ARTIKEL I
Het Ontslagbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:1 vervalt onderdeel d en wordt de puntkomma achter onderdeel c vervangen
door een punt.
B
In artikel 2:3, eerste en tweede lid, wordt ‘Arbeidsinspectie’ vervangen door: Inspectie
SZW.
D
In artikel 4:1, eerste lid, tweede zin, wordt ‘artikel 3, vierde lid van de Wet melding
collectief ontslag’ vervangen door: artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief
ontslag.
E
Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘55 jaar en ouder’ vervangen door: 55 jaar tot de in artikel
7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde
lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
-
2. Indien in de desbetreffende categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging
werknemers werkzaam zijn die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet
bedoelde leeftijd hebben bereikt, worden deze werknemers, alvorens het eerste lid
wordt toegepast, het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht. Van deze werknemers
worden vervolgens de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag
in aanmerking gebracht.
3. In het derde lid (nieuw) wordt na ‘eerste’ ingevoegd: en tweede.
4. In het vijfde en zesde lid (nieuw) wordt ‘eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste
en derde lid.
5. Na het zesde lid (nieuw) wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:
F
Aan artikel 4:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
G
In de eerste en tweede zin van bijlage A wordt ‘artikel 4:2, eerste lid’ vervangen
door: artikel 4:2, eerste en tweede lid.
H
Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘artikel 4:2, eerste lid’ wordt telkens vervangen door: artikel 4:2,
eerste en tweede lid.
2. In de laatste zin wordt ‘artikel 4:2, derde, vierde en vijfde lid’ vervangen door:
artikel 4:2, vierde, vijfde en zesde lid.
ARTIKEL II
Een voor de inwerkingtreding van deze regeling ingediend verzoek tot opzegging van
de arbeidsverhouding wegens bedrijfseconomische redenen wordt op de voet van de artikelen
4:2 en 4:4 van het Ontslagbesluit, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze
regeling, afgehandeld.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang 1 april 2014.
TOELICHTING
Bij een ontslag om bedrijfseconomisch redenen kan het als gevolg van de toepassing
van het zogenoemde afspiegelingsbeginsel nu zo zijn dat bijvoorbeeld een 55-jarige
werknemer moet worden ontslagen en een 72-jarige werknemer, die dezelfde werkzaamheden
verricht, in dienst kan blijven (voorbeeld uit de praktijk). Dit is een ongewenst
en onbedoeld effect van de regelgeving dat met de onderhavige aanpassing van het Ontslagbesluit
ongedaan wordt gemaakt. Op grond van deze wijziging worden AOW-gerechtigde werknemers
in geval van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen het eerst voor ontslag in
aanmerking gebracht. Hiermee wordt voorkomen dat een werknemer die voor zijn inkomen
aangewezen is op het verrichten van arbeid plaats moet maken voor een AOW-gerechtigde
werknemer voor wie dat niet het geval is. Het in deze regeling gemaakte onderscheid
naar leeftijd wordt hiermee objectief gerechtvaardigd.
Artikel I
Onderdelen A tot en met D
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de onderdelen A tot en met D een aantal
technische verbeteringen aan te brengen. Artikel 1:1, onderdeel d, en artikel 2:3,
eerste en tweede lid, bevatten nog verwijzigen naar de Arbeidsinspectie die inmiddels
is opgegaan in de Inspectie SZW. De definitie in artikel 1:1 is geschrapt en artikel
2:3 heeft nu betrekking op de Inspectie SZW (onderdelen A en B).
Artikel 2:4 komt te vervallen (onderdeel C). Dit artikel verwijst naar artikel 5:2,
tweede lid. Artikel 5:2, tweede lid, is echter met ingang van 1 januari 2009 vervallen
(artikel V, onderdeel G, van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 23 december 2008,
nr. UB/S/2008/34777, tot wijziging van de Regeling SUWI en enkele andere regelingen
in verband met de evaluatie van de Wet SUWI en deregulering (Stcrt. 2008, 253). Daarmee is artikel 2:4 overbodig geworden.
Op grond van artikel I, onderdeel B, van de wet van 17 november 2011, houdende wijziging
van de Wet melding collectief ontslag in verband met de uitbreiding van de reikwijdte
en ter bevordering van de naleving van deze wet (Stb. 597), is het vierde lid van artikel 3 van de Wet melding collectief ontslag vernummerd
tot derde lid. De verwijzing in artikel 4:1 van het Ontslagbesluit is nog niet aan
de nieuwe nummering aangepast. Dat gebeurt nu in onderdeel D.
Onderdelen E tot en met H
In dit onderdeel wordt de regeling die geldt voor bedrijfseconomisch ontslag (artikel
4:2) op een aantal punten aangepast. Onder 1 wordt een bovengrens gesteld aan de leeftijdsgroep
van 55 jaar en ouder, namelijk de AOW-gerechtigde leeftijd. Bij de toepassing van
het afspiegelingsbeginsel worden de werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben
bereikt, dan ook niet meer in beschouwing genomen. AOW-gerechtigde werknemers worden
aangeduid als ‘werknemers die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet
bedoelde leeftijd hebben bereikt’. In artikel 7, onderdeel a, AOW wordt verwezen naar
artikel 7a AOW, waarin de leeftijden worden aangegeven waarop recht op AOW ontstaat.
Aldus is duidelijk welke AOW-gerechtigde leeftijd voor een individuele werknemer geldt.
Onder 2 wordt een nieuw tweede lid ingevoegd. Op grond hiervan worden de AOW-gerechtigde
werknemers binnen een categorie uitwisselbare functies het eerst voor ontslag in aanmerking
gebracht, alvorens de in het eerste lid genoemde leeftijdsgroepen in aanmerking komen.
De tweede zin van artikel 4:2, tweede lid, ziet op de situatie dat er minder arbeidsplaatsen
vervallen dan er AOW-gerechtigde werknemers zijn: in dat geval geldt voor deze groep
werknemers het anciënniteitsbeginsel.
Onder 3 wordt in de eerste plaats geregeld dat in het derde lid (nieuw) behalve naar
het eerste lid, nu ook wordt verwezen naar het nieuwe tweede lid van artikel 4:2.
In samenhang met de aanpassingen in bijlage A (zie artikel I, onderdeel G) leidt dit
er voor de schoonmaaksector toe dat ook bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel
overeenkomstig deze bijlage (op grond waarvan in de schoonmaaksector niet wordt uitgegaan
van de bedrijfsvestiging maar van de ploegen binnen de bedrijfsvestiging) de AOW-gerechtigde
werknemers het eerst voor ontslag in aanmerking worden gebracht, alvorens de in het
eerste lid omschreven leeftijdgroepen in aanmerking komen. In samenhang met de wijzigingen
van bijlage B (zie artikel I, onderdeel H) betekent dit voor de uitzendsector dat
bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel overeenkomstig die bijlage (op grond
waarvan in de uitzendsector niet wordt uitgegaan van de bedrijfsvestiging maar van
bepaalde inleenopdrachten), de AOW-gerechtigde werknemers het eerst voor ontslag in
aanmerking worden gebracht, alvorens de in het eerste lid omschreven leeftijdgroepen
in aanmerking komen.
Onder 4 worden het vijfde en zesde lid (nieuw) aangepast aan de nieuwe nummering van
de leden. Voorts wordt onder 5 aan artikel 4:2 een nieuw zevende lid toegevoegd op
grond waarvan het vierde tot en met zesde lid (nieuw) niet van toepassing zijn op
werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.
Tenslotte wordt aan artikel 4:4 (zie artikel I, onderdeel F) een lid toegevoegd op
grond waarvan toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding van een arbeidsgehandicapte
werknemer slechts kan worden verleend indien de werkgever redelijkerwijs niet de mogelijkheid
heeft om de werknemer te herplaatsen, niet geldt indien hij de AOW-gerechtigde leeftijd
heeft bereikt.
Artikel II
In dit artikel is een overgangsbepaling opgenomen voor verzoeken om toestemming tot
opzegging van de arbeidsovereenkomst, gedaan vóór de inwerkingtreding van deze regeling.
Deze worden volgens de oude regels afgehandeld.
Artikel III
De wijziging van het Ontslagbesluit treedt in werking met ingang van 1 april 2014.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.