Regeling van de Minister van Economische Zaken van 7 maart 2014, nr. WJZ / 14011142, tot vaststelling van de over 2014 geldende tarieven voor de oppervlakterechten ingevolge de Mijnbouwwet (Regeling oppervlakterechten Mijnbouwwet 2014)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet;

Besluit:

Artikel 1

Het tarief, bedoeld in artikel 58, eerste lid, juncto derde lid, van de Mijnbouwwet, voor het houden van een opsporingsvergunning voor de zeezijde bedraagt over 2014 voor:

  • a. het 1e tot en met 6e tijdvak € 245 per vierkante kilometer,

  • b. het 7e tot en met 9e tijdvak € 491 per vierkante kilometer, en

  • c. de volgende tijdvakken € 734 per vierkante kilometer.

Artikel 2

Het tarief, bedoeld in artikel 58, tweede lid, juncto derde lid, van de Mijnbouwwet, voor het houden van een winningsvergunning bedraagt over 2014 € 734 per vierkante kilometer.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling oppervlakterechten Mijnbouwwet 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 maart 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet. Op grond van dit artikel stelt de Minister van Economische Zaken jaarlijks de voor dat jaar geldende tarieven vast voor de oppervlakterechten die worden geheven van houders van een opsporingsvergunning voor de zeezijde, alsmede van houders van een winningsvergunning. De in het genoemde artikel bedoelde indexcijfers, aan de hand waarvan de tarieven over 2014 zijn berekend, zijn door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendgemaakt in het Statistisch Bulletin, 70e jaargang, no. 2, 9 januari 2014 en zijn te raadplegen op http://www.cbs.nl . Het percentage waarmee de tarieven over 2014 zijn verhoogd, is gelijk aan het op één tiende van een procent afgeronde procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen per 31 december 2012 (130,8) en het indexcijfer der lonen per 31 december 2013 (132,4), dus 1,2%. In het belang van de administratieve eenvoud zijn de tarieven over 2013 afgerond op hele euro’s.

2. Regeldruk

Er zijn geen regeldrukeffecten. De regeling bevat geen informatieverplichtingen voor bedrijven of burgers en veroorzaakt dus geen administratieve lasten. Evenmin is er sprake van inhoudelijke nalevingskosten.

3. Vaste verandermomenten

Met betrekking tot de inwerkingtreding en bekendmaking van deze regeling wordt met toepassing van de eerste uitzonderingsgrond genoemd in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten (Kamerstukken II, 2009/10, 29 515, nr. 309) afgeweken van de voorgeschreven vier vaste verandermomenten die gelden voor ministeriële regelingen. Deze eerste uitzonderingsgrond betreft hoge private of publieke nadelen van vertragingen van invoering (meer specifiek: een andere jaarindeling, om redenen zoals hieronder aangegeven).

Ingevolge artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet dienen aan het begin van elk kalenderjaar de voor dat jaar geldende tarieven voor de oppervlakterechten te worden vastgesteld. Deze tarieven worden berekend aan de hand van het indexcijfer der lonen, zoals dat gold op 31 december van het voorafgaande jaar. Daarom is het niet mogelijk deze tarieven reeds aan het einde van het voorafgaande jaar te berekenen zoals dat bij jaarlijks veranderende tarieven gebruikelijk is. Vanuit een oogpunt van rechtszekerheid is het nodig dat de mijnbouwondernemingen zo spoedig mogelijk na 1 januari van een nieuw jaar zekerheid krijgen over de tarieven die dat jaar betaald moeten worden. Dit geldt te meer nu artikel 59, tweede lid, van de Mijnbouwwet voorschrijft dat betrokken mijnbouwondernemingen uiterlijk op 1 april aangifte moeten doen. Het betrokken bedrijfsleven en de met de heffing en invordering belaste inspecteur en ontvanger van de belastingdienst zijn sinds de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet op 1 januari 2003 bekend en vertrouwd met deze jaarlijks terugkerende procedure.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven