Besluit van 6 maart 2014, nr. 2014000450, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening krachtens de artikelen 62 en 72a van de onteigeningswet in de gemeenten Heerde en Olst-Wijhe

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier bij brief van 28 juni 2013 kenmerk RVDR/2013/1443, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge de artikelen 62 en 72a van de onteigeningswet voor de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld aan de linkerzijde van de rivier de IJssel, vanaf de inlaat ten zuidwesten van Veessen (rivierkilometer 960+680), circa 130 meter noordoostelijk van de woning IJsseldijk nr. 3, Heerde – Veessen, tot aan de uitlaat van deze geul bij de Hoenwaard, ten noordoosten van het gemaal Veluwe aan de westkade van de IJssel (rivierkilometer 972+460), circa 220 meter noordwestelijk van de woning Het Oever nr. 5, Heerde – Wapenveld, met bijkomende werken, in de gemeenten Heerde en Olst-Wijhe.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 15 januari 2014, nr. RWS-2014/20, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit alsmede de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode vanaf 8 augustus 2013 tot en met 18 september 2013 in de gemeenten Heerde en Olst-Wijhe en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb aangekondigd in De Schaapskooi van dinsdag 6 augustus 2013 en in “Huis-aan-Huis, de krant van Olst-Wijhe” van 7 augustus 2013 alsmede in de Staatscourant, nr. 22113 van 7 augustus 2013.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden waaronder begrepen de verzoeker om onteigening (hierna: de verzoeker). Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbesluit en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt:

  • 1. J. Wonink, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 74, verder te noemen reclamant 1;

  • 2. H.J. Puttenstein en mevrouw J. van der Scheer eigenaren van de onroerende zaken met grondplannummers 339A en 339B, verder te noemen reclamanten 2;

  • 3. G.J. en A.G.R. Kraaijenbrink, elk voor de helft eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 10, 12, 14, 29A, 29B, 39, 41, 86, 96A en 96B, verder te noemen reclamanten 3;

  • 4. Stichting Het Geldersch Landschap, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 137 en 139, verder te noemen reclamante 4.

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 7 oktober 2013 te Apeldoorn gehouden hoorzitting.

Overwegingen

Ingevolge artikel 62 eerste lid van de onteigeningswet, kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer ten behoeve van aanleg, herstel, versterking of onderhoud van waterkeringen alsmede van daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 62, tweede lid, sub c. mede begrepen de onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

Ingevolge artikel 72a eerste lid van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, werken ten behoeve van de bestrijding van de verontreiniging van oppervlaktewateren en voor werken ten behoeve van verbetering of verruiming van rivieren alsmede van daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid, sub c. mede begrepen de onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

Reclamant 1 voert in zijn zienswijze het volgende aan.

  • 1. Reclamant betoogt dat de noodzaak voor de onteigening ontbreekt omdat er onvoldoende is onderhandeld en dat er onvoldoende is ingegaan op de constructieve voorstellen van reclamant. Op 12 november 2012 heeft reclamant een taxatierapport laten opstellen. Dit taxatierapport is met de verwerver die namens de verzoeker optreedt, besproken. De verwerver heeft hierop een intern bericht verzonden waaruit blijkt dat hij de schadeloosstelling schat op een veel lager bedrag (meer dan de helft van het bedrag dat genoemd is in het taxatierapport). Op 21 februari 2013 is een formele aanbieding uitgebracht en daarna hebben zich geen inhoudelijke ontwikkelingen meer voorgedaan. Reclamant stelt zich op het standpunt dat ondanks creatieve voorstellen (aankoop gehele perceel met een groenbestemming) er geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Het is gebleven bij een algemeen email bericht van de verzoeker van 26 april 2013 waarin wordt medegedeeld dat op het voorstel van reclamant wordt teruggekomen als iets (concreet) aan de orde is.

  • 2. Het laatste aanbod heeft betrekking op een andere oppervlakte dan dat thans door de verzoeker ter onteigening wordt voorgedragen. Dit bod heeft betrekking op vergoeding voor tijdelijk gebruik van werkstroken terwijl het verzoek om onteigening betrekking heeft op de gehele oppervlakte van 3210 m2 (permanent) en verder niet meer wordt ingegaan op de tijdelijk benodigde werkstroken.

Naar aanleiding van de zienswijze van reclamant 1 overwegen Wij het volgende.

Ad 1

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de eisen waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterst middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op de voet van de titels II en IIa van de onteigeningswet in beginsel voldaan indien vóór de terinzagelegging van de onteigeningsstukken tijdig een begin met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, met de administratieve onteigeningsprocedure wordt begonnen. Daarbij moet sprake zijn van een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken al een formeel bod is gedaan en genoegzaam is vast komen te staan, dat dit overleg voorlopig niet tot eigendomsoverdracht zal leiden.

In dit verband merken Wij tevens op dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet in het bijzonder op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Wel kan de geboden schadeloosstelling als onderdeel van de toetsing van de kwaliteit van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de voor het werk benodigde gronden bezien worden.

Verder overwegen Wij dat de onteigeningswet de onteigenende partij niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan geld, zullen langs minnelijke weg en veelal in samenwerking met andere overheden, alsmede met particuliere eigenaren van gronden bezien moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien immers een belanghebbende in het minnelijk overleg duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker onderzoeken of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterst middel is, is de noodzaak tot onteigening immers mede afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt echter dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegespitste planning.

Het voorgaande in aanmerking nemend, overwegen Wij dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de verwerver tijdens een overleg op 25 oktober 2011 aan reclamant mondeling een eerste bod heeft gedaan. Hierop volgend is op 5 december 2011 aan reclamant per e-mail een aangepast bod uitgebracht. In de periode januari 2012 tot en met september 2012 hebben partijen gecorrespondeerd en gesproken over het aanbod van 5 december en over de wens van reclamant om een vervangend perceel te krijgen. Op 11 mei 2012 heeft een gesprek met de advocaat en reclamant plaatsgevonden waarin de verwerver een toelichting heeft gegeven op de afweging die ten grondslag ligt aan de schadepost waardedaling van het overblijvende. Verder is besproken dat reclamant schadeloos gesteld wil worden in de vorm een bouwkavel. De verwerver laat weten dat indien er sprake is van compensatie in de vorm van vervangende grond, er uitsluitend grond met een agrarische bestemming beschikbaar is. Reclamant heeft belangstelling voor een perceel dat is bestemd als groen en vraagt de verwerver om na te gaan of dit perceel geen andere bestemming kan krijgen. De verwerver heeft hierop bij brief van 12 juli 2012 gereageerd. De advocaat van reclamant laat de verzoeker bij brief van 20 november weten dat reclamant een waardedeskundige in heeft geschakeld. Op 18 december 2012 heeft overleg plaatsgevonden tussen de verzoeker en de waardedeskundige. In dit overleg is door de verwerver mondeling een geactualiseerd aanbod tot schadeloosstelling gedaan en door reclamant is een tegenvoorstel gedaan. Op 12 februari 2013 heeft de verwerver de waardedeskundige telefonisch laten weten, niet te kunnen instemmen met het tegenvoorstel omdat onder andere daarin een te hoog bedrag voor de waardedaling van het overblijvende is opgenomen.

Bij brief van 21 februari 2013 heeft de verzoeker opnieuw een aanbod uitgebracht. Hierover heeft op 26 februari 2013 een overleg plaatsgevonden tussen de verwerver en de waardedeskundige. Tijdens dit overleg heeft de verwerver nader uiteengezet waarom niet ingestemd kan worden met het tegenvoorstel van 18 december 2012.

Tijdens het gesprek op 26 februari 2013 hebben partijen ook gesproken over de wens van reclamant om gecompenseerd te worden met een aangrenzend perceel dat de bestemming “groen” zal krijgen. De verzoeker heeft met reclamant besproken welke mogelijkheden er hiertoe zijn en onder welke globale voorwaarden deze compensatie gerealiseerd zou kunnen worden. Nadat de waardedeskundige op 1 maart 2013 heeft bevestigd dat reclamant geïnteresseerd is om gecompenseerd te worden met het desbetreffende perceel, is door de verzoeker het nodige onderzoek uitgezet om een concreet voorstel te kunnen doen aan reclamant. De verwerver heeft de waardedeskundige op 26 april 2013 hierover geïnformeerd. Bij brief van 26 juni 2013 heeft de verzoeker aan reclamant kenbaar gemaakt dat hij de Kroon heeft verzocht om parallel aan het minnelijk overleg de administratieve onteigeningsprocedure te starten om een tijdige uitvoering van de werkzaamheden te kunnen verwezenlijken.

Het bovengestelde in aanmerking nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Aangezien het ten tijde van het onteigeningsverzoek aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. Daarbij is de wens van reclamant voor compensatie in een andere vorm dan geld onderkend, maar omdat een dergelijke oplossing in overleg met andere overheden of particulieren nader onderzocht moet worden, kon hiermee niet op afzienbare termijn overeenstemming worden verwacht. De verzoeker heeft Ons desgevraagd laten weten dat het onderzoek enige tijd in beslag heeft genomen omdat het verzoek om compensatie van reclamant geen compensatie betreft in de vorm van een perceel landbouwgrond maar door een nog te realiseren hoogstamboomgaard die onder voorwaarden gerealiseerd en beheerd dient te worden. In dit kader overwegen Wij verder dat hierbij in aanmerking moet worden genomen dat de verzoeker gebonden is aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning. Daarin heeft de verzoeker voldoende rekening gehouden met de tijdspanne die moet worden ingeruimd voor minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden.

Verder merken Wij nog op dat het overleg met reclamant ook na de start van de procedure met de terinzagelegging van de stukken op een aantal momenten verder is voortgezet. De verwerver heeft de waardedeskundige op 16 juli 2013 ervan in kennis gesteld dat hij nog niet kan beschikken over alle informatie over het onderzoek naar wens van reclamant om compensatie. Hij stelt voor om de in verband met de zomervakantie, de tweede helft van augustus nader contact te hebben. Op 19 september 2013 heeft de verwerver reclamant via zijn waardedeskundige een voorstel gedaan tot het verkrijgen van het gewenste perceel. Dit voorstel is door de verwerver gedaan als bijkomend schadebeperkend aanbod. Tijdens het gesprek op 19 september 2013 is door de verwerver daarom een aangepast aanbod tot schadeloosstelling gedaan tot verkrijging van de benodigde grond. Partijen hebben echter ook na de start van de procedure nog geen overeenstemming kunnen bereiken. Het overleg met reclamant zal worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat op grond van artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf moet gaan kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Voor het overige overwegen Wij naar aanleiding van de stelling van reclamant over hoogte van aangeboden schadeloosstelling, dat de hoogte van de schadeloosstelling Ons in de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling staat. De bepaling daarvan is ingevolge artikel 18 van de onteigeningswet voorbehouden aan de burgerlijke rechter in de gerechtelijke onteigeningsprocedure.

Ad 2

Ten aanzien van het gestelde onder 2 merken Wij op, dat in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure op grond van de titels II en IIa van de onteigeningswet alleen die gronden ter onteigening kunnen worden aangewezen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het werk. Daarbij nemen Wij verder in aanmerking dat onteigening moet worden gezien als een uiterst middel waarbij er een noodzaak moet zijn om de benodigde gronden in eigendom te verkrijgen. Uit de Ons overgelegde stukken blijkt dat door de verzoeker de afweging is gemaakt dat waar permanent over de eigendom moet worden beschikt voor de aanleg en instandhouding van het werk, in het uiterste geval het middel van onteigening wordt ingezet en voor de aanleg van werken waarbij kan worden volstaan met het tijdelijk gebruik van gronden, het (minder ingrijpende) instrument van de gedoogplicht op grond van de Waterwet wordt ingezet.

Reclamant doelt met de door hem genoemde oppervlakte van 3.210 m2 kennelijk op de oppervlakte van 3.201 m2, zoals opgenomen onder grondplannummer 74 in de bij dit besluit behorende lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken. Wij gaan er van uit dat er sprake is van een kennelijke verschrijving. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het aanbod van 21 februari 2013 betrekking heeft op de verwerving van een oppervlakte van 0.32.01 ha. Het betreft hier een gedeelte dat permanent nodig is voor de realisering van het onderhavige plan van het werk en dat ook door de verzoeker is genoemd.

Daarnaast heeft de verzoeker in het kader van het minnelijk overleg met reclamant ook gesproken over tijdelijk benodigde grond. De intentie van de verzoeker was in eerste instantie om zowel de permanente alsook de tijdelijk benodigde gronden in het onteigeningsplan op te nemen. Hiertoe heeft hij formele biedingen verzonden met een schadeloosstelling in de vorm van een geldbedrag. Ons is gebleken dat deze biedingen voldoende inzicht geven in welke gedeelte van de onroerende zaak van reclamant permanent en welke gedeelte tijdelijk nodig is. Bij brief van 26 juni 2013 heeft de verzoeker reclamant laten weten dat hij voor de uitvoering van het werk weliswaar dient te beschikken over de permanent benodigde grond en de tijdelijk benodigde grond maar dat hij de tijdelijk benodigde grond niet in de onderhavige onteigeningsprocedure wil betrekken. De verzoeker maakt kenbaar dat hij hierover in het minnelijk traject graag met reclamant tot overeenstemming wil komen. De verzoeker zal zo nodig overwegen om bij het ontbreken van overeenstemming over het tijdelijk gebruik van de grond van reclamant, het (minder ingrijpende) instrument van de gedoogplicht op grond van de Waterwet in te zetten.

Alles overziende geeft de zienswijze van reclamant 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Reclamanten 2 voeren in de zienswijze het volgende aan.

Reclamanten zijn eigenaar het perceel landbouwgrond kadastrale gemeente Veessen A 941 met een oppervlakte van 3.79.50 hectare waarvan respectievelijk 0.22.08 hectare (grondplannummer 339A) en 0.23.63 hectare (grondplannummer 339B) in de onteigening betrokken zijn. Reclamanten exploiteren in maatschapsverband met hun zoon een melkveehouderij en leggen zich vooral ook toe op de topfokkerij van vrouwelijk melkvee. De (eigendoms)gronden worden vooral benut voor het weiden van jongvee en voor de winning van gras/hooi. Reclamanten constateren dat niet de volledige eigendom van de onroerende zaak met de grondplannummers 339A en 339B ter onteigening zal worden aangewezen. Reclamanten betogen dat het perceel geheel onteigend dient te worden omdat het onmogelijk is om met de thans resterende grootte de gronden in de uitoefening van het bedrijf te blijven gebruiken. Reclamanten lichten dit als volgt toe:

Ten eerste wordt op de dijk een fietspad gerealiseerd en aan reclamant is een afrastering aan de voet van de dijk toegezegd. Binnen een zone van 30 meter van de dijk mogen echter geen, niet-waterkerende objecten zoals dijkpalen, rasterpaaltjes, bomen maïs etc. aanwezig zijn. Hierdoor blijft er in feite slechts een bruikbaar perceel over met een ruitachtige vorm van ongeveer 2,5 hectare. Dit resterende deel is meer bewerkelijk dan voorheen en het resterende is te weinig om bij te kunnen dragen aan een behoorlijke bedrijfsuitoefening van de landbouwonderneming. Ook zal in de 30 meter zone voorlandverbetering plaatsvinden waardoor het betreffende gedeelte ongeschikt wordt voor landbouw zoals het telen van mais of voor grasland.

Ten tweede gaat de ontsluiting van het perceel via de kade en de uitwateringssluis lopen. Deze ontsluiting is echter niet geschikt voor (volledig beladen) landbouwverkeer. Het gevolg is dat reclamanten de gronden niet met zware landbouwvoertuigen kunnen bereiken waardoor ze deze niet meer bedrijfsmatig kunnen exploiteren.

Ten derde zullen de tijdelijke werkstroken blijvende effecten hebben op het perceel omdat na de werkzaamheden zware kleigrond zal achterblijven. Hierdoor zullen bestaande drainages worden doorsneden en bovendien is de zware kleigrond ongeschikt voor de teelt van mais en gras.

Ten vierde vinden op het perceel van reclamant boringen plaats. De kans is aanwezig dat tijdens deze boringen hoog archeologische waarden worden geconstateerd. Hiermee had de verzoeker in het kader van een zorgvuldige voorbereiding rekening moeten houden.

Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten 2 overwegen Wij het volgende.

Zoals Wij hiervoor bij reclamant 1 onder 2 hebben overwogen kunnen in de administratieve onteigeningsprocedure alleen die gedeelten van gronden ter onteigening worden aangewezen die daadwerkelijk nodig zijn voor de uitvoering van het werk. Belanghebbenden hebben ingevolge artikel 38 van de onteigeningswet in bepaalde omstandigheden de mogelijkheid om gehele overname van het perceel te vorderen waarvan slechts gedeelten worden onteigend. Deze mogelijkheid komt echter pas in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Voordien kan aankoop van overige gedeelten dan wel gehele aankoop van de betrokken onroerende zaken in het minnelijk overleg tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbenden betrokken worden. Wij merken op, dat Ons is gebleken dat de verzoeker in het kader van het minnelijk overleg voor de overblijvende delen die geïsoleerd komen te liggen een bijkomend aanbod heeft gedaan op basis van volledige schadeloosstelling. Daarnaast heeft de verzoeker een aanbod gedaan om ook de resterende overblijvende grond aan te kopen op basis van marktwaarde. Partijen hebben hierover echter geen overeenstemming kunnen bereiken.

Het gedeelte van de zienswijze dat betrekking heeft op de situering van het werk op de gronden van reclamanten en de door reclamanten onder ten eerste tot en met ten vierde geschetste gevolgen hiervan, is gedeeltelijk planologisch van aard.

De planologische aspecten van het te maken werk kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden aan de orde worden gesteld in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tot vaststelling van het Inpassingsplan Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld dan wel in de beroepsprocedure tegen het besluit tot vaststelling van dat plan. Reclamanten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en beroep aangetekend. Het beroep van reclamanten is ongegrond verklaard.

Voor zover het geschetste onder ten eerste tot en met ten vierde betrekking heeft op de schade die reclamanten door het onderhavige plan van het werk menen te lijden, overwegen Wij dat dit aspect financieel van aard is. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling. De bepaling daarvan is ingevolge artikel 18 van de onteigeningswet voorbehouden aan de burgerlijke rechter in de gerechtelijke onteigeningsprocedure.

Overigens hebben reclamanten de mogelijkheid om op grond van de Beleidsregel Schadevergoeding Ruimte voor de Rivier, aanvullend een verzoek om tegemoetkoming in de schade ex artikel 6.1 Wro (planschade) in te dienen bij het Schadeloket Ruimte voor de Rivier.

Alles overziende geeft de zienswijze van reclamanten 2 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Reclamanten 3 voeren in hun zienswijze het volgende aan.

Reclamanten exploiteren op dit moment een groot melkveehouderijbedrijf in Heerde met 400 melkkoeien en 350 stuks bijbehorend jongvee. Het betreft een toekomstgericht bedrijf met een huiskavel van ruim 50 ha en in de nabijheid van de huiskavel gelegen eigendomspercelen op diverse locaties. Daarnaast pachten reclamanten ca. 23 ha. In de bedrijfsvoering is in ruime mate behoefte aan (voor maisveld) geschikte grond. Door de voorgenomen plannen zal van de ca. 100 hectare bij het bedrijf behorende grond door de onteigening ten behoeve van de Hoogwatergeul Veessen – Wapenveld bijna 13 hectare als verloren moeten worden beschouwd, daarnaast zullen diverse onbruikbare percelen gaan ontstaan en worden grote, goed bewerkbare en grotendeels voor de maisteelt geschikte percelen doorsneden. Ook wordt minimaal 1,5 ha als pachtgrond in gebruik zijnde grond als verloren beschouwd.

  • 1. Reclamanten betogen dat het gevoerde minnelijk overleg onduidelijk is geweest en er door de verzoeker onvoldoende pogingen zijn gedaan om het minnelijk overleg te laten slagen. Daarom is de verzoeker tot op dit moment in haar verplichting te kort gekomen om de schade die in het kader van het project Ruimte voor de Rivier voor het bedrijf van reclamanten ontstaat, te compenseren of op te heffen. Reclamanten motiveren dit als volgt:

    In de eerste fase van de onderhandelingen is door de verzoeker voor de insteek gekozen om het gehele bedrijf te taxeren en in te zetten op een volledige verplaatsing. De verzoeker is volgens reclamanten in het bezit van een dergelijke rapportage op basis van reconstructie en reclamanten hebben deze rapportage ingezien. Dit heeft bij reclamanten de verwachting gewekt dat zij op deze locatie hun bedrijf niet meer konden voortzetten. Hierdoor heeft de ontwikkeling van het bedrijf naar eigen zeggen enkele jaren stilgestaan. Later is de verzoeker hier op terug gekomen en is er voor de insteek gekozen om het bedrijf ter plaatse te compenseren. In 2013 heeft de verzoeker wederom opdracht gegeven om de gehele bedrijfslocatie te taxeren hetgeen voor reclamanten onbegrijpelijk is daar er tot op heden geen voorstel is gekomen om het bedrijf op basis van volledige reconstructie te verplaatsen.

    In de onderhandelingen aangaande de gedeeltelijke reconstructie ter plaatse heeft de verzoeker meerdere malen een aanbod gedaan. De hoogte van deze aanbiedingen is totaal niet in de lijn van wat een juiste schadeloosstelling zou moeten zijn voor een dergelijk groot melkveehouderijbedrijf als dat van reclamanten. Daarnaast zijn in alle aanbiedingen grote slagen om de arm gehouden, onder andere in verband met verwerving van andere percelen die nog niet tot stand is gekomen. Aan reclamanten is tot op heden geen zekerheid geboden.

  • 2. Tot op heden is aan reclamanten geen enkel volledig onderbouwd aanbod gedaan op basis waarvan zij na de onteigening in een vergelijkbare inkomens- en vermogenspositie zullen verkeren, als de inkomens- en vermogenspositie waar zij op dit moment in verkeren. Doorsnijding van het bedrijf op verschillende plaatsen maakt een efficiënte bedrijfsvoering voor reclamanten buitengewoon moeilijk en eigenlijk praktisch gezien bijna onmogelijk. Daarnaast worden door de aanleg van de dijken percelen voor reclamanten onbereikbaar en ontstaat er omrijschade. Uit de aanbiedingen blijkt echter niet op welke wijze deze schade op detailniveau door de verzoeker zal worden gecompenseerd. Reclamanten verwijzen naar een toezegging van de Minister in het kader van de uitspraken 20130295811/RO en2013022659/í/RO van 18 september 2013 inzake Rijksinpassingsplan Hoogwatergeul Veessen – Wapenveld. In rechtsoverweging 7.1. is opgenomen dat voor de gronden een oplossing komt dan wel compensatie plaatsvindt. Verder wordt toegezegd dat bereikbaarheid gegarandeerd wordt. Al deze zaken zijn echter nog steeds niet uitgewerkt.

  • 3. Reclamanten kunnen geen akkoord geven omdat zij de uitgangspunten van de schadeloosstelling niet kennen. Bij brief van 19 februari 2013 is namens de verzoeker de toezegging gedaan dat eventueel een toelichting kan worden gegeven op de totstandkoming van het in deze brief aangeboden bedrag. Ondanks navraag van reclamanten is een cijfermatige onderbouwing nooit door de verzoeker gegeven.

Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten 3 overwegen Wij het volgende.

Ad 1, 2 en 3

Het gestelde ziet enerzijds op het gevoerde minnelijk overleg. Gewezen kan worden op hetgeen Wij in het algemeen hebben opgemerkt over het voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure te voeren overleg bij de beoordeling van de zienswijze van reclamant 1 onder 1. Anderzijds heeft het door reclamanten gestelde betrekking op de hoogte en de samenstelling van de biedingen. Deze aspecten zijn financieel van aard. Wij overwegen hierover dat de samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling Ons in de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling staan. De bepaling daarvan is ingevolge artikel 18 van de onteigeningswet voorbehouden aan de burgerlijke rechter in de gerechtelijke onteigeningsprocedure.

In het bijzonder is Ons uit de overgelegde stukken en verstrekte informatie het volgende gebleken.

De verwerver heeft op 19 augustus 2008 een eerste inventariserend gesprek met reclamanten gevoerd. Daarnaast is een taxatie gemaakt om te bezien in hoeverre verplaatsing van het bedrijf van reclamanten soulaas biedt voor de betrokken agrarische bedrijven binnen het plangebied. De verzoeker heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de aankoop en een algehele verplaatsing van het gehele bedrijf van reclamanten niet noodzakelijk is voor de realisering van het onderhavige plan van het werk. Hij heeft hierin laten meewegen dat de bedrijfsgebouwen niet in het tracé van het plan van het werk zijn gelegen en dat van de ruim 100 ha grond die bij reclamanten deels in eigendom zijn en deels door hen gepacht worden, een deel van ongeveer 8 ha grond permanent nodig is voor het plan van het werk. De verwerver heeft op 12 november 2008 aan reclamanten medegedeeld dat een verplaatsing van het bedrijf in de situatie van reclamanten niet aan de orde is. De verzoeker heeft dit standpunt op 23 april 2010 en 13 december 2012 nogmaals aan reclamanten kenbaar gemaakt. Gelet hierop zou dit bij reclamanten genoegzaam bekend moeten zijn.

Voor zover reclamanten betogen dat aan hen geen volledig onderbouwd aanbod is gedaan en dat zij geen akkoord kunnen geven omdat ze de uitgangspunten van de schadeloosstelling niet kennen, overwegen Wij het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de verzoeker als bijlage bij de schriftelijke aanbieding van 21 februari 2013 een uitgebreide cijfermatige onderbouwing van het aanbod heeft meegezonden. Uit deze bijlage blijkt dat per onderdeel kan worden nagegaan hoe de verzoeker de schadeloosstelling heeft begroot. Ook is in de schadeloosstelling onder de post schade per overblijvende kavel, aangegeven dat de ontsluiting door het projectteam (PT), tijdens de aanleg van het werk, wordt gereconstrueerd. Tijdens een gesprek op 28 februari 2013 heeft de verwerver aan reclamanten de brief van 21 februari 2013 toegelicht en zijn de vragen van reclamanten besproken. Verder is Ons gebleken dat eerdere (concept) biedingen van 7 september 2011, 6 februari 2012, 25 april 2012 en 5 juli 2012 zijn voorzien van een cijfermatige onderbouwing en deze zijn door de verwerver telkenmale met de deskundige van reclamanten, en soms in aanwezigheid van reclamanten, besproken en toegelicht. Hiermee heeft de verzoeker naar Ons oordeel voldoende inzage gegeven in samenstelling en de onderbouwing van het aanbod. Dat reclamanten het niet eens zijn met de hoogte van de geboden vergoeding doet hieraan niet af.

Het overleg met reclamanten zal worden voortgezet. Dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Alles overziende geeft de zienswijze van reclamanten 3 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Reclamante 4 voert in haar zienswijze het volgende aan.

Reclamante heeft zich gezien het maatschappelijk belang altijd op het standpunt gesteld onder voorwaarden medewerking te verlenen aan de realisatie van de hoogwatergeul. Om die reden heeft zij afgezien van formele bezwarenprocedures ten tijde van de opstelling van het Rijksinpassingsplan "Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld". In plaats daarvan heeft reclamante constructief overleg gevoerd met verzoeker en het Waterschap Vallei Veluwe. In overleg met deze partijen heeft reclamante een plan uitgewerkt waarbij zowel de veiligheidsdoelen als de natuurbelangen gediend zijn. Waterschap Vallei en Veluwe en de verzoeker hebben tot op heden laten blijken positief te staan ten opzichte van de uitvoering van het door reclamante opgestelde plan en- indien reëel- de uitvoering in financiële en uitvoerende zin op te willen nemen in het project hoogwatergeul Veessen-Wapenveld. Vanuit Waterschap Vallei en Veluwe en de verzoeker zijn voorbereidingen getroffen om hierover afspraken te maken in een samenwerkingsovereenkomst met reclamante. Tegelijkertijd zijn door de verzoeker verkennende gesprekken met reclamante gevoerd ter verkrijging van de tijdelijke en permanent benodigde percelen. Het voornemen was om over het gebruik en verkrijging van de eigendom van reclamante afspraken te maken in een eventuele samenwerkingsovereenkomst.

Recent heeft reclamante echter van de zijde van de verzoeker vernomen dat de uitvoering van het werk van de hoogwatergeul is gegund aan een aannemingscombinatie. Deze aannemerscombinatie maakt in haar plannen geen gebruik van de voorgenomen loswal-locatie op het terrein van reclamante. Daarom heeft de verzoeker voorgesteld de ondertekening van de voorgenomen samenwerkingsovereenkomst met reclamante op te schorten in afwachting van nadere uitwerkingen. Reclamante is er echter veel aan gelegen het voorgestelde aanpassingsplan ten uitvoer te brengen. Zij betoogt dat zij zich tot op heden constructief heeft opgesteld, meegedacht en financieel geïnvesteerd ten behoeve van de planuitwerking. Reclamante stelt voor om tot minnelijke overeenstemming te komen, waarbij de Staat het eigendom verwerft van 370 m2 als onderdeel van perceel kadastraal bekend gemeente Veessen, sectie C, nummer 2061 (grondplannummer 137) onder voorwaarde dat reclamante de toezegging ontvangt dat op kosten van de Staat uitvoering zal worden gegeven aan het aanpassingsplan.

Naar aanleiding van de zienswijze van reclamante 4 overwegen Wij het volgende.

De zienswijze van reclamante heeft vooral betrekking op het feit dat reclamante een toezegging wil ontvangen dat op kosten van de verzoeker uitvoering wordt gegeven aan een door reclamante opgesteld inrichtingsplan waarbij zowel de veiligheidsdoelen als de natuurbelangen gediend zijn. Reclamante stelt voor om de eigendomsoverdracht van de voor het plan van het werk benodigde onroerende zaken hieraan te koppelen.

Naar aanleiding hiervan overwegen Wij dat de onteigeningswet de onteigenende partij niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van andere oplossingen zoals uitvoering geven aan een door reclamante opgesteld inrichtingsplan. Gewezen kan worden op hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben opgemerkt bij de beoordeling van de zienswijze van reclamant 1.

Uit de door de verzoeker overgelegde stukken en verstrekte informatie is Ons gebleken dat partijen in gesprek zijn over een bepaalde inrichting van het gebied ter plaatse van het eigendom van reclamanten. Deze inrichting en ook de daarmee gepaarde kosten gaan echter volgens de verzoeker veel verder dan een schadeloosstelling in de vorm van een geldbedrag voor de twee voor het plan van het werk benodigde onroerende zaken met de grondplannummers 137 en 139 ter uitvoering van een uitwateringsduiker door de inlaatkade. De verzoeker heeft laten weten dat gelet op de aanzienlijke kosten die gepaard gaan met de door reclamante gewenste alternatieve inrichting hierover nog geen overeenstemming is bereikt. Reclamante heeft een inrichtingsplan opgesteld waarin rekening is gehouden met een tijdelijke bouwweg en een laad en loswal op onroerende zaken die niet in de onteigening zijn betrokken en de verlaging van de kade op onroerende zaken die in de onteigening zijn betrokken. Omdat op dit moment nog niet bekend is of de aannemer gebruik zal maken van de tijdelijke laad- en loswal, heeft de verzoeker voorgesteld om de samenwerkingsovereenkomst op te schorten tot hierover meer duidelijkheid is. Daarnaast heeft de verzoeker reclamante voor de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij brief van 4 maart 2013 een aanbod gedaan tot financiële schadeloosstelling op onteigeningsbasis. Daarmee heeft de verzoeker naar Ons oordeel dan ook op een juiste wijze invulling gegeven aan het minnelijk overleg. De verzoeker heeft reclamante voorgesteld om in gesprek te blijven.

Dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf dient te gaan aan de start van de gerechtelijke onteigeningsprocedure kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Alles overziende geeft de zienswijze van reclamante 4 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Bij e-mail van 25 oktober 2013 heeft de verzoeker om onteigening Ons te kennen gegeven wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de daarbij betrokken onroerende zaken met de grondplannummers 7A, 7B, 8, 11, 13, 15, 16, 18, 20, 22, 40, 42A, 42B, 44, 45A, 45B, 50, 52, 64, 65A, 65B, 67A, 67B, 85, 87A, 87B, 91, 93A, 93B, 107, 109, 113, 114A, 114B, 133, 135, 140, 141, 206, 231, 239, 241, 243, 245, 247, 249, 251, 253, 257, 259, 261, 264, 269, 271, 276, 279, 309. 311, 313, 315, en 323. Omdat het verzoek niet langer betrekking heeft op bedoelde onroerende zaken zullen Wij die niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

De onroerende zaken die in het plan van het werk zijn begrepen, zijn gelegen in het Rijksinpassingsplan “Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld” (hierna het inpassingsplan). Ter uitvoering van het plan zijn omgevingsvergunningen verleend voor de aanleg van tijdelijke rij en werkstroken, bouwwegen en laad- en loswallen voor de aanvoer van zand en klei. Het inpassingsplan en de voorbereidingsbesluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt op grond van artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening. Het inpassingsplan is op 23 januari 2013 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld, alsook de overige besluiten ten behoeve van vijf tijdelijke omgevingsvergunningen. Ten tijde van dit aanwijzingsbesluit zijn het inpassingsplan en de omgevingsvergunningen onherroepelijk.

De inrichting van het plangebied tot een waterbergende geul, de “Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld”, vloeit voort uit het programma “Ruimte voor de Rivier” dat is gebaseerd op de gelijknamige Planologische Kernbeslissing (PKB). De PKB “Ruimte voor de Rivier” (deel 4) is op 22 december 2005 vastgesteld door de ministerraad en op 7 juli 2006 en 19 december 2006 goedgekeurd door respectievelijk de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal. Doel van deze PKB is het uiterlijk in 2015 op het wettelijk vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen. Daarnaast heeft de PKB als doelstelling het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied.

De PKB bevordert maatregelen om de verwachte veranderingen in het hoogwaterpatroon op te kunnen vangen. Dit gebeurt zowel door het verbeteren van de waterkeringen langs de grote rivieren als door het creëren van meer ruimte langs de grote rivieren, zodat opvang (ruimte) kan worden geboden aan piekdebieten die zich in het winter- en voorjaarsseizoen voordoen. De PKB “Ruimte voor de Rivier” gaat uit van een maatgevende Rijnafvoer tot 16.000 m³ per seconde bij Lobith. Voor de IJssel wordt deze maatgevende afvoer nog verhoogd met een gezamenlijke toestroom van 250 m³/s vanuit de zijrivieren. Om de kans op overstromingen te beperken is in de PKB vastgelegd dat het veiligheidsniveau in het rivierengebied uiterlijk in 2015 in overeenstemming moet zijn gebracht met bedoelde afvoer. Daartoe zijn in de PKB ruim 30 maatregelen vastgelegd die er toe moeten leiden dat er meer ruimte voor de rivier ontstaat en dat de kans op overstromingen afneemt. De Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld is één van de maatregelen.

De Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld moet de IJssel meer ruimte bieden en daarbij zo mogelijk de doorstroomsnelheid van het af te voeren water reduceren om ongewenste erosie tot een minimum te beperken. Uit de planstudie/MER “Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld” (vastgesteld op 3 april 2009) blijkt dat de geul een waterstanddaling van het maatvoerend hoogwaterniveau van 71 cm tot resultaat heeft. Deze daling zal optreden tussen de rivierkilometers 960+700 en 961+700. De inzet van de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld is van essentieel belang voor de veiligheid van een groot gebied rond deze geul. Het directe effect en doel van de hoogwatergeul is de waterstandsverlaging op de IJssel bovenstrooms van Veessen. Dit effect is merkbaar vanaf het punt waar de hoogwatergeul uitmondt in de IJssel en loopt op tot 71 cm bij de inlaat bij maatgevende waterstanden (de waterstand die met een kans van 1/1250 per jaar voorkomt). Verder stroomopwaarts neemt het effect af, maar het effect is merkbaar tot aan Dieren. De hoeveelheid water die door de hoogwatergeul kan stromen is sturend en wordt bepaald door de inlaat, de uitlaat en de breedte van de hoogwatergeul.

In normale omstandigheden dient de inlaat het landbouwgebied in de hoogwatergeul te beschermen tegen hoogwater. Bij extreem hoogwater op de IJssel dient de inlaat juist water vanuit de IJssel door te laten richting hoogwatergeul.

De verzoeker heeft met de eigenaren van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Nu het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht van de onroerende zaken, heeft de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening om de tijdige verwezenlijking van het overgelegde plan van het werk zeker te stellen.

Conform de planning van de PKB zou de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld uiterlijk in 2015 gerealiseerd moeten zijn. Door vertraging van met name de procedure voor het inpassingsplan zal dit niet worden gehaald. Het inpassingsplan is op 18 september 2013 onherroepelijk van kracht is geworden. Met de uitvoering van de werken zal zo spoedig mogelijk gestart worden en de aanbesteding heeft inmiddels plaatsgevonden. Op grond van de aangepaste planning zal het beoogde veiligheidsniveau alsnog worden behaald in 2016. Daarmee wordt aannemelijk gemaakt dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens aan de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van de bescherming van het land tegen hoogwater noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Infrastructuur en Milieu) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit aangewezen onroerende zaken.

Wij zullen derhalve, gelet op het bovengestelde, het verzoek van de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier tot het nemen van een besluit krachtens de artikelen 62 en 72a van de onteigeningswet toewijzen.

Beslissing

Gelet op de onteigeningswet,

Gehoord de Afdeling advisering van de Raad van State, advies van 19 februari 2014, nr. W14.14.0010/IV, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 3 maart 2014, RWS-2014/7579, Rijkswaterstaat Corporate Dienst,

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld aan de linkerzijde van de rivier de IJssel, vanaf de inlaat ten zuidwesten van Veessen (rivierkilometer 960+680), circa 130 meter noordoostelijk van de woning IJsseldijk nr. 3, Heerde – Veessen, tot aan de uitlaat van deze geul bij de Hoenwaard, ten noordoosten van het gemaal Veluwe aan de westkade van de IJssel (rivierkilometer 972+460), circa 220 meter noordwestelijk van de woning Het Oever nr. 5, Heerde – Wapenveld, met bijkomende werken, in de gemeenten Heerde en Olst-Wijhe, ten name van de Staat (Infrastructuur en Milieu) ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeenten Heerde en Olst-Wijhe en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden.

Wassenaar, 6 maart 2014

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN “HOOGWATERGEUL VEESSEN-WAPENVELD”

VERZOEKENDE INSTANTIE: RIJKSWATERSTAAT PROGRAMMADIRECTIE RUIMTE VOOR DE RIVIER

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Heerde

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1

0

70

21

terrein (grasland)

1

17

20

P 164

Jan Nienhuis Vereniging tot Hulpverlening in Bijzondere Noden en Behoeften in de Gemeente Heerde, zetel: Heerde

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel Arnhem

                   

2

0

52

07

terrein (akkerbouw)

1

01

55

P 1098

Willem van Dieren, gehuwd met Johanna Gesina Bomhof, Veessen

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel Arnhem

                   

3

 

geheel

 

terrein (grasland)

1

56

00

P 163

Als grondplannummer 1

                   

4

0

28

09

terrein (akkerbouw)

0

99

00

P 1310

Als grondplannummer 2

                   

5A

10

53

19

terrein (grasland)

17

46

05

P 1096

Jan Nienhuis Vereniging tot Hulpverlening in Bijzondere Noden en Behoeften in de Gemeente Heerde, zetel: Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

5B

0

74

58

       
                   

6

0

30

61

terrein (akkerbouw)

3

58

75

P 1311

Als grondplannummer 2

                   

9

 

geheel

 

terrein (grasland)

4

48

35

P 653

Jan Nienhuis Vereniging tot Hulpverlening in Bijzondere Noden en Behoeften in de Gemeente Heerde, zetel: Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen, zetel Groningen

                   

10

0

41

43

terrein (akkerbouw)

1

07

95

P 1014

½ eigendom: Gerrit Jan Kraaijenbrink, gehuwd met Hendrika Willemina Willemsen, Heerde

½ eigendom: Albert Gerard Roelof Kraaijenbrink, gehuwd met Gezina Johanna Grotenhuis, Heerde

                   

12

0

22

18

terrein (grasland)

2

03

65

P 184

Als grondplannummer 10

                   

14

0

17

94

terrein (grasland)

1

02

15

P 185

Als grondplannummer 10

                   

19A

0

09

34

terrein (grasland)

1

94

35

P 1008

Willem van Dieren, gehuwd met Johanna Gesina Bomhof, Veessen

19B

0

09

44

       
                   

21

0

62

80

terrein (grasland)

0

62

90

P 1093

Willem van Dieren, gehuwd met Johanna Gesina Bom, Veessen

                   

23A

0

07

14

terrein (grasland)

1

42

05

P 1007

Als grondplannummer 21

23B

0

19

28

       
                   

24

0

77

20

terrein (grasland)

6

85

90

P 135

Willem van Dieren, gehuwd met Johanna Gesina Bomhof, Veessen

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

26

0

25

18

terrein (grasland)

0

70

80

P 1356

Als grondplannummer 19A

                   

29A

0

18

84

terrein (grasland)

12

74

40

P 1053

½ eigendom: Gerrit Jan Kraaijenbrink, gehuwd met Hendrika Willemina Willemsen, Heerde

½ eigendom: Albert Gerard Roelof Kraaijenbrink, gehuwd met Gezina Johanna Grotenhuis, Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

29B

0

05

09

       
                   

31

1

41

00

terrein (grasland)

2

18

65

P 651

Janna Barendsen, gehuwd met Jan Henri Wullink, Heerde

                   

37

1

75

37

terrein (grasland)

3

99

45

N 950

De Pastorie van de Hervormde Gemeente Heerde, Heerde

                   

39

0

79

67

terrein (grasland)

1

13

45

N 949

Als grondplannummer 10

                   

41

2

34

10

wonen, terrein (grasland

27

19

55

N 948

½ eigendom: Gerrit Jan Kraaijenbrink, gehuwd met Hendrika Willemina Willemsen, Heerde

½ eigendom: Albert Gerard Roelof Kraaijenbrink, gehuwd met Gezina Johanna Grotenhuis, Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Gemeente Heerde, Heerde, zetel: Heerde

                   

43

0

56

14

terrein (grasland(

4

19

55

N 946

André Hendrikus Nooteboom, gehuwd met Jenneken Johanna Logtenberg, Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

46A

0

20

07

terrein (teelt – kweek)

2

74

10

N 587

Harmen Jan Huiskamp, gehuwd met Carolina Hendrika Bruinemeijer, Veessen

46B

0

26

32

       
                   

47A

2

95

41

terrein (grasland)

5

63

00

N 327

¼ eigendom: André Hendrikus Nooteboom, gehuwd met Jenneken Johanna Logtenberg, Heerde

¼ eigendom: Jenneken Johanna Logtenberg, gehuwd met André Hendrikus Nooteboom, Heerde

¼ eigendom: Johannes Albertus Nooteboom, gehuwd met Egberdien Wolf, Heerde

¼ eigendom: Frederik Aart Gerhard Nooteboom, gehuwd met Marieke Lutgerink, Heerde

47B

0

12

50

       
                   

51A

0

11

64

terrein (grasland)

4

49

20

M 429

André Hendrikus Nooteboom, gehuwd met Jenneken Johanna Logtenberg, Heerde

51B

0

83

58

       
                   

53A

3

30

96

terrein (grasland)

3

98

80

M 784

André Hendrikus Nooteboom, gehuwd met Jenneken Johanna Logtenberg, Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

53B

0

08

33

       
                   

55A

1

21

89

terrein (grasland)

3

05

80

M 274

Peter Marten van der Horst, gehuwd met Harmanna Geertruida Renshoff, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

55B

0

01

83

       
                   

58

1

08

60

terrein (grasland)

2

77

10

N 1117

½ eigendom: Barbara Habekotté, Epe

½ eigendom: Onno Habekotté, gehuwd met Annemiek Ariens, Peize

                   

61A

0

05

26

terrein (grasland)

1

75

00

M 224

Johannes van der Beek, gehuwd met Geertje van der Vrugt, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

61B

0

10

35

       
                   

63A

1

99

98

terrein (grasland)

5

15

80

M 221

Jan Nienhuis Vereniging tot Hulpverlening in Bijzondere Noden en Behoeften in de Gemeente Heerde, zetel: Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

63B

0

23

04

       
                   

68

0

34

41

terrein (grasland)

2

80

80

N 398

De Pastorie van de Nederlandse Hervormde Kerk van Vorchten, Amersfoort, zetel: Vorchten

                   

74

0

32

01

terrein (grasland)

0

71

05

N 1311

Jan Wonink, gehuwd met Gerdien Willemien van Norel, Vorchten

                   

76

0

35

80

terrein (grasland)

1

62

10

N 742

Arend Jacob van der Horst, Vorchten

                   

78

0

07

95

terrein (grasland)

0

31

30

N 345

De Nederlandse Hervormde Kerk van Vorchten, Amersfoort, zetel: Vorchten

                   

80

0

29

10

terrein (grasland)

1

36

20

N 346

De Diaconie van de Nederlandse Hervormde Kerk van Vorchten, zetel: Vorchten

                   

81

0

35

61

terrein (grasland)

0

52

50

M 67

Lambertus Adriaan Doppenberg, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

82

1

26

64

wonen, terrein (grasland)

9

40

40

N 347

Gerrit Jan Schutte, gehuwd met Hendrika Roeloffina Kraaijenbrink, Vorchten (overleden 21-2-2004)

                   

86

1

81

04

terrein (grasland)

10

42

80

M 798

Als grondplannummer 10

                   

88A

1

97

52

wonen (agrarisch), terrein (grasland)

25

78

12

M 1006

Martijn Roelof Hekkert, gehuwd met Alice Bertina Harms, Vorchten

88B

0

03

90

       
                   

90A

0

33

71

terrein (grasland)

2

95

00

M 727

Als grondplannummer 88A

90B

0

05

58

       
                   

92A

0

51

17

terrein (grasland)

4

13

70

M 728

Als grondplannummer 68

92B

0

08

05

       
                   

96A

1

35

50

terrein (grasland)

9

71

30

M 340

Als grondplannummer 10

96B

0

25

41

       
                   

101A

1

07

75

terrein (grasland)

2

90

40

M 970

1/3 eigendom: Gerrit Zwanepol (overleden), gehuwd met Gerarda Gerritdina Tempelman, Wapenveld

1/3 eigendom: Anton Zwanepol, Wapenveld

1/3 eigendom: Gerrie Johanna Zwanepol, gehuwd met Marco van Weeghel, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: gemeente Heerde, zetel: Heerde

101B

0

06

36

       

101C

0

00

24

       
                   

103

0

03

42

terrein (grasland)

19

21

40

N 322

Jan Wagenaar, Heerde

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel (2x): Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

110

1

50

35

terrein (grasland)

4

31

30

M 307

¼ eigendom: Gerrit Rietberg, Hattem

¼ eigendom: Jan Rietberg, Hattem

¼ eigendom: Peter Rietberg, gehuwd met Jansje Blankespoor, Hattem

¼ eigendom: Gerrit Rietberg, gehuwd met Christina Elizabeth van der Horst, Marle

                   

112A

0

61

79

terrein (grasland)

6

15

70

M 301

Freerk Kees Post, Wapenveld

112B

0

07

49

       
                   

115

0

25

64

terrein (grasland)

2

56

10

P 899

Als grondplannummer 58

                   

116A

0

30

80

terrein (grasland)

10

76

00

M 719

Gerhard Karel Bruggert, gehuwd met Wolterlina Antonia Schrijver, Marle

116B

0

15

10

       

116C

0

03

94

       
                   

117

0

45

31

terrein (grasland(

0

46

13

P 892

½ eigendom: Hendrik Willem Frederikus Hassink, Oene

½ eigendom: Albert Christiaan Hassink, gehuwd met Yvonne Oenema, Oene

                   

118A

1

32

41

wonen (agrarisch), terrein (grasland)

31

32

23

M 997

Marten Jan van Ittersum, gehuwd met Lijntje Roos, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel:Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: gemeente Heerde, zetel: Heerde

118B

0

25

02

       
                   

119

0

68

98

terrein (grasland)

0

85

45

P 891

½ eigendom: Hendrik Willem Frederikus Hassink, Oene

½ eigendom: Albert Christiaan Hassink, gehuwd met Yvonne Oenema, Oene

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

120

0

03

74

terrein (grasland)

0

22

80

M 256

Marten Jan van Ittersum, gehuwd met Lijntje Roos, Wapenveld

                   

121

0

30

13

terrein (grasland)

0

39

05

P 890

Als grondplannummer 117

                   

122

0

84

15

terrein (grasland)

3

39

70

M 254

Hendrika van Essen, gehuwd met Jacob Henk Dijkslag, Wapenveld

                   

123

1

12

38

terrein (grasland)

1

56

65

P 889

Als grondplannummer 119

                   

124

1

76

17

terrein (grasland)

17

42

10

M 661

Evert Jan Luchtenbelt, gehuwd met Jacomina Marie Voorhorst, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: gemeente Heerde, zetel: Heerde

                   

125

0

52

88

terrein (grasland)

0

78

60

P 888

½ eigendom: Hendrik Willem Frederikus Hassink, Oene

½ eigendom: Albert Christiaan Hassink, gehuwd met Yvonne Oenema, Oene

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

126A

0

79

75

terrein (grasland)

4

15

40

M 98

Evert Jan Luchtenbelt, gehuwd met Jacomina Marie Voorhorst, Wapenveld

126B

0

18

82

       
                   

127A

0

03

12

terrein (grasland)

1

37

90

P 897

Als grondplannummer 125

127B

0

07

86

       
                   

128

2

12

90

terrein (grasland)

12

67

35

M 966

1/3 eigendom belast met vruchtgebruik: Engelina Willemien Luchtenbelt, gehuwd met Hendrik Anton Rakhorst, Veessen

1/3 eigendom belast met vruchtgebruik: Gerrit Albertus Luchtenbelt, gehuwd met Roelfiena Jumelet, Wijhe

1/3 eigendom belast met vruchtgebruik: Evert Jan Luchtenbelt, gehuwd met Jacomina Marie Voorhorst, Wapenveld

Vruchtgebruik: Willempje Middag, gehuwd met Gerrit Hendrik Luchtenbelt (overleden), Wapenveld

Zakelijk recht als bedoelt in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: gemeente Heerde, zetel: Heerde

                   

129A

0

00

28

terrein (grasland)

2

61

80

P 1258

½ eigendom: Barbara Habekotté, Epe

½ eigendom: Onno Habekotté, gehuwd met Annemiek Ariens, Peize

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Liander Infra Oost N.V., Arnhem

129B

0

30

48

       
                   

131

0

01

05

terrein (grasland)

0

01

20

P 898

½ eigendom: Barbara Habekotté, Epe

½ eigendom: Onno Habekotté, gehuwd met Annemiek Ariens, Peize

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel Arnhem

                   

134

 

geheel

 

terrein (grasland)

0

18

40

P 1263

De Nederlandse Hervormde Kerk van Veessen, Veessen, zetel: Veessen

                   

136

0

09

43

terrein (grasland)

2

74

90

N 1162

Willem Rakhorst, Veessen

                   

138

1

05

87

terrein (grasland)

5

70

55

M 796

Als grondplannummer 128

                   

143

0

08

25

terrein (grasland)

1

31

60

N 328

Jan Nienhuis Vereniging tot Hulpverlening in Bijzondere Noden en Behoeften in de Gemeente Heerde, zetel: Heerde

                   

209A

1

72

98

terrein (grasland)

7

63

90

P 661

Willem Rakhorst, Veessen

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

209B

0

02

22

       
                   

211A

0

00

56

terrein (grasland)

0

85

00

P 906

Als grondplannummer 131

211B

0

03

06

       
                   

213A

0

09

27

terrein (grasland)

2

14

39

P 907

Als grondplannummer 58

213B

0

08

17

       
                   

215

0

05

54

terrein (grasland)

0

74

45

P 904

Als grondplannummer 131

                   

216

0

01

97

wonen, terrein (grasland)

1

08

60

N 565

Eigendom belast met gebruik en bewoning: Willem van Dieren gehuwd met Johanna Gesina Bomhof, Veessen

Gebruik en bewoning: Albert van Dieren (overleden), Wapenveld

                   

217

0

01

41

terrein (grasland)

0

42

00

P 905

Als grondplannummer 58

                   

233

0

01

35

terrein (grasland)

0

91

95

P 955

Roelof Jan van Ommen, gehuwd met Elisabeth Catharina Heideveld, Wapenveld

                   

234

0

05

97

terrein (grasland)

6

72

15

N 1513

Als grondplannummer 136

                   

236A

0

00

05

terrein (akkerbouw)

4

07

00

N 911

Als grondplannummer 136

236B

0

01

24

       
                   

237

0

10

31

terrein (grasland)

2

44

80

P 861

Als grondplannummer 19A

                   

240

0

03

94

terrein (grasland)

0

74

30

N 391

De Pastorie van de Nederlandse Hervormde Kerk van Veessen, Veessen, zetel: Veessen

                   

258

0

02

10

terrein (akkerbouw)

3

90

40

M 346

Eduard Christiaan Wullink, Marle

                   

265

0

23

06

terrein (grasland)

3

91

60

P 1030

Eigendom belast met gebruik en bewoning: Hilligje Hermina van Dijk gehuwd met Gerrit Ordelman, Heerde.

Gebruik en bewoning Aaltje Visser gehuwd met Evert van Dijk, Heerde.

                   

272A

0

27

56

terrein (grasland)

10

33

00

M 243

Als grondplannummer 143

272B

0

00

12

       
                   

274

1

00

26

terrein (grasland)

3

41

20

M 96

Als grondplannummer 143

                   

275

0

03

34

terrein (grasland)

3

06

10

P 109

Als grondplannummer 21

                   

277

0

05

02

terrein (akkerbouw)

1

39

00

P 1357

Als grondplannummer 21

                   

289

0

17

79

terrein (grasland)

5

44

40

N 335

Reijer van ’t Oever, Kampen

                   

295

0

88

17

terrein (grasland)

10

57

30

M 285

Johannes van der Beek, gehuwd met Geertje van der Vrugt, Wapenveld

                   

297

0

04

39

terrein (grasland)

1

47

30

M 284

Als grondplannummer 295

                   

299

0

07

20

terrein (grasland)

2

37

40

M 283

Als grondplannummer 295

                   

301

0

11

49

terrein (grasland)

3

78

50

M 872

Als grondplannummer 295

                   

303

0

12

05

terrein (grasland)

3

84

20

M 871

Als grondplannummer 143

                   

305

0

10

42

terrein (grasland)

2

75

10

M 280

Als grondplannummer 143

                   

307

0

21

92

terrein (grasland)

3

46

40

M 575

Als grondplannummer 143

                   

321

0

01

62

terrein (grasland)

3

08

60

M 74

Als grondplannummer 112A

                   

343

0

37

14

terrein (grasland)

2

75

60

M 298

½ eigendom: Gerrit Vahl, Vorchten

½ eigendom: Johan Joachim Vahl, Vorchten

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Veessen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

137

0

03

70

terrein (grasland)

6

96

10

C 2061

Stichting Het Geldersch Landschap, Arnhem, zetel: Arnhem

                   

139

0

00

84

terrein (grasland)

9

35

00

C 1754

Als grondplannummer 137

                   

280

0

36

02

wonen, terrein (grasland)

9

16

83

A 1154

Lambertus Adriaan Doppenberg, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Gemeente Heerde, Heerde

                   

282

0

06

86

Terrein (grasland)

1

53

60

A 1143

½ eigendom: Albert Jan de Gunst, gehuwd met Berendje van der Struik, Wapenveld

½ eigendom: Berendje van der Struik, gehuwd met Albert Jan de Gunst, Wapenveld

                   

286

0

07

30

Wonen, terrein (grasland)

3

61

16

A 1139

½ eigendom: Albert Jan de Gunst, gehuwd met Berendje van der Struik, Wapenveld

½ eigendom: Berendje van der Struik, gehuwd met Albert Jan de Gunst, Wapenveld

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Gemeente Heerde, zetel: Heerde

                   

288

0

03

28

wonen, erf – tuin

0

62

90

A 1168

½ eigendom: Sebastiaan Alexander Boele, gehuwd met Marjolein Juricza Geus, ’s-Gravenhage

½ eigendom: Marjolein Juricza Geus, gehuwd met Sebastiaan Alexander Boele, ‘s-Gravenhage

                   

290

0

07

51

terrein (grasland)

1

32

40

A 1125

Als grondplannummer 282

                   

292

0

01

84

terrein (natuur)

1

40

60

A 103

Stichting Landgoed Windesheim, Zwolle, zetel Zwolle

                   

294

0

13

29

terrein (grasland)

5

32

10

A 108

Stichting Landgoed Windesheim, Zwolle, zetel Zwolle

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

                   

296

0

09

58

terrein (grasland)

7

12

00

A 1138

Als grondplannummer 280

                   

298A

0

09

80

terrein (grasland)

8

73

40

A 1106

Lambertus Adriaan Doppenberg, Wapenveld

298B

0

01

99

       
                   

333

0

01

74

terrein (grasland)

3

95

14

A 1112

Als grondplannummer 298A

                   

337

1

72

86

terrein (grasland)

4

90

55

A 1166

Lambertus Adriaan Doppenberg, Wapenveld

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Gemeente Heerde, Heerde

                   

339A

0

22

08

terrein (grasland)

3

79

50

A 941

Hendrik Jan Puttenstein gehuwd met johanna van der Scheer, Kamperveen

339B

0

23

63

       
 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Wijhe

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

130

0

03

74

terrein (akkerbouw)

10

40

15

K 96

Jan Henri Wullink, gehuwd met Janna Barendsen, Heerde

                   

132

0

02

84

terrein (akkerbouw)

19

65

20

K 110

Gerrit Rietberg, gehuwd met Christina Elizabeth van der Horst, Marle Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemm.wet Privaatr op ged. van perceel: Liander Infra Oost N.V., Duiven, zetel: Arnhem

Naar boven