Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 december 2014, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van bedragen en percentages voor het jaar 2015 en voor het aanbrengen van enkele correcties

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 18g, vierde lid, 42, tweede en derde lid, 43, derde lid, 45, derde en vierde lid, en 50, derde lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgverzekering als volgt wordt gewijzigd:

A

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2014’ vervangen door '2015' en ‘€ 51.414,00’ vervangen door: € 51.976,00.

2. Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, wordt voor het jaar 2015 vastgesteld op:

    Loontijdvak

    Maximum bijdrage-inkomen

    Dag

    € 199,90

    Week

    € 999,53

    Vier weken

    € 3.998,15

    Maand

    € 4.331,33

    Kwartaal

    € 12.994,00

    Jaar

    € 51.976,00

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, voor werknemers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 vastgesteld op:

    Loontijdvak

    Maximum bijdrage-inkomen

    Dag

    € 227,83

    Week

    € 1.139,20

    Vier weken

    € 4.556,84

    Maand

    € 4.936,58

    Kwartaal

    € 14.809,75

  • 4. In afwijking van het tweede lid wordt het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, voor werknemers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 vastgesteld op:

    Loontijdvak

    Maximum bijdrage-inkomen

    Dag

    € 212,13

    Week

    € 1.060,72

    Vier weken

    € 4.242,93

    Maand

    € 4.596,51

    Kwartaal

    € 13.789,55

B

In artikel 5.3 wordt ‘2014’ vervangen door: 2015.

C

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vierde lid wordt ‘7,50’ telkens vervangen door: 6,95.

2. In het tweede en vijfde lid wordt ‘5,40’ telkens vervangen door: 4,85.

3. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. over bijdrage-inkomen voortvloeiende uit werkzaamheden van een verzekeringsplichtige aan boord van een zeeschip in de zin van het Burgerlijk Wetboek, mits de werkgever of de scheepsbeheerder, bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet zeevarenden, het risico als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Zorgverzekeringswet, op grond van een verdragsrechtelijke bepaling of een bepaling die daarop stoelt, in belangrijke mate voor zijn rekening neemt zolang deze verzekeringsplichtige niet is teruggekeerd of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft;.

D

Artikel 5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt '2014' vervangen door: 2015.

2. In onderdeel c vervalt ‘, verminderd met het geraamde totaalbedrag dat het CAK op grond van artikel 118a van de Zorgverzekeringswet zal uitkeren’.

E

Aan artikel 5.13, eerste lid, wordt na onderdeel b de volgende volzin toegevoegd:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een verzoek van de verzekeringsplichtige die voldoet aan de in die volzin genoemde voorwaarden, mits het verzoek is ingediend na 30 mei doch voor 1 december van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft.

F

In artikel 6.5.3a wordt ‘2014’ vervangen door: 2015.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, derde lid, werkt terug tot en met 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt de Regeling zorgverzekering op de volgende punten gewijzigd:

  • aanpassing van het maximum bijdrage-inkomen (op jaarbasis en voor de diverse loontijdvakken);

  • aanpassing van de percentages inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) overeenkomstig de begroting (Financieel Beeld Zorg) 2015;

  • reparatie van een omissie door het nihil-percentage van toepassing te laten zijn op alle verzekeringsplichtigen aan boord van een zeeschip, en niet enkel op degenen die op basis van een zee-arbeidsovereenkomst, de uitzendovereenkomst daaronder begrepen, werkzaam zijn;

  • vaststelling van een termijn voor indiening van een verzoek tot een voorschot, vooruitlopend op een teruggaaf van de op het loon ingehouden bijdrage;

  • vaststelling van het percentage van de geïnde bestuursrechtelijke premie dat over het jaar 2015 in 's Rijks kas wordt gestort.

Artikel I, onderdelen A, B en C, eerste en tweede lid

Het bijdrage-inkomen, bedoeld in artikel 42 van de Zvw, dat voor heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ten hoogste in aanmerking wordt genomen, bedraagt voor het jaar 2015 € 51.976,00 (artikel I, onderdeel A, eerste lid). Dit bedrag is gelijk aan het bij en krachtens artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) voor het jaar 2015 geregelde maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen. Artikel I, onderdeel A, tweede lid, regelt het maximaal in aanmerking te nemen loon per loontijdvak.

Het percentage aan inkomensafhankelijke bijdrage dat inhoudingsplichtigen ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Zvw over het loon van hun werknemers verschuldigd zijn (verder het hoge percentage genoemd), daalt van 7,50 in 2014 naar 6,95 in 2015. Het percentage aan inkomensafhankelijke bijdrage dat verzekeringsplichtigen ingevolge artikel 45, tweede lid, van de Zvw over hun bijdrage-inkomen verschuldigd zijn (verder het lage percentage genoemd) daalt van 5,40 naar 4,85.

In het hiernavolgende wordt aangegeven waarom het percentage van de inkomensafhankelijke bijdrage is gedaald.

De belangrijkste oorzaak voor de daling is dat verzekeraars in 2014 naar schatting € 1,4 miljard minder aan zorguitgaven hoefden te dekken dan geraamd in de begroting 2014. Aangenomen wordt dat de verzekeraars deze meevaller ten tijde van hun premiestelling al voorzagen en om die reden hun nominale premie lager hebben vastgesteld dan begroot. De opslagpremie 2014 kon hierdoor circa € 105 lager vastgesteld worden dan geraamd. Deze meevaller in de uitgaven is structureel verwerkt door onder meer de inkomensafhankelijke bijdrage lager vast te stellen (0,2 procentpunt).

Een andere reden is gelegen in de regels ten aanzien van de 50/50-verdeling. De nominale premie 2014 is € 1,7 miljard lager vastgesteld dan geraamd in de begroting 2014. Daarnaast blijkt uit ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) dat de inkomensafhankelijke bijdrage in 2014 meer opbrengt dan geraamd in de begroting 2014. De inkomensafhankelijke bijdrage levert daarom in 2014 naar schatting € 2,1 miljard meer op dan de nominale inkomsten. Verder blijkt uit voorlopige realisaties van het Zorginstituut Nederland en cijfers van het CPB dat de nominale premie in de jaren voor 2014 te hoog en de inkomensafhankelijke bijdrage in eerdere jaren juist te laag was ingeschat in de begroting 2014. De inkomensafhankelijke premie komt daardoor over de jaren 2006 tot en met 2014 € 3,3 miljard hoger uit dan de nominale inkomsten. Aangezien de verdeling 50/50 hoort te zijn, dient dit te worden gecorrigeerd. Daarom wordt de inkomensafhankelijke bijdrage de komende vier jaar € 0,8 miljard lager vastgesteld dan de nominale inkomsten (daling van 0,15 procentpunt).

Daarnaast spelen de overhevelingen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekomsten naar de Zvw en van de Zvw naar gemeenten een rol. Deze leiden per saldo tot € 2,4 miljard hogere Zvw-uitgaven. Daarvan wordt in 2015 € 1,8 miljard gedekt via de tijdelijke rijksbijdrage voor de herziening van de langdurige zorg. De resterende € 0,6 miljard leidt tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,1 procentpunt.

De zorguitgaven van zorgverzekeraars kennen gecorrigeerd voor overhevelingen van 2014 op 2015 een groei van € 1,0 miljard. De uitgavenstijging is zo beperkt dat het percentage voor de inkomensafhankelijke bijdrage, mede vanwege de stijging van de grondslag waarover deze wordt geheven, kan dalen met 0,1 procentpunt.

Daarbij komt dat de daling van het beoogde exploitatiesaldo in het Zorgverzekeringsfonds van € 0 miljard in 2014 in de begroting 2014 naar - € 0,5 miljard in 2015 in de begroting 2015 leidt tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage van 0,1 procentpunt.

Ook de daling in de reserveopbouw door zorgverzekeraars met € 1,1 miljard leidt tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa 0,15 procentpunt.

Een laatste verklaring is gelegen in de rechtstreekse uitgaven van het Zorgverzekeringsfonds. Deze laten in 2015 een stijging zien van € 0,2 miljard. Hierdoor stijgt in de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,05 procentpunt.

Artikel I, onderdeel C, derde lid, en Artikel II

In artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, van de Regeling zorgverzekering is geregeld dat over bijdrage-inkomen van verzekeringsplichtigen die op basis van een zee-arbeidsovereenkomst, de uitzendovereenkomst daaronder begrepen, werkzaam zijn aan boord van een zeeschip, geen inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is (nihiltarief) indien de werkgever of scheepseigenaar op grond van een verdragsverplichting of een bepaling die daarop stoelt de kosten van geneeskundige zorg betaalt waaraan zijn medewerkers buitengaats (en in landen waar zij niet thuishoren) behoefte hebben. Dit artikel is eind 2013 nog gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van het ILO Martiem Arbeidsverdrag, waarmee de uitzendovereenkomst met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008 onder het begrip zee-arbeidsovereenkomst werd gebracht. Hiermee kwamen uitzendkrachten ook onder het nihilpercentage te vallen.

Inmiddels is er ook een ‘Work in fishing Convention, 2007 (C 188)’ (ILO Visserijverdrag) opgesteld, waarvan de ratificatie en de implementatie in voorbereiding is. De sociale partners hebben bij de consultatie over dit verdrag (brief van 8 oktober 2014) aangegeven dat voornoemde wijziging tot gevolg heeft gehad dat de zeevarenden (waaronder ook vissers) die op basis van een maatschapsovereenkomst werkzaam zijn op een Nederlands schip, niet meer onder het nihilpercentage vallen (een maatschapsovereenkomst is geen zee-arbeidsovereenkomst), terwijl de scheepsbeheerder wel financieel verantwoordelijk is voor de kosten van zorg gedurende de reis en in vreemde havens ingevolge artikel 734a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit is een onwenselijke situatie die dient te worden gerepareerd. Omdat aan de wijziging in 2013 van de Regeling zorgverzekering terugwerkende kracht was verleend tot en met 2008, werkt deze correctie eveneens terug tot en met 2008. Overigens heeft de wijziging in 2013 er niet toe geleid dat de Belastingdienst maatschapsvissers alsnog vanaf 2008 premies heeft opgelegd, zodat de terugwerkende kracht van deze wijziging geen praktische gevolgen heeft.

Wijziging van de Regeling zorgverzekering is eveneens wenselijk in het licht van de voorbereidingen op de implementatie van het ILO-Visserijverdrag. Dit verdrag schrijft voor dat de verdragsluitende partijen maatregelen nemen om te voorzien dat vissers (dat wil zeggen zeevarenden in de zeevisserij), overeenkomstig nationaal recht, aanspraak hebben op kosteloze medische zorg gedurende de reis en het verblijf in vreemde havens. Ingevolge dat verdrag is ook hier de scheepsbeheerder aansprakelijk voor de kosten van medische zorg die buitengaats en in vreemde havens worden gemaakt. Nu het verdrag van toepassing is op alle vissers, ongeacht de overeenkomst op basis waarvan ze arbeid verrichten op een vissersschip dat de Nederlandse vlag voert, dient het toepassingsbereik van artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, te worden uitgebreid. Ten aanzien hiervan hebben de sociale partners in hun consultatie opgemerkt dat dit recht ook al gold voordat artikel 734a van Boek 7 BW in 2013 werd ingevoerd, namelijk op grond van het voormalige artikel 415, vijfde lid, van het Wetboek van Koophandel (WvK).

Het nieuwe artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, van de Regeling zorgverzekering regelt derhalve dat het nihilpecentage van toepassing is op verzekeringsplichtigen aan boord van een zeeschip in de zin van boek 8, van het Burgerlijk wetboek, indien de werkgever of de scheepsbeheerder de kosten voor medische zorg in belangrijke mate voor zijn rekening neemt zolang deze verzekeringsplichtige niet is teruggekeerd of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.

Artikel I, onderdeel D

In verband met de afschaffing van de Compensatie eigen risico komt artikel 5.5, onderdeel c, van de Regeling zorgverzekering deels te vervallen.

Artikel I, onderdeel E

Op 1 januari 2013 is artikel 5.13 van de Regeling zorgverzekering aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip. Het eerste lid van dat artikel, dat betrekking heeft op de voorwaarden die gelden voor het verlenen van een voorschot op de teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet door de inspecteur, is bij die gelegenheid ook aangepast. Daarbij is abusievelijk een volzin weggevallen met betrekking tot het tijstip waarop de verzekeringsplichtige om een voorschot kan verzoeken bij de inspecteur. Met de voorgestelde wijziging van artikel 5.13, eerste lid, wordt deze omissie thans weer hersteld.

Artikel I, onderdeel F

Een deel van de van wanbetalers geïnde bestuursrechtelijke premie wordt gebruikt voor de financiering van de innings- en uitvoeringskosten. Aangezien deze kosten voor rekening van ’s Rijks kas komen, terwijl zonder nadere maatregelen de geïnde bestuursrechtelijke premie in het Zorgverzekeringsfonds terecht zou komen, is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald welk deel van de geïnde premie (ter financiering van bovenbedoelde kosten) door het Zorginstituut Nederland in ’s Rijks kas wordt gestort. De rest komt alsnog toe aan het Zorgverzekeringfonds (zie artikel 39, tweede lid, onderdeel g, Zvw).

Voor het jaar 2015 wordt het gedeelte gesteld op 30/130, dat wil zeggen op 23%, van het totaal van de bestuursrechtelijke premie die in het respectievelijke kalenderjaar daadwerkelijk is ontvangen. Dit is hetzelfde percentage als voor het jaar 2014.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven