Regeling van het stimuleringsfonds voor de pers van 10 maart 2014, nr. 23952, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling persinnovatie 2014

Het Stimuleringsfonds voor de pers,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 8.15a van de Mediawet 2008;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1. Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de journalistieke infrastructuur in Nederland subsidie verstrekken voor activiteiten die voldoen aan één van de volgende eisen:

    • a. Zij hebben betrekking op nieuwe of nieuwe combinaties van of met bestaande journalistieke producten, diensten, platforms of modellen om journalistieke informatie te produceren, te filteren, te distribueren, te verkopen of te presenteren;

    • b. Zij hebben betrekking op onderzoek naar de activiteiten genoemd onder a.

  • 2. Voor subsidieverstrekking komen slechts kosten van de subsidieontvanger in aanmerking die rechtstreeks verband houden met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en die gemaakt zijn na de subsidieverlening.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan nadere richtlijnen omtrent de aard van de kosten en de activiteiten vaststellen. Deze richtlijnen worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.persinnovatie.nl.

Artikel 2. Subsidieaanvrager

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechtspersoon of rechtspersonen dan wel rechtspersoon of rechtspersonen in oprichting, die in Nederland actief is of zijn en die zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 2. In afwijking van het gestelde onder het eerste lid kan voor projecten tot maximaal € 50.000 subsidie worden aangevraagd door natuurlijke personen.

  • 3. De in de voorgaande leden bedoelde personen dienen voorafgaand aan de subsidieaanvraag een projectidee te hebben ingediend volgens de richtlijnen gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.persinnovatie.nl dat is gevolgd door een positief advies van het Stimuleringsfonds om een aanvraag in te dienen.

Artikel 3. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is per ronde als bedoeld in artikel 5 € 400.000 beschikbaar.

  • 2. Als in de eerste ronde na subsidieverlening het voor die ronde beschikbare bedrag niet geheel is gebruikt, kan het resterende deel toegevoegd worden aan het beschikbare bedrag voor de tweede ronde.

  • 3. Per aanvraag kan subsidie in de vorm van een uitkering worden verstrekt voor ten hoogste een bedrag van € 100.000 en voor een periode van maximaal één jaar.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan subsidie voor een hoger bedrag of voor een langere periode worden verstrekt als de activiteiten naar het oordeel van het Stimuleringsfonds van uitzonderlijk belang zijn voor innovatie in de gehele persbedrijfstak.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 4. Subsidieaanvraag

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier volgens de op de website van het Stimuleringsfonds www.persinnovatie.nl vermelde instructies, en omvat in ieder geval:

    • a. een activiteitenplan;

    • b. een begroting;

    • c. en informatie waaruit blijkt dat de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en rechtspersoonlijkheid bezit dan wel bezig is deze te verkrijgen indien de aangevraagde subsidie hoger is dan € 50.000,–.

  • 3. Het activiteitenplan beschrijft nauwkeurig de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de te realiseren doelstellingen en wordt onderbouwd met een analyse van informatie op basis waarvan de aanvrager kennis over het plan heeft opgedaan en met een analyse van vergelijkbare plannen en ideeën en de daarmee behaalde resultaten.

  • 4. Als subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten genoemd in artikel 1, onderdeel a, dan dient de haalbaarheid van het plan te worden beschreven in termen van meerwaarde voor de gebruiker, de wijze waarop informatie over de gebruikers is verkregen, de schaalbaarheid van de activiteiten, de verkende mogelijkheden tot samenwerking met andere partijen, de gevolgen voor de exploitatie en de effecten van de uitgevoerde activiteiten voor de eigen organisatie en voor andere partijen in de perssector, ook nadat de subsidieverlening is stopgezet.

  • 5. Als subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten genoemd in artikel 1, onderdeel b, dan dient aantoonbaar gemaakt te worden dat journalistieke organisaties behoefte hebben aan het voorgenomen onderzoek en bij de uitvoering van het onderzoek worden betrokken.

  • 6. De begroting heeft een duidelijke relatie met de activiteiten die worden uitgevoerd, waarbij de begrotingsposten aan de beschrijving van de uitvoering van de activiteiten gekoppeld zijn.

  • 7. Het Stimuleringsfonds bevestigt binnen een week de ontvangst van een aanvraag.

Artikel 5. Termijn indiening aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend:

  • a. voor aanvraagronde 1: voor 12 mei 2014; en

  • b. voor aanvraagronde 2: voor 6 oktober 2014.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6. Criteria verdeling bij subsidieverlening

  • 1. Het Stimuleringsfonds beslist gelijktijdig op de aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a. gerichtheid op journalistieke producten, diensten of werkwijzen die journalistieke functies vervullen of bestuderen op het gebied van nieuwsgaring, nieuwsduiding en opinievorming over de maatschappelijke actualiteit, mede in het belang van politieke meningsvorming;

    • b. innovatief karakter, dat wil zeggen dat de activiteiten vernieuwingen tot stand brengen in inhoud en strekking, exploitatiewijze of vormgeving van journalistieke functies als nieuwsgaring, nieuwsduiding of opinievorming zodat de persverscheidenheid wordt vergroot en daarmee een vernieuwende bijdrage wordt geleverd aan de journalistieke informatievoorziening;

    • c. de haalbaarheid van het ingediende activiteitenplan.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt het matchingprincipe toegepast, waarbij de subsidieaanvrager tenminste de helft van de totale kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd voor zijn rekening dient te nemen dan wel door derden laat meefinancieren.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is voor projecten tot € 20.000 geen matching vereist mits de aanvrager niet langer dan drie jaar staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 4. Als op grond van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, de in aanmerking komende aanvragen leiden tot overschrijding van een subsidieplafond, kan het Stimuleringsfonds de hoogte van de subsidie bepalen naar rato van het aantal in aanmerking komende aanvragen en van de hoogte van aangevraagde subsidies.

Artikel 7. Beslissing subsidieverlening

  • 1. Het Stimuleringsfonds beslist binnen 13 weken na de sluiting van elke aanvraagronde, bedoeld in artikel 5 lid 2, op de aanvragen die voor de desbetreffende aanvraagronde zijn ingediend.

  • 2. Het Stimuleringsfonds kan bekendmaken door wie een aanvraag is ingediend en voor welk innovatieproject.

  • 3. Tijdens de behandeling van de aanvraag wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het project op eigen verzoek met behulp van deskundigen te versterken.

HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 8. Medewerkings- en informatieplicht

  • 1. Als subsidie wordt verstrekt aan een in oprichting zijnde rechtspersoon kan het Stimuleringsfonds bij de subsidieverlening de verplichting opleggen dat de subsidieontvanger binnen een redelijke termijn rechtspersoonlijkheid heeft verkregen.

  • 2. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens het Stimuleringsfonds te voeren beleid.

  • 3. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 4. De subsidieontvanger werkt mee aan overleg over en presentatie en publicatie van tussentijdse en eindresultaten van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten met als doel innovatieve projecten onder de aandacht te brengen waardoor deze ten gunste kunnen komen van andere partijen uit de sector.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 9. Aanvraag tot vaststelling

Binnen twee maanden na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Artikel 10. Financieel verslag en accountantsverklaring

  • 1. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarin deze verklaart dat de in het verslag opgenomen bedragen juist en volledig zijn.

  • 2. De controleverklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en de controleverklaring.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op subsidies waarvan het verleende subsidiebedrag € 50.000 of minder bedraagt.

  • 5. Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.

Artikel 11. Activiteitenverslag

  • 1. Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, in het bijzonder: de gerealiseerde vernieuwingen en de effecten daarvan voor het eigen bedrijf, andere journalistieke actoren in de perssector en de gebruiker en geeft inzicht over de voortzetting van de activiteiten na afloop van de projectperiode.

  • 2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

  • 3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

HOOFDSTUK 6. BETALING

Artikel 12. Betaling in gedeelten

Bij subsidieverlening wordt bij wijze van voorschot ten hoogste 50 procent van het verleende subsidiebedrag verstrekt.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Evaluatie

Binnen 13 weken na afloop van de datum, bedoeld in artikel 7, evalueert het Stimuleringsfonds de uitvoering van deze regeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de pers, V.P. Kouwenhoven.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling op basis van artikel 8.15a van de Mediawet 2088 is een voortzetting in aangepaste vorm van de Tijdelijke subsidieregeling Persinnovatie, die op basis van artikel 8.3 van de Mediawet 2008 in 2010, 2011, 2012 en 2013 werd uitgevoerd op basis van het Adviesrapport ‘De volgende editie’ van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers uit 20091. In dat rapport staan adviezen die beogen de innovatie in het printmodel te stimuleren, met betere marktresultaten en wellicht marktgroei tot gevolg. Verder zijn aanbevelingen gedaan voor bestendiging van de journalistieke infrastructuur in het digitale domein, zo mogelijk gepaard aan innovatie van de journalistiek zelf, resulterend in een versterking van de relatie met het publiek. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besloot hiervoor in 2010 EUR 8 miljoen beschikbaar te stellen via het Stimuleringsfonds voor innovatieprojecten van de perssector, waarvan een kwart voor lokale en regionale initiatieven2, later opgehoogd tot 50 procent3.

Voor 2014 zijn door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen extra middelen beschikbaar gesteld voor innovatieve projecten. In zijn brief inzake het persbeleid van 19 november 2013 heeft de staatssecretaris laten weten dat het fonds met de opzet en uitvoering van de innovatieregelingen heeft bewezen in staat te zijn zich aan te passen aan de veranderende journalistieke realiteit. De nieuwe werkwijze van het fonds gericht op innovatie in de journalistiek is voor de staatsecretaris dan ook de juiste koers. Hij wil daarom dat het fonds voortaan vanuit de regulier beschikbare middelen innovatie blijft stimuleren. Voor de Tijdelijke subsidieregeling persinnovatie 2014 wordt daarom geput uit de reguliere middelen die door de Staatssecretaris van OCW jaarlijks aan het Stimuleringsfonds ter beschikking worden gesteld. Het doel van de regeling blijft ongewijzigd, te weten: versterking en vernieuwing van de journalistieke infrastructuur in Nederland

Eind 2012 heeft het Stimuleringsfonds een analyse laten uitvoeren van de gehonoreerde projecten persinnovatie in de periode 2010-20124. Verder heeft het ministerie van OCW in 2013 een evaluatie laten uitvoeren van de Tijdelijke subsidieregeling persinnovatie in de periode 2010–20115. Mede naar aanleiding van deze rapportages heeft het Fonds de regeling ten opzichte van voorgaande jaren op een aantal punten aangescherpt. Hierop zal in de artikelsgewijze toelichting worden ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met de hier genoemde activiteiten wordt uitdrukking gegeven aan het feit dat vernieuwingen op het gebied van journalistieke producten en diensten, van vervaardiging tot presentatie, centraal staan in de regeling. Daarbij is op grond van de eerder genoemde rapportages meer aandacht voor het gehele journalistieke proces, inclusief verkoop, distributie en presentatie.

Artikel 2

Naar analogie van subsidieverlening aan uitgevers van persorganen op grond van de Mediawet 2008, staat de regeling in principe alleen open voor organisaties die rechtspersoonlijkheid hebben verkregen of uitzicht daarop hebben. Voor kleine projecten tot EUR 50.000 wordt hierop een uitzondering gemaakt om geen drempels op te werpen voor het indienen van kleinschalige innovatieve projecten. Om die reden is voor deze projecten ook geen accountantsverklaring nodig, zoals genoemd in artikel 10 van de regeling.

Uit de eerder genoemde rapportages is gebleken dat dat samenwerkingsprojecten met partners binnen en buiten de perssector een belangrijke aanjager van innovatie kunnen zijn. Het is daarom in deze regeling verplicht gesteld om aandacht te schenken aan de vraag in hoeverre met andere partijen wordt samengewerkt om een subsidieaanvraag in te dienen c.q. een project uit te voeren.

Artikel 4

Ook dit artikel is aangescherpt omdat zowel uit de rapportages als uit de beoordeling van de aanvragen door experts bleek dat er in de aanvragen te weinig aandacht was voor de haalbaarheid van de projecten, vooral in termen van verdienmodellen, samenwerkingsmogelijkheden, schaalbaarheid en gebruikersbereik. Voor onderzoek geldt dat moet worden aangetoond dat het meerwaarde heeft voor journalistieke organisaties om er daarmee voor te zorgen dat de onderzoeksresultaten relevant zijn voor en toepasbaar zijn in journalistieke organisaties.

Artikel 6

De regeling staat open voor innovatieve projecten die gericht zijn op journalistieke producten, diensten of werkwijzen. Hieronder valt een breed scala aan journalistieke functies, op het gebied van nieuwsgaring, nieuwsduiding en opinievorming over de maatschappelijke actualiteit, mede in het belang van politieke meningsvorming. De regeling is bedoeld om innovatie in de journalistiek te stimuleren en is daarmee niet alleen bestemd voor (uitgevers van) gedrukte media. De projecten kunnen ook betrekking hebben op bijvoorbeeld de audiovisuele media, internetproducten, mobiele dragers, of combinaties daarvan (crossmediale projecten).

Naast journalistiek en innovatief dienen de projecten ook haalbaar te zijn. Belangrijke criteria voor de beoordeling van de haalbaarheid zijn beschreven in artikel 4.

Bij de toewijzing van aanvragen in 2010, 2011, 2012 en 2013 heeft het Stimuleringsfonds bij de subsidietoewijzing het matchingprincipe toegepast, waarbij het Stimuleringsfonds ervan uitging dat de subsidieaanvragers tenminste de helft van het benodigde bedrag zelf aan het project zouden bijdragen. Dit uitgangspunt zal ook voor de toewijzing van aanvragen op grond van de Persinnovatieregeling 2014 worden gehanteerd, met uitzondering van projecten tot € 20.000 voor startende organisaties omdat is gebleken dat voor kleinere organisaties het matchingprincipe een drempel opwerpt.

Artikel 7

Tijdens de aanvraagperiode worden aanvragers in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te passen met behulp van deskundigen met het doel om de kwaliteit van het activiteitenplan te verhogen.

Artikel 8

Aangezien de te subsidiëren activiteiten vanuit publieke middelen worden gefinancierd, dienen de resultaten in principe ten goede te komen aan de persbedrijfstak in zijn geheel. Het is derhalve verplicht om de resultaten van het project te publiceren en te berichten over de voortgang. In overleg met de aanvrager wordt een passende manier gevonden voor een te publiceren voortgangs- en eindrapportage van elk project waaruit anderen lering kunnen trekken.

De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de pers, V.P. Kouwenhoven.


X Noot
1

Den Haag, 23 juni 2009.

X Noot
2

Kabinetsreactie op het advies van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers, Kamerstukken II, 2009–2010, 31 777, nr. 18.

X Noot
3

Algemeen overleg met de Tweede Kamer, 19 november 2009.

X Noot
4

Quick scan analyse gehonoreerde projecten door Stimuleringsfonds voor de Pers, Dialogic, Utrecht, 6 februari 2013.

X Noot
5

Evaluatie Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie (2010-2011) in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dialogic (Bilderbeek e.a.), Utrecht, oktober 2013.

Naar boven