Regeling van 25 februari 2014, nr. 482686, houdende het verlenen van militaire bijstand ten behoeve van de handhaving van die delen van het Nederlandse luchtruim waarvoor tijdens de Nuclear Security Summit restricties gelden (Tijdelijke regeling bijstand handhaving luchtruimrestricties NSS)

De Minister van Veiligheid en Justitie;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 58, tweede lid, van de Politiewet 2012;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Nuclear Security Summit (NSS):

wereldtop die plaatsvindt op 24 en 25 maart 2014 te Den Haag, met als doel nucleair terrorisme wereldwijd te voorkomen;

b. luchtruimrestricties NSS:

restricties die gelden voor niet-geautoriseerde luchtvaart ingevolge de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu houdende sluiting en beperking luchtruim tijdens NSS;

c. Master Controller:

de dienstdoende Master Controller bij het Air Operations and Control Station van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) te Nieuw Milligen (AOCS NM);

d. militaire bijstand:

bijstand ingevolge artikel 58 van de Politiewet 2012 voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde;

e. geautoriseerde luchtvaart:

luchtvaartuigen die toestemming hebben gebruik te maken van het gesloten en beperkte luchtruim ingevolge de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu houdende sluiting en beperking luchtruim tijdens NSS;

f. doelaanwijzing:

het actief volgen van een toegewezen doel met een tracking radar.

Artikel 2. Terbeschikkingstelling van defensiemiddelen in het kader van militaire bijstand

Ter handhaving van de luchtruimrestricties NSS, verleent de krijgsmacht militaire bijstand op de wijze als bepaald in deze regeling. Onverminderd het bepaalde in de Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme stelt de Minister van Defensie daartoe gevechtsvliegtuigen, gevechtshelikopters, luchtverdedigingsschepen, afweersystemen op de grond, radarsystemen en het AOCS NM voor zover dit station als schakel in de uitvoering van de militaire bijstand fungeert, ter beschikking aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 3. Bevoegdheden Master Controller

  • 1. Ter handhaving van de luchtruimrestricties NSS is de Master Controller, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, bevoegd tot het geven van een opdracht aan de in het kader van de militaire bijstand ter beschikking gestelde gevechtsvliegtuigen en -helikopters om:

    • a. het luchtruim te kiezen;

    • b. een luchtvaartuig te naderen ten behoeve van de verificatie van informatie over dit luchtvaartuig;

    • c. (visuele) signalen aan een luchtvaartuig te geven.

  • 2. Voorts is de Master Controller, ter handhaving van de luchtruimrestricties NSS, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, bevoegd tot het geven van een opdracht aan in militaire bijstand gestelde luchtverdedigingsschepen en afweersystemen op de grond om tot doelaanwijzing over te gaan.

  • 3. De Master Controller informeert terstond de Minister van Veiligheid en Justitie over een opdracht als bedoeld in de vorige leden.

  • 4. De Master Controller informeert na de alarmering van de Minister van Veiligheid en Justitie, terstond de Minister van Defensie.

Artikel 4. Bevoegdheden Minister van Veiligheid en Justitie

  • 1. Ter handhaving van de luchtruimrestricties NSS kan de Minister van Veiligheid en Justitie via de Master Controller, met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, opdracht geven tot:

    • a. het afdwingen van een koerswijziging of landing van een luchtvaartuig zonder het gebruik van geweld;

    • b. het lossen van een waarschuwingsschot of de gebruikmaking van flares;

    • c. het geven van gericht vuur.

  • 2. De opdracht bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt slechts gegeven ter afwending van direct gevaar voor het leven van personen.

  • 3. Op de inzet bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met c, is een geweldsinstructie van toepassing voor de lucht- maritieme- en grondwapensystemen als bedoeld in artikel 2. Deze geweldsinstructie is gerubriceerd.

Artikel 5. Verslaglegging

Van de inzet op grond van deze regeling wordt zowel door de Minister van Veiligheid en Justitie als door de Minister van Defensie een verslag opgemaakt ten behoeve van een gezamenlijke evaluatie. Deze verslagen zijn gerubriceerd.

Artikel 6. Slotbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 21 maart 2014 en vervalt met ingang van 27 maart 2014.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling bijstand handhaving luchtruimrestricties NSS.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 februari 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Algemeen

Op 24 en 25 maart 2014 vindt in het World Forum in Den Haag de Nuclear Security Summit (NSS) plaats. De NSS is een wereldtop met als doel om nucleair terrorisme wereldwijd te voorkomen. De NSS is een voor Nederland ongekend groot evenement. Dit feit, alsmede de unieke aanwezigheid van een aantal staats- en regeringsleiders, vraagt om een samenstel van maatregelen voor een veilig, waardig en ongestoord verloop van het evenement.

Het is bij een wereldtop zoals de NSS, gebruikelijk om restricties op te leggen aan het gebruik van het luchtruim. Dit komt voort uit de op het dreigingsbeeld gebaseerde scenario’s. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft, bij Regeling houdende sluiting en beperking luchtruim tijdens NSS, gebieden gedefinieerd waarbinnen gebruik van het luchtruim voor ongeautoriseerde luchtvaartuigen niet is toegestaan. In deze regeling zijn de dimensies van de gebieden waarvoor de luchtruimrestricties gelden vastgesteld.

Ter handhaving van luchtruimrestricties NSS worden defensiemiddelen door de Minister van Defensie onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie in bijstand ter beschikking gesteld. Deze bijstand heeft betrekking op de inzet van gevechtsvliegtuigen, gevechtshelikopters, afweersystemen op de grond of op zee, radarsystemen en het AOCS NM voor zover dit station als schakel in de uitvoering van de militaire bijstand fungeert, en is uitgewerkt in de onderhavige tijdelijke regeling. Naast de inzet van luchtvaartuigen, grondgebonden en maritieme systemen ter handhaving van de restricties is tevens de inzet van radarsystemen noodzakelijk om ook radarzicht te krijgen in de lagere luchtlagen van stedelijke gebieden voor de detectie van vliegbewegingen.

De Tijdelijke regeling bijstand handhaving luchtruimrestricties NSS laat onverlet en is in aanvulling op de Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme van 20 april 2005, die nadere uitwerking geeft aan de terbeschikkingstelling van de Quick Reaction Alert (QRA) door de Minister van Defensie in het kader van militaire bijstand ter bestrijding van luchtvaartterrorisme, alsmede de wijze waarop deze middelen onder aansturing van de Minister van Veiligheid en Justitie kunnen worden ingezet. De QRA, die twee snel inzetbare gevechtsvliegtuigen omvat, staat onder bevel van de Navo en maakt onderdeel uit van de geïntegreerde bondgenootschappelijke luchtverdediging. In geval een civiel vliegtuig kan worden aangemerkt als een terroristische dreiging vanuit de lucht, vindt inzet van de QRA niet meer plaats onder Navo-bevel, maar op aanwijzing van de Minister van Veiligheid en Justitie. Uit het oogpunt van eenheid van commandovoering is de autoriteit voor inzet in het hogere gedeelte van het geweldsspectrum in zowel de regeling Bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme als de Tijdelijke regeling bijstand handhaving luchtruimrestricties NSS belegd bij de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Artikel 58 van de Politiewet 2012 regelt de bijstand voor de handhaving van de openbare orde en de handhaving van de strafrechtelijke rechtsorde door andere onderdelen van de Krijgsmacht dan de Koninklijke marechaussee. De Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt in overeenstemming met de Minister van Defensie, op grond van artikel 58, tweede lid, van de Politiewet 2012, op welke wijze de bijstand zal worden verleend. De onderhavige regeling strekt ertoe, eveneens op grond van artikel 58, tweede lid, van de Politiewet 2012, de wijze waarop bijstand wordt verleend ter handhaving van de luchtruimrestricties NSS te regelen. Dit is nodig gelet op de aard van de dreiging, de ingezette middelen en de korte tijdsspanne waarbinnen opgetreden dient te worden. De Minister van Defensie stelt de in het onderhavige artikel bedoelde middelen op voorhand ter beschikking aan de Minister van Veiligheid en Justitie. In voorkomend geval onderhoudt de Minister van Veiligheid en Justitie rechtstreeks contact met het AOCS NM voor zover dit in het kader van de uitvoering van de bijstand noodzakelijk is.

Artikel 3

De Master Controller (MC) is ter handhaving van de luchtruimrestricties NSS, onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, zelfstandig bevoegd om opdrachten te geven aan de op grond van deze regeling in bijstand gestelde middelen. De opdrachten die de MC op grond van artikel 3 verstrekt houden verband met de identificatie en verificatie van het ongeautoriseerde luchtvaartuig. Ten aanzien van de gevechtsvliegtuigen en -helikopters is de MC bevoegd om opdracht te geven tot het kiezen van het luchtruim, het naderen van het luchtvaartuig ten behoeve van identificatie en verificatie en het geven van (visuele) signalen aan een civiel luchtvaartuig. Voor wat betreft de luchtverdedigingsschepen en afweersystemen op de grond is de MC bevoegd om tot doelaanwijzing over te gaan. Dit betekent dat het schip of het grondgebonden systeem het toegewezen doel na opdracht actief met de tracking radar zal volgen. In geval van een opdracht als bedoeld in dit lid informeert de MC terstond het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De MC verschaft het Ministerie van Veiligheid en Justitie bij die gelegenheid alle relevante (operationele) informatie. De MC vergewist zich met behulp van authenticatie procedures ervan dat hij met het Ministerie van Veiligheid en Justitie in verbinding staat alvorens die informatie te verschaffen.

Artikel 4

Gelet op de aard van de dreiging, de noodzaak om hierop tijdig en adequaat te kunnen reageren en tegelijkertijd het besef dat in dit soort situaties de reactietijd relatief kort is, is een heldere verantwoordelijkheids- en bevoegdheidsverdeling in het kader van de uitvoering van de bijstand van groot belang. Handelingen die betrekking hebben op de fase van interventie (eerste lid, onder a tot en met c), met inbegrip van het gebruik van geweld, geschieden uitsluitend in opdracht van de Minister van Veiligheid en Justitie. Uiteraard geldt voor het geven van gericht vuur, net als bij andere vormen van geweldstoepassing, dat dit altijd proportioneel en subsidiair moet zijn. Het geven van gericht vuur is slechts toegestaan in situaties waarin direct gevaar voor het leven van personen dreigt. Dat deze situatie zich voordoet zou bijvoorbeeld aannemelijk kunnen zijn in een situatie waarin een ongeautoriseerd luchtvaartuig geen gevolg geeft aan waarschuwingsschoten of flares of andere middelen om een koerswijziging of landing af te dwingen. De Minister van Veiligheid en Justitie maakt bij zijn afweging of hij opdrachten tot inzet verstrekt, en zo ja welke, gebruik van de informatie die de MC voortdurend verstrekt en van overige beschikbare, relevante informatie. De in bijstand gestelde middelen beschikken over een specifieke geweldsinstructie voor het gebruik van geweld tegen een luchtvaartuig in verband met deze regeling. Het geven van gericht vuur geldt daarbij als ultimum remedium. Deze geweldsinstructie is om operationele redenen gerubriceerd.

Artikel 5

De inzet op grond van deze regeling wordt gezamenlijk geëvalueerd. Hiertoe wordt door beide ministers een gerubriceerd verslag gemaakt.

Naar boven