombineerde vergunning. De arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan conform
aanvullend document’ verwijst naar de inhoud van het aanvullend document, bedoeld
in artikel 1, tweede lid, onder i, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het model van het aanvullend document, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder i,
van de Vreemdelingenwet 2000, is een vaststaand model en opgenomen in het Voorschrift
Vreemdelingen 2000.
Onderdeel C (artikel 3.33a)
Artikel 3.33a, onderdeel a, is reeds toegelicht in de toelichting bij de honderddrieëntwintigste
wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2013, 35683).
Aan artikel 3.33a worden de onderdelen b en c toegevoegd die twee categorieën vreemdelingen
bevatten waarvoor de schriftelijke aanmelding en de eendagstoets inzake humanitair-reguliere
aanvragen alsmede de verplichting om, indien medische omstandigheden aan de orde zijn,
de relevante medische gegevens en overige bescheiden over te leggen, niet gelden.
Onderdeel b betreft vreemdelingen aan wie niet de vrijheid is ontnomen en die – blijkens
de omstandigheid dat de Minister de vreemdeling en/of diens gemachtigde heeft geïnformeerd
over de datum van de vlucht – op korte termijn zullen worden verwijderd. In deze gevallen
zouden de schriftelijke aanmelding en eendagstoets alsmede de verplichting om de relevante
medische gegevens en overige bescheiden over te leggen het terugkeertraject kunnen
doorkruisen en kunnen leiden tot annulering van de vlucht waarmee de vreemdeling zou
worden verwijderd. Onderdeel c betreft vreemdelingen die schriftelijk in kennis zijn
gesteld van het besluit dat zij op grond van de Dublinverordening kunnen worden overgedragen
aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en
in afwachting zijn van die overdracht. Hiermee wordt doorkruising van de overdracht
voorkomen indien deze vreemdelingen een humanitair-reguliere aanvraag indienen.
Onderdelen D, E, F, G en I (tarieftabel in artikel 3.34a, rij d tot en met g, en de
artikelen 3.34g, tweede tot en met het vijfde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34j,
derde en vierde lid, 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43b, tweede en vierde lid,
3.43c, derde en vierde lid, 3.43d, 3.51, tweede lid, 3.52 en 3.52a)
In deze artikelen is een verhoging van de legestarieven doorgevoerd voor een aantal
doelgroepen van € 42 naar € 53. Het betreft de legestarieven ter afdoening van aanvragen
om afgifte van een EU-document, voor de verlening van een verblijfsvergunning voor
personen die in aanmerking komen voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van
de Remigratiewet, een verblijfsvergunning voor jongeren die in het kader van Working
Holiday Scheme, Working Holiday Programme en Young workers exchange programme, een
verblijfsvergunning van een vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van
het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op
12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand
wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende
de ontwikkeling van de Associatie en de vijfjaarlijkse vervanging van het document
voor houders van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd en
houders van een document duurzaam verblijf voor EU-burgers. De hoogte van dit tarief
is gerelateerd aan het bedrag dat wordt vastgesteld voor de identiteitskaart conform
het Besluit paspoortgelden. Per 9 maart 2014 bedraagt het legesbedrag dat gemeenten
conform artikel 6, tweede lid, onderdeel d, sub 1, van het Besluit paspoortgelden
(Stb. 2014, 98) maximaal mogen heffen voor een Nederlandse identiteitskaart € 52,95. Bij dit maximale
bedrag is aangesloten. In artikel 6, tweede lid, onderdeel d, sub 2, van het Besluit
paspoortgelden wordt ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag
de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft een verlaagd legesbedrag van € 28,36
geïntroduceerd. In aansluiting op dit artikel is ook voor genoemde categorieën een
verlaagd tarief voor minderjarigen geïntroduceerd, namelijk € 28.
Onderdeel H (artikel 3.50)
In onderdeel c wordt een categorie vreemdelingen toegevoegd waarvoor de schriftelijke
aanmelding en eendagstoets in het geval van een tweede of volgende asielaanvraag niet
gelden. Het betreft de vreemdelingen die door de Minister zijn geïnformeerd over de
datum van de vlucht ter fine van hun verwijdering.
Onderdeel J (artikelen 4.33, onderdeel b, en 4.34, onderdeel a)
In de artikelen 4.33, onderdeel b, en 4.34, onderdeel a, is in het kader van de administratieplicht
voor de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven
in het kader van lerend werken of arbeid in loondienst het aanvullend document in
beide artikelen opgenomen.
Onderdeel K (artikel 6.1a)
Artikel 6.1a, onderdeel a, is reeds toegelicht in de toelichting bij de honderddrieëntwintigste
wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2013, 35683).
Artikel 6.1a betreft een uitbreiding van de uitzonderingen op de schriftelijke aanmelding
voorafgaande aan de indiening van een verzoek om de uitzetting achterwege te laten
op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 en op de eendagstoets. Er worden
twee onderdelen toegevoegd, b en c, waarin deze procedure niet van toepassing is.
Het gaat om de ook in onderdeel C (artikel 3.33a) toegevoegde categorieën vreemdelingen.
Ook de verplichting, bedoeld in artikel 6.1c, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit
2000, om ten minste de voor de beslissing van de Minister relevante medische gegevens
en overige bescheiden over te leggen, blijft in die gevallen buiten toepassing.
Onderdeel L (bijlage 1)
Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Regeling wijst de
vervoerders aan die de documenten van hun passagiers dienen te fotograferen, te fotokopiëren
of te scannen. Hiervoor zijn alle vervoerders aangewezen indien zij vanaf bepaalde
luchthavens naar Nederland vliegen. Teneinde de maatregel zo effectief mogelijk te
laten zijn, wordt de lijst met luchthavens steeds geactualiseerd aan de hand van ervaringsgegevens.
De ervaringsgegevens van augustus 2013 tot en met januari 2014 hebben geleid tot een
aangepaste lijst van vierentwintig afschriftplichtige luchthavens. Tweeëntwintig luchthavens
die het laatste half jaar op de lijst worden genoemd, blijven gehandhaafd. Vijf luchthavens
zijn van de lijst gehaald en twee luchthavens zijn aan de lijst toegevoegd.
De luchthavens Ankara Esenboga International Airport, Jakarta Soekarno Hatta International
Airport, Tel Aviv – Ben Gurion International Airport, Tunis- Carthage International
Airport en Sao Paulo Guarulhos International Airport zijn van de lijst gehaald omdat
niet meer aan de criteria voor het plaatsen op de lijst wordt voldaan.
Muscat Seeb International Airport wordt op de lijst geplaatst vanwege het overschrijden
van de ondergrens van vijf aangevoerde ongedocumenteerden per half jaar. Dubai World
Central Al Maktoum International Airport wordt vanwege preventieve redenen op de lijst
geplaatst, omdat de verwachting is dat vluchten naar deze luchthaven zullen uitwijken
vanwege renovatie van de luchthaven Dubai International Airport.
ARTIKEL II
Dit artikel regelt dat artikel I, onderdelen I en R, van de Regeling van de Staatssecretaris
van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013, nummer 463556, houdende wijziging
van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderddrieëntwintigste wijziging) (Stcrt. 2013, nr. 35683) vervalt. Onderdeel I, onderdelen I en R, betreft de artikelen 3.33a en 6.1a. De
datum van inwerkingtreding van deze artikelen was toen nog niet bepaald. Aangezien
in de onderhavige wijzigingsregeling de artikelen 3.33a en 6.1a worden uitgebreid,
is er, om verwarring over de geldende tekst te voorkomen, voor gekozen om de artikelen
3.33a en 6.1a volledig in de onderhavige wijzigingsregeling op te nemen. Artikel I,
onderdelen I en R, van genoemde regeling kan daarmee vervallen.
ARTIKEL III
Artikel III bepaalt dat artikel 3.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het meetoetsen
van humanitair-reguliere gronden) niet van toepassing is op een aanvraag tot het verlenen
of verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd die is ingediend
voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling. De voor het meetoetsen benodigde
informatie zal zich bij die aanvragen veelal niet in het dossier bevinden. Om dezelfde
reden wordt in artikel III bepaald dat de ambtshalve beoordeling of de uitzetting
op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 achterwege moet worden gelaten,
niet van toepassing is op voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling
(en artikel 6.1d, eerste en tweede lid) ingediende aanvragen tot het verlenen van
een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Ten aanzien van artikel 6.1d,
derde lid, is geen overgangsrecht nodig omdat op grond van dat lid de ambtshalve beoordeling
alleen plaatsvindt indien de vreemdeling zelf de relevante medische gegevens en overige
bescheiden overlegt.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.