Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 12 maart 2014, nr. WJZ/13203021, tot instelling van een landbouwtelling, tot het aanbieden van een gecombineerde opgave en tot wijziging van de Regeling suiker, isoglucose en inulinestroop 1999 (Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2014)

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op:

De artikelen 19, 37 en 56, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU 2009, L 30);

Artikel 31, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1360/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de te innen heffing voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 (PbEU 2013, L 343);

De artikelen 24, eerste lid, en 25, eerste en tweede lid, van de Landbouwwet;

Artikel 26, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

Paragraaf 1. Landbouwtelling en gecombineerde opgave

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

formulier:

formulier als bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

opgaveplichtige:

degene aan wie de minister het formulier langs schriftelijke of elektronische weg heeft toegezonden;

verordening 73/2009:

Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU 2009, L 30);

verordening 1305/2013:

Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Artikel 2

  • 1. Het formulier is een beschrijvingsbiljet als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Landbouwwet.

  • 2. Een landbouwer verstrekt gegevens als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet door middel van het formulier.

  • 3. Op grond van artikel 19, derde lid, van verordening 73/2009, dient het formulier voor:

    • a. het doen van de aanvraag, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006,

    • b. het verzoek om betalingen als bedoeld in artikel 36, onder a, onderdelen i en ii, van verordening 1698/2005,

    • c. het verstrekken van informatie of een betaalverzoek als bedoeld in een Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van een provincie.

Artikel 3

  • 1. Het formulier heeft betrekking op de periode van 1 april 2014 tot en met 15 mei 2015.

  • 2. De periode, bedoeld in het eerste lid, is het tijdvak waarin de landbouwtelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Landbouwwet wordt gehouden.

Artikel 4

  • 1. Een opgaveplichtige verstrekt:

    • a. informatie naar de toestand van de veestapel zoals die was op 1 april 2014,

    • b. informatie over de toestand van de beteelde percelen zoals die is of wordt verwacht op 15 mei 2014, en

    • c. de naam van het gewas waarmee een perceel zal worden beteeld, als dat niet is beteeld op 15 mei 2014.

  • 2. Een opgaveplichtige verstrekt overige informatie naar de toestand op zijn onderneming op het moment van ondertekening van het formulier.

Artikel 5

  • 1. De bedrijfsomvang wordt bepaald op basis van de totale standaardopbrengst van het bedrijf.

  • 2. De standaardopbrengst wordt vastgesteld met inachtneming van bijlage 2.

  • 3. De bedrijfsomvang wordt uitgedrukt in euro's.

Paragraaf 2. Elektronische weg

Artikel 6

Een opgaveplichtige kan het formulier langs elektronische weg invullen, ondertekenen en indienen op het internetadres www.mijnrvo.nl .

Artikel 7

  • 1. De Minister verstrekt aan een opgaveplichtige een code waarmee deze toegang krijgt tot het elektronisch formulier.

  • 2. De Minister verstrekt aan een opgaveplichtige of diens gemachtigde een tancode ter ondertekening van het elektronisch formulier.

  • 3. De Minister kan besluiten geen tancode te verstrekken of al verstrekte tancodes in te trekken indien de ondertekenaar, een met de ondertekenaar geassocieerd bedrijf, of een met de ondertekenaar geassocieerde organisatie in het verleden een tancode heeft gebruikt in strijd met deze regeling of op andere wijze de integriteit van een verstrekte handtekening heeft geschonden.

Artikel 8

  • 1. De Minister hoeft geen elektronisch formulier in behandeling nemen dat niet overeenkomstig deze regeling is ingediend.

  • 2. De Minister hoeft geen elektronisch verzonden bericht in behandeling te nemen voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.

  • 3. De Minister informeert degene die het elektronisch formulier heeft ondertekend zo spoedig mogelijk van een besluit als bedoeld in het eerste of het tweede lid.

Artikel 9

Het tijdstip waarop een elektronisch formulier door de Minister is ontvangen, is het tijdstip waarop alle vereiste bescheiden, bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PbEU L 2009, 316) zijn ontvangen.

Artikel 10

De Regeling suiker, isoglucose en inulinestroop 1999 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel g, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. verordening 1360/2013:

Verordening (EU) nr. 1360/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de te innen heffing voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006.

B

Na artikel 1 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1. Suikerbegeleidingscommissie

C

Na artikel 2 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2. Interventie, erkenning en prijsinformatie

D

Na artikel 5a wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3. Heffing

E

Na artikel 5d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5e

De minister kan op grond van de artikelen 1 en 2 van verordening 1360/2013 een teruggaaf verlenen aan een suikerfabrikant, suikerbietenteler of aan een producent van suiker, isoglucose of inulinestroop.

Paragraaf 3. Overige bepalingen

Artikel 11

Door de minister op grond van de artikelen 1 en 2 van verordening 1360/2013 verstrekte teruggaven aan een suikerfabrikant, suikerbietenteler of aan een producent van suiker, isocglucose of inulinestroop, die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt, gelden als teruggaven die zijn verstrekt op grond van artikel 5e van de Regeling suiker, isoglucose en inulinestroop 1999.

Artikel 12

De Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2013 vervalt.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2014, en werkt wat betreft artikel 11 terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 maart 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

BIJLAGEN

TOELICHTING

1. Landbouwtelling en gecombineerde opgave

Met het bij deze regeling gepubliceerde formulier gecombineerde opgave 2014 kan voor het jaar 2014 opgave worden gedaan ten behoeve van de landbouwtelling op grond van de Landbouwwet, het verstrekken van informatie of een betaalverzoek op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma, de opgave gebruik gewaspercelen op grond van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en de verzamelaanvraag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Voor de verschillende onderdelen van de gecombineerde opgave wordt gebruik gemaakt van één formulier.

De Minister van Economische Zaken (Minister) houdt de jaarlijkse landbouwtelling in de periode van 1 april 2014 tot en met 15 mei 2014. De landbouwtelling heeft twee doelen, statistiek en beleid. Daarvoor wordt door het Centraal Bureau voor Statistiek een zo volledig mogelijk overzicht samengesteld van de beteelde oppervlakte, de omvang van de veestapel en de inzet van arbeidskrachten. Voor de uitvoering van het Europese Landbouwbeleid is het van belang dat de Minister correcte gegevens per landbouwbedrijf heeft. Ondernemers die geen van de hierna genoemde premies aanvragen, en ook niet ingevolge het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet gehouden zijn om (wijzigingen van) perceelsgegevens te verstrekken, verstrekken alleen de informatie op die op grond van artikel 24 en 25 van de Landbouwwet worden gevraagd.

Met de gecombineerde opgave vraagt de landbouwer een bedrijfstoeslag of enkele specifieke steunregelingen aan. Deze steunregelingen zijn neergelegd in verordening 73/2009 en in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Een landbouwer die aanspraak wil maken op een bedrijfstoeslag, vermeldt de landbouwgrond die bij het landbouwbedrijf hoort aan de Minister. Op basis van de informatie die een landbouwer in 2013 heeft verstrekt, zijn deze gegevens zoveel mogelijk al ingevuld. In dat geval hoeven landbouwers deze informatie alleen te controleren.

Met het verstrekken van voornoemde perceelsgegevens voldoet de landbouwer daarnaast voor het tijdvak van 1 januari 2014 tot en met 15 mei 2014 aan de verplichting op grond van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet om gegevens te verstrekken met betrekking tot het gebruik en de ligging van percelen landbouwgrond. In deze periode vervangt de Gecombineerde opgave het formulier dat normaliter door de Minister wordt verstrekt aan landbouwers om wijziging(en) in het gebruik van een gewasperceel door te geven.

2. Datum van indiening

Het volledig ingevulde en ondertekende formulier dient uiterlijk op 15 mei 2014 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) te zijn ontvangen. Het niet voldoen aan deze verplichting is een economisch delict in de zin van artikel 1, onder 2, van de Wet op de economische delicten. Ook leidt het niet (tijdig) melden van deze informatie tot een verlaging of uitsluiting van de bedrijfstoeslag of de plattelandsontwikkelingssubsidie.

3. Standaardopbrengsten

Vanaf 2010 is voor de typologie van de agrarische bedrijven Verordening (EG) nr. 1242/2008 van toepassing. De belangrijkste wijziging in de bepaling van de bedrijfsomvang van bedrijven is dat deze wordt gebaseerd op standaardopbrengsten (SO) in plaats van Bruto Standaard Saldi (BSS). 1 SO staat gelijk aan 1 euro genormaliseerde opbrengst. In de bijlage bij deze regeling is de lijst met SO-normen opgenomen. Het totaal van de standaardopbrengsten is gelijk aan de som van de waarden die worden verkregen door voor elke rubriek van de landbouwtelling de SO te vermenigvuldigen met het daarmee overeenstemmende aantal eenheden. Met deze SO-norm is het mogelijk om een beoordeling te maken van de productieomvang van het gehele bedrijf en de afzonderlijke productierichtingen.

Ondernemingen met een bedrijfsomvang van 3000 SO of meer zijn opgaveplichtig. Verder zijn ook sommige ondernemers met een kleinere bedrijfsomvang opgaveplichtig omdat aan te nemen is dat de bedrijfsomvang op korte termijn kan toenemen.

4. Elektronische indiening

Ondernemers hebben een brief van de Minister ontvangen waarin is aangekondigd dat zij als opgaveplichtig zullen worden aangemerkt. De ondernemers die het formulier hebben ontvangen, moeten landbouwkundige en technische gegevens over hun onderneming verstrekken aan de Minister. Landbouwers die vorig jaar opgaveplichtig waren zijn dat ook dit jaar. De opgave kan evenals voorgaande jaren ook in 2014 via internet worden gedaan. Alle relaties hebben hiertoe een gebruikscode, wachtwoord en tancodes ontvangen. In deze regeling wordt bepaald onder welke voorwaarden het mogelijk is de opgave en subsidieaanvragen elektronisch in te dienen.

5. Teruggaaf heffingen suiker

De prijsregulering op de Europese suikermarkt wordt gedeeltelijk gefinancierd door suikerproducenten en bietentelers. In de jaren 2001 tot en met 2006 betaalden suikerproducenten en bietentelers daarom diverse heffingen die de Europese Commissie gebruikte voor de financiering van de uitvoer van boventallige suiker naar derde landen met restitutie. Het Hof van Justitie van de Europese Unie verklaarde de heffingen op 27 september 2012 ongeldig (gevoegde procedures C-113/10, C-147/10 en C-234/10). De heffingen waren namelijk niet gebaseerd op de omvang van de daadwerkelijk betaalde restitutie, maar op schattingen van die bedragen. Het gevolg daarvan was dat veel heffingen te hoog door de Europese Commissie waren vastgesteld.

Op grond van verordening 1260/2013 heeft de Raad van Ministers van de Europese Unie de heffingen voor suiker alsnog berekend aan de hand van de daadwerkelijk betaalde restituties. Als gevolg daarvan vallen de meeste heffingen lager uit. Suikerproducenten en bietentelers krijgen na toepassing van de aangepaste heffingen het teveel afgedragen deel van de heffing terugbetaald, inclusief de wettelijke rente. Aangezien Europese regels ontbreken over de bepaling van de omvang van de wettelijke rente, is de omvang daarvan bepaald overeenkomstig het Besluit van 18 januari 1971, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 1286 en 1804 van het Burgerlijk Wetboek (Besluit wettelijke rente). In geen geval hoeven suikerproducenten en suikerbietentelers meer af te dragen dan zij hebben gedaan.

Het ten onrechte afgedragen deel van de heffing bedraagt ongeveer € 22 miljoen. Ongeveer € 13 miljoen daarvan komt ten goede aan producenten van suiker en het resterende bedrag gaat naar de bietentelers. De wettelijke rente bedraagt in totaal ongeveer € 11 miljoen. De betalingen worden op grond van artikel 2 van verordening 1260/2009 uiterlijk verstrekt op 30 september 2014. De betaling aan individuele bietentelers vindt plaats door de suikerfabrikant, die in het verleden ook de heffing in opdracht van de Europese Commissie heeft geïnd. In Nederland werd de heffing bij individuele bietentelers geïnd door Cosun BV (Cosun) en CSM Suiker BV (CSM). Inmiddels is CSM overgenomen door Cosun. Op grond van die overname heeft Cosun ook alle rechten en verplichtingen van CSM overgenomen. Om die reden vindt de betaling aan alle individuele bietentelers plaats door Cosun.

6. Administratieve lasten

Landbouwtelling en gecombineerde opgave

De landbouwtelling en gecombineerde opgave leidt tot een verlaging van de administratieve lasten met 1,47% ten opzichte van het vorige jaar. Deze verlaging vloeit vooral voort uit het vervallen van de vragen van de Europese Structuurenquête die drie maal per 10 jaar plaatsvindt. Ook leidt het voorinvullen van de elektronische formulieren door de RVO.nl tot lagere administratieve lasten. Zo hebben landbouwers machtigingen verstrekt aan de Minister, de Coöperatieve Rundveeverbetering (CRV), de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV) en de toezichthouder op de Biologische Landbouw (SKAL), zodat deze diensten standaardgegevens tussen elkaar konden uitwisselen. Hierdoor hoefden deze gegevens slechts eenmalig te worden verstrekt. Ten aanzien van de Europese steunregelingen of het mestbeleid zijn de administratieve lasten vrijwel gelijk gebleven.

Teruggaaf heffingen suiker

De administratieve lasten als gevolg van de teruggaaf heffingen suiker zijn eenmalig € 100.000. Deze administratieve last bestaat uit het aanschrijven en traceren door suikerfabrikanten van circa 18.000 begunstigden, het controleren van gegevens en de bepaling van de te vergoeden heffing aan de hand van de geleverde hoeveelheden B-bieten. De begunstigden moeten een brief ondertekenen waarin zij verklaren akkoord te zijn met de betaling en eventueel een adreswijziging doorsturen. Omdat de uitbetaling aan de begunstigden wordt uitgevoerd conform Verordening 1360/2013 is een weging van minder belastende alternatieven niet aan de orde. Er zijn geen inhoudelijke nalevingskosten of toezichtlasten aan deze regeling verbonden.

7. Vaste verandermomenten en terugwerkende kracht

Om de financiële gevolgen te beperken van ten onrechte afgedragen heffingen door suikerfabrikanten, heeft de feitelijke terugbetaling al gedeeltelijk plaatsgevonden. Deze terugbetaling geldt als betaling, verstrekt op grond van de Regeling, suiker, isoglucose en inulinestroop 1999. Deze regeling wordt tevens vastgesteld in afwijking van het beleid inzake de vaste verandermomenten voor de publicatie voor regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat daarmee de private kosten van de ten onrechte afgedragen heffingen worden verkleind (Kamerstukken II, 2009/2010, 29 515, nr. 309, rechtvaardigingsgrond 1).

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven