Besluit van de Minister van Economische Zaken van 18 december 2014, nr. WJZ/14208260, houdende instelling van de Commissie van Toezicht Centrum voor Veilig Wonen (Instellingsbesluit Commissie van Toezicht Centrum voor Veilig Wonen)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. commissie:

de commissie bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

  • 1. Er is een Commissie van Toezicht Centrum voor Veilig Wonen.

  • 2. De commissie heeft tot taak onderzoek te doen en te rapporteren aan de minister over de wijze waarop het Centrum voor Veilig Wonen de aan hem door de Nederlandse Aardolie Maatschappij toegewezen taken uitvoert, waarbij eveneens aandacht wordt besteed aan de relatie tussen het Centrum voor Veilig Wonen en de Nederlandse Aardolie Maatschappij.

Artikel 3

  • 1. De commissie brengt ieder jaar twee keer per jaar verslag uit aan de minister.

  • 2. Uiterlijk 15 januari zendt de commissie een verslag waarin zij:

    • a. verslag doet van het functioneren van het Centrum voor Veilig Wonen in het voorafgaande kalenderjaar;

    • b. een beoordeling geeft over de mate van uitvoerbaarheid van het werkplan en, op basis daarvan, van de uitvoerbaarheid van de taken van het Centrum voor Veilig Wonen voor aankomend kalenderjaar.

  • 3. Uiterlijk 1 juli zendt de commissie een verslag met voorlopige bevindingen op de uitvoering van het werkplan in het lopende kalenderjaar.

Artikel 4

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste drie andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd voor een termijn van drie jaar en kunnen worden herbenoemd. De voorzitter en de andere leden kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

Artikel 5

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 2. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 4. De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 5. De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert.

Artikel 6

Met ingang van 1 januari 2015 worden voor een periode van drie jaar tot lid van de commissie benoemd:

  • a. de heer drs. H.B. Eenhoorn te Wassenaar, tevens voorzitter;

  • b. de heer ir. R.W. Bleker te Culemborg;

  • c. de heer ing. M. Verwoert te Hedel.

Artikel 7

  • 1. Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,078.

  • 2. Aan de andere leden van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17, trede 10 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,078.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie van Toezicht Centrum voor Veilig Wonen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 18 december 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

In het plenair debat in de Tweede Kamer op 9 oktober 2014, heeft de Minister van Economische Zaken (hierna: minister) aangekondigd dat er onafhankelijk toezicht zal worden ingesteld op het door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) opgerichte Centrum voor Veilig Wonen (hierna: CVW). De Tweede Kamer ondersteunt dit standpunt van de minister en heeft een motie op dit punt aangenomen (Kamerstukken II 2014/15, 33 529, nr. 71). Door middel van dit besluit wordt met ingang van 1 januari 2015 de Commissie van Toezicht Centrum voor Veilig Wonen (hierna: commissie) ingesteld. Deze commissie is een onafhankelijke commissie die toeziet op het functioneren van het CVW en daarover rapporteert aan de minister.

De NAM en het CVW in oprichting hebben op 15 oktober 2014 een overeenkomst getekend voor het herstellen van schade als gevolg van aardbevingen, het preventief bouwkundig versterken en verduurzamen van woningen in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen. Per 1 januari 2015 wordt de schadeafhandeling door het NAM overgedragen aan het CVW. Gedurende het jaar 2015 worden de overige werkzaamheden door de NAM overgedragen aan het CVW.

Het doel van de door de minister ingestelde commissie is om een zorgvuldige en adequate afhandeling van de aan het CVW toegewezen taken te borgen. Het zorgvuldig en adequaat afhandelen van schade, preventief versterken van huizen en gebouwen en het investeren in de leefbaarheid in de regio via onder andere waardevermeerdering van huizen is zeer belangrijk voor het welbevinden van de lokale bevolking, draagvlak voor gaswinning en voor het herstel van het vertrouwen. Het in het leven roepen van een onafhankelijke commissie op het CVW door de minister draagt hieraan bij.

De minister zal twee keer per jaar door de commissie worden geïnformeerd door middel van een rapportage. De rapportages van de commissie worden door de minister voorzien van een appreciatie en aan de Tweede Kamer toegezonden.

De commissie bepaalt haar eigen werkwijze en stelt daarvoor een protocol op. Om ervoor te zorgen dat de commissie over de benodigde informatie beschikt om haar taken uit te kunnen voeren, legt de minister afspraken met de NAM, als zijnde opdrachtgever van het CVW, vast over de informatievoorzienig door het CVW aan de commissie.

De voorzitter en de andere leden van de commissie worden in het instellingsbesluit benoemd voor drie jaar en kunnen worden herbenoemd voor drie jaar.

De vergoeding voor de leden van de commissie is in overeenstemming met de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit. Gezien de aard van de werkzaamheden is gekozen voor een vaste vergoeding per maand. De commissie blijft naar verwachting ingesteld voor de duur van de overeenkomst tussen NAM en het CVW, waarmee de verwachte einddatum uiterlijk 1 januari 2024 is.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven