Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 12 maart 2014, nr. WJZ/14015689, tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies en de Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 in verband met de openstelling van het subsidie-instrument investeringen in technieken ter vermindering van fijn stof en enkele andere wijzigingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, 3 en 8 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 2, hoofdstuk 5, van de Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd als volgt:

1. Punt A komt te luiden:

  • A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid

    Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof, die:

    • a. op grond van artikel 66, aanhef en onder i, van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, zijn aangemerkt in eindnoot 2 van de gepubliceerde lijst van emissiefactoren fijn stof voor veehouderij;

    • b. leiden tot een vermindering van de uitstoot van fijn stof per inrichting, bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, met ten minste 30 procent ten opzichte van de emissie die maximaal is toegestaan op grond van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het aantal dierplaatsen dat maximaal is toegestaan op grond van de omgevingsvergunning bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2. In punt C, worden de aanduidingen ‘1.’, ‘3.’ en ‘4.’ vervangen door respectievelijk: a., b. en c.

3. In punt C vervalt onderdeel 2.

4. Onder plaatsing van een punt aan het slot van punt C, onder c (nieuw), het onderdeel beginnend met het vierde gedachtestreepje, vervalt het onderdeel beginnend met het vijfde gedachtestreepje.

5. Punt D, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een kopie van de door het bevoegde gezag ten behoeve van de investeringen verstrekte omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of bewijsstukken waaruit blijkt dat deze vergunning is aangevraagd, of een een kopie van de melding, bedoeld in afdeling 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

6. Punt D, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. voor zover de vergunning, bewijsstukken of melding, bedoeld in onderdeel b, geen omschrijving bevat respectievelijk bevatten van de situatie zoals die van toepassing was voorafgaand aan de investeringen, een kopie van de vergunning, melding of bewijsstukken, bedoeld in onderdeel b, die betrekking hebben op de situatie zoals die van toepassing was voorafgaand aan de investeringen.

ARTIKEL II

De Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3 wordt ‘30 juni 2014’ telkens vervangen door: 31 december 2014.

B

Na paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof

Artikel 8a
  • 1. Aanvragen tot subsidieverlening voor een investering in een techniek ter vermindering van de uitstoot van fijn stof als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt A, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt B, van de Regeling LNV-subsidies.

  • 2. Aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 7 april 2014 tot en met 2 mei 2014.

  • 3. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

  • 4. Landbouwondernemingen die op grond van artikel 2:37 van de Regeling LNV-subsidies en artikel 65a van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009, artikel 44a van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010, artikel 44 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 of artikel 23a van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 subsidie hebben ontvangen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8b
  • 1. Overeenkomstig artikel 1:4 van de Regeling LNV-subsidies wordt een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, hoger gerangschikt naarmate:

    • a. de inrichting, bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, gelegen is in een gebied, bedoeld in bijlage 5 van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (3 punten);

    • b. de techniek ter vermindering van de uitstoot van fijn stof wordt toegepast in de pluimveehouderij (3 punten) of overige veehouderij (1 punt);

    • c. de aanvrager in het bezit is van de vereiste omgevingsvergunning (milieu), omgevingsvergunning beperkte milieutoets of melding dan wel deze heeft aangevraagd (1 punt).

  • 2. In geval van overschrijding van het subsidieplafond, worden aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het eerste lid gelijk zijn gewaardeerd, door loting gerangschikt.

  • 3. Een aanvraag tot wijziging van de subsidieverlening die betrekking heeft op een techniek, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt A, van de Regeling LNV-subsidies, wordt uitsluitend toegewezen indien de waardering, bedoeld in het eerste lid, als gevolg van de wijziging gelijk blijft of hoger wordt.

Artikel 8c

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 8d

In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot en met 31 augustus 2013.

Artikel 8e
  • 1. De subsidie bedraagt 55% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt ten minste € 5000 en ten hoogste € 100.000.

  • 3. Indien de activiteit waar de aanvraag, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, betrekking op heeft tevens uit andere hoofde of anderszins op grond van de regeling wordt gesubsidieerd, wordt bij de vaststelling het subsidiebedrag zodanig verminderd dat het totaal van alle subsidies voor die activiteit niet hoger is dan 60% van de subsidiabele kosten.

Artikel 8f

Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000.

Artikel 8g

Artikel 1:20, vijfde lid, van de Regeling LNV-subsidies is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 maart 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

1. Inleiding

De onderhavige regeling ziet op een wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: RLS) en de Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 (verder: tijdelijke regeling).

De wijzigingen hebben met name bestrekking op de subsidieregeling voor investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof. Deze wijzigingen worden in paragraaf 2 toegelicht. Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om twee wijzingen door te voeren, die meer technisch van aard zijn. Deze wijzigingen worden toegelicht in paragraaf 3.

2. Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof (artikel I en artikel II, onderdeel B)

Het doel van deze investeringsregeling is om de achtergrondconcentratie van fijn stof in Nederland te verminderen door het subsidiëren van technieken die de uitstoot van fijn stof verlagen. Ten opzichte van de openstelling in 2013 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen worden in het onderstaande toegelicht.

Het percentage, dat ziet op de te reduceren uitstoot van fijn stof is verhoogd van 25% naar 30%.

Gelet op het geringe aantal aanvragen in 2013 voor technieken die het aantal overschrijdingsdagen verminderen, is besloten deze technieken in 2014 niet meer voor subsidie in aanmerking te laten komen.

De bepalingen over de bij de aanvraag tot subsidieverlening mee te sturen documenten (bijlage 2, hoofdstuk 5, punt D) zijn verduidelijkt. Het kan gaan om een kopie of bewijsstukken omtrent de omgevingsvergunning (millieu), waaronder een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, of een melding.

Voorts is de rangschikking, op grond van artikel 8b van de tijdelijke regeling aangepast ten opzichte van de openstelling in 2013. De veehouderij veroorzaakt ongeveer 23% van de emissie van fijn stof in Nederland. De Nederlandse pluimveehouderij draagt voor meer dan de helft bij aan de totale fijnstofemissie uit de veehouderij. De overige diercategorieën dragen in verhouding minder bij. Dit wordt meegewogen in de rangschikking. Sinds de openstelling van de subsidieregeling voor fijn stof in 2013, is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) gewijzigd. Hierin worden gebieden aangewezen waarbinnen de achtergrondconcentratie (grootschalige, jaargemiddelde concentratie voor fijn stof in de buitenlucht per 1 kilometer) voor fijn stof hoog is. Thans wordt bij deze regeling aangesloten.

De financiering van technieken die de subsidie van fijn stof verlagen is staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De subsidieregeling is aangemeld op grond van verordening 1857/20061. Deze looptijd van deze verordening is met een half jaar verlengd tot 30 juni 20142. Op grond van artikel 23 van verordening 1857/2006 zijn meldingen op grond van deze verordening nog een half jaar na afloop geldig, oftewel tot en met 31 december 2014.

3. Overige wijzigingen (artikel I, onderdeel A)

Artikel I, onderdeel A, ziet op een verlenging van de zogenoemde garantstelling voor landbouwondernemingen en de garantstelling aquacultuur. Garantstellingen zijn staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De eerdere goedkeuringsbeschikking van de Commissie van de Europese Unie over de garantstelling landbouw (N358/2008) verloopt op 30 juni 2014. Inmiddels is deze goedkeuringsbeschikking verlengd tot en met 31 december 2020 (SA.37251).

Ook de melding voor de garantstelling aquacultuur, die is verricht op basis van verordening 736/2008 is met een half jaar verlengd.3

Derhalve kunnen deze garantstellingen gedurende het gehele jaar worden opengesteld.

4. Administratieve lasten

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 493. Dit bedrag is ten opzichte van de openstelling in 2013 gelijk. Het bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel.

De subsidie bedraagt ten hoogste € 100.000. Hierdoor wordt het gemiddelde subsidiebedrag per aanvrager lager. Omdat de lasten per aanvraag ten opzichte van vorig jaar ongewijzigd zijn, zijn de relatieve lasten hoger. De relatieve administratieve last van 0,5% (totaal van € 30.223 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 5.000.000) is derhalve 0,1% hoger dan vorig jaar, maar blijft ruim onder de als wenselijk geachte grens van ten hoogste 5% relatieve administratieve lasten.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hierbij wordt afgeweken van het uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving en het uitgangspunt om ten minste twee maanden voor inwerkingtreding te publiceren.

Deze afwijkingen zijn overeenkomstig aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De wijzingen voorkomen dat aanmerkelijke nadelen optreden voor het bedrijfsleven door het pas op een later moment beschikbaar komen van de mogelijkheid tot het aanvragen van een subsidie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

X Noot
2

Verordening (EU) Nr. 1114/2013 van de Commissie van 7 november 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1857/2006 wat betreft de toepassingsperiode

X Noot
3

Verordening (EG) Nr. 736/2008 van de Commissie van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die visserijproducten produceren, verwerken en afzetten.

Naar boven